ECLI:NL:RBLIM:2025:6473

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
03.350140.24
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal met geweld en bedreiging met geweld, afpersing, eendaadse samenloop

Op 4 juli 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van diefstal met geweld en bedreiging met geweld, alsook afpersing. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 7 augustus 2024, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte een marktkoopman beroofde van een tas met inhoud en een geldbedrag van € 5.600,-. De verdachte had het plan bedacht en informatie ingewonnen over het slachtoffer, terwijl de medeverdachte de daadwerkelijke overval uitvoerde. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, wat leidde tot de bewezenverklaring van beide feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 300 dagen, waarvan 129 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank overwoog dat de verdachte geen respect had getoond voor de lichamelijke integriteit en eigendommen van anderen, en dat het voor het slachtoffer een traumatische ervaring was geweest. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn spijt en de impact van de detentie op zijn leven.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.350140.24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. E.M.A. Baetsen, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 juni 2025. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte] met het parketnummer 03.345378.24.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1samen met een ander of anderen een tas met inhoud en/of een geldbedrag heeft gestolen van [slachtoffer] door middel van geweld en/of bedreiging met geweld
(primair)dan wel dat hij medeplichtig is geweest aan de voornoemde diefstal
(subsidiair);
Feit 2:samen met een ander of anderen [slachtoffer] heeft afgeperst
(primair)dan wel dat hij medeplichtig is geweest aan de voornoemde afpersing
(subsidiair).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht ten aanzien van feit 1
primairwettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met [medeverdachte] een tas met inhoud van [slachtoffer] heeft gestolen en dat daarbij geweld is gebruikt. Ten aanzien van feit 2
primairacht hij wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer] door de verdachte en [medeverdachte] is gedwongen tot afgifte van € 5.600,- onder bedreiging met een mes. De officier van justitie baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer] die hij geloofwaardig acht, de chatgesprekken tussen [naam 4] en [verdachte] en het telefonische contact tussen [verdachte] en [naam stiefdochter] rondom het voorval.
De verdachte is niet bij de overval zelf aanwezig geweest, maar toch is er sprake van medeplegen van feit 1 en feit 2 volgens de officier van justitie. De verdachte heeft immers het plan bedacht, informatie ingewonnen en is meegegaan met [medeverdachte] toen hij het plan uitvoerde. Er was aldus sprake van een nauwe en bewuste samenwerking.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft allereerst bepleit dat het opzet ontbreekt ten aanzien van beide feiten, omdat de afspraak met [medeverdachte] was om op onderzoek uit te gaan en mogelijk op een ander moment in te breken.
Voorts is aangevoerd:
dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, partieel, van de geweldscomponent van feit 1 en in zijn geheel van feit 2. De aangifte en verklaringen van [slachtoffer] zijn op essentiële punten inconsistent en tegenstrijdig, zodat deze niet gebezigd kunnen worden als bewijs. Er is zodoende onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de geweldscomponent van de diefstal en voor de afpersing in zijn geheel. Subsidiair is gesteld dat de overtuiging ontbreekt dat de verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd.
dat de verdachte van feit 1 en feit 2
primairmoet worden vrijgesproken omdat er geen sprake is van medeplegen. Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking en van dubbelopzet.
dat de verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 en feit 2
subsidiairomdat de verdachte geen wetenschap had van wat er gebeurde tussen [medeverdachte] en [slachtoffer] . De opzet op medeplichtigheid ontbreekt zodoende.
dat de verdachte van feit 1 en feit 2 dient te worden vrijgesproken omdat het oogmerk om zich een tas en/of geldbedrag wederrechtelijk toe te eigenen dan wel het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen ontbreekt.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hieronder weergegeven bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
T.a.v. feit 1 en feit 2:
1. proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] d.d. 7 augustus 2024 (p. 32 en 33), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
Ik doe aangifte van beroving. Op woensdag 7 augustus 2024, omstreeks 06.10 uur, kwam ik met mijn personenauto aan op de parkeerplaats gelegen aan de Gerbergaweg te Herten. Ik parkeerde mijn personenauto daar. Ik was onderweg om mijn vrachtwagen op te halen, die ook geparkeerd stond op bovengenoemde parkeerplaats. Ik ben marktkoopman en wilde met deze vrachtwagen richting een markt rijden. De vrachtwagen staat sinds 2 weken dagelijks geparkeerd op deze parkeerplaats. Ik ga 3 dagen per week in de ochtend naar de markt met deze vrachtwagen. Dit is op woensdag vaak hetzelfde tijdstip.
Op het moment dat ik mijn personenauto uitstapte, die een afstandje van mijn
vrachtwagen af geparkeerd stond, zag ik dat er een persoon op de grond lag achter
mijn vrachtwagen. Ik zag namelijk een persoon met beide handen op de grond liggen die
zich middels beide handen omhoog drukte. Ik schonk er niet veel aandacht aan omdat ik
dacht dat de persoon aan het sporten was en zichzelf aan het opdrukken was aan de
achterzijde van mijn vrachtwagen. Ik zag dat de persoon op stond en in mijn richting
kwam lopen. Ik liep in de richting van de vrachtwagen en de man benaderde mij al
voordat ik bij de vrachtwagen in de buurt kwam. Hij stond op een gegeven moment voor
mij. Op dat moment zag ik dat hij in zijn rechterhand een mes vast had. Dit betrof
geen groot vleesmes, maar was kleiner. […] De man zette het mes tegen mijn linkerzij. Ik
voelde het mes tegen mijn kleding aan in mijn zij. Ik schrok hier enorm van.
Ik hoorde dat de man, terwijl hij het mes tegen mijn zij drukte, tegen mij riep: “Je
geld, geef mij jouw geld”, of woorden van gelijke strekking. Omdat de man een mes in tegen mijn zij had, heb ik geld uit mijn broekzak gehaald. Dit betrof cashgeld wat ik meenam richting de markt. Dit betrof een bedrag van € 5.600,-.
Ik had in mijn rechterhand ook een zwarte katoenen draagtas vast. Deze tas heeft hij
uit mijn handen getrokken. […] Op het moment dat hij mijn geld had en de tas uit mijn handen trok rende hij weg in de richting van de Oude Montforterstraat in Herten. Onderweg, viel er uit de katoenen tas een klein tasje waarin mijn pinautomaat en mijn aansteker zat. […] In de tas zaten papieren voor de markt en marktkraam en papieren over mijn personeel, die ik
verplicht ben bij mij te hebben als ik op de markt sta. Verder zaten er nog een aansteker en zakdoekjes in.
De man droeg een mondkapje op zijn mond/neus.
2. Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 7 augustus 2024 (p. 36 en 37), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
Het mes dat hij gebruikte, was denk ik een bushcraftmes, zo'n mes dat je moet uitklappen. Het mes was niet groot, het mes was uitgeklapt en ongeveer 15 centimeter lang.
[…] Met beide handen greep hij mijn jas vast aan de rits ter hoogte van mijn borst.
3. Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 6 oktober 2024 (p. 97 en 98), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
's Morgens ben ik met de hond gaan wandelen. Dat is normaal iets na 6 uur. Het rare was dat er een rode Aygo door de straat kwam rijden en die reed hard vond ik. Er zaten twee mannen in. Eén van de mannen had zeker een baard. De andere weet ik niet zeker. Ze kwamen de Tuinstraat op gereden en vanuit daar reden ze de Gerbergaweg op. […] Vervolgens liep ik op de Gerbergaweg, langs het sportpark af, bij de bewuste parkeerplaats. Ik zag daar toen zo’n klein vrachtwagentje staan. […] Toen ik voorbij de struiken was, zag ik de oude man die met dat vrachtwagentje reed. Hij zei tegen mij dat hij was beroofd.
4. Proces-verbaal van binnentreden in woning d.d. 12 november 2024 (p. 227 en 228), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
Op dinsdag, 12 november 2024, trad ik, verbalisant, binnen in de woning [adres 1] te [woonplaats] , bewoond door [medeverdachte] .
In de woning werd in beslag genomen:
- een klapmes.
5. Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever d.d. 30 november 2024 (p. 65 en 66), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
V: Ik toon nu een mes aan jou. Kun je over dit mes iets zeggen in relatie met het mes dat de dader gebruikte?
A: Ik zie dat dit mes niet groot is en uitklapbaar is. Het lijkt erop. Ik denk dat dit mes het bewuste mes kan zijn maar weet het niet 100% zeker.
Opmerking verbalisant: het getoonde mes is het mes dat inbeslaggenomen werd op 12 november 2024.
6. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 november 2024 (p. 444 t/m 446), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
Ervan uitgaande dat:
[verdachte] de daadwerkelijke gebruiker is van telefoonnummer [telefoonnummer 1]
[medeverdachte] de daadwerkelijke gebruiker is van telefoonnummer [telefoonnummer 2]
[naam stiefdochter] de daadwerkelijke gebruiker is van telefoonnummer [telefoonnummer 3]
kan het navolgende gesteld worden:
Tijdlijn dinsdag 6 augustus 2024
Opmerking: In de avond en nacht van dinsdag 6 augustus 2024 op woensdag 7 augustus 2024 hebben [naam stiefdochter] en [medeverdachte] allebei opvallende telefonische contacten, waarbij het opvalt dat [verdachte] hierin een centrale rol speelt.
22:51:27 uur [medeverdachte] wordt voor de duur van 224 seconden gebeld door [verdachte] .
[…]
23:06:31 uur [naam stiefdochter] belt voor de duur van 21 seconden naar [verdachte] .
[…]
23:07:29 uur [naam stiefdochter] wordt voor de duur van 3 seconden (verm. belpoging) gebeld door [verdachte] .
23:07:36 uur [naam stiefdochter] voor de duur van 371 seconden gebeld door [verdachte] .
23:14:01 uur [medeverdachte] wordt voor de duur van 275 seconden gebeld door [verdachte] .
Tijdlijn woensdag 7 augustus 2024
00:24:28 uur [medeverdachte] wordt voor de duur van 131 seconden gebeld door [verdachte] .
00:57:36 uur [medeverdachte] belt voor de duur van 49 seconden naar [verdachte] .
01:21:04 uur [medeverdachte] wordt voor de duur van 390 seconden gebeld door [verdachte] .
02:29:32 uur [medeverdachte] belt voor de duur van 197 seconden naar [verdachte] .
02:52:21 uur [medeverdachte] wordt voor de duur van 43 seconden gebeld door [verdachte] .
02:55:32 uur [medeverdachte] belt voor de duur van 186 seconden naar [verdachte] .
Op 7 augustus 2024 zijn er in de namiddag en avond nog diverse belregistraties tussen [medeverdachte] en [verdachte] .
7. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 december 2024 (p. 459 t/m4 63, 466, 467, 475 t/m 477), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
Tussen 14 november 2024 en 1 december 2024, heb ik, verbalisant, een onderzoek ingesteld naar de veiliggestelde data uit 4 inbeslaggenomen GSM' s.
Toestel 1, Iphone 7, laatst gebruikte telefoonnummer + [telefoonnummer 4]
Ik zag dat aan dit toestel 28 useraccounts gekoppeld waren. Aan een aantal van deze accounts was de naam [medeverdachte] of variaties op deze naam gekoppeld. Gezien de accounts en gezien het feit dat het toestel onder [medeverdachte] inbeslaggenomen werd, is het aannemelijk dat [medeverdachte] de gebruiker is van dit toestel.
Toestel 2, Iphone 15, laatst gebruikte telefoonnummer + [telefoonnummer 2]
Ik zag dat er 28 useraccounts aan dit toestel gekoppeld waren Aan een aantal van deze accounts was de naam [medeverdachte] of variaties op deze naam gekoppeld.
Gezien bovenstaande, gezien de overeenkomstige usernamen en accounts met toestel 1 en gezien het feit dat dit toestel onder verdachte [medeverdachte] inbeslaggenomen werd, is het aannemelijk dat [medeverdachte] ook de gebruiker is van dit toestel. De gebruiker van dit toestel zal dan ook nader genoemd worden als [medeverdachte] .
Toestel 3, Samsung SM-A217F, laatst gebruikte telefoonnummer onbekend
Ik zag dat er 31 useraccounts aan dit toestel gekoppeld waren. Ik zag onder anderen namen en usernamen als:
• [e-mailadres 1]
• [e-mailadres 2]
• [naam 1]
• [naam 2]
• [verdachte]
• [verdachte]
Ik zag dat er een facebook account met Facebook ID [ID nummer] aan dit toestel gekoppeld was. Ik zag dat aan dit facebook ID 2 telefoonnummers gekoppeld waren: + [telefoonnummer 1] /
+ [telefoonnummer 5] . Verder zag ik dat de naam [verdachte] en de username [username] aan dit facebook account gekoppeld waren.
Gezien bovenstaande en gezien het feit dat dit toestel onder verdachte [verdachte] inbeslaggenomen werd is het aannemelijk dat [verdachte] de gebruiker is van dit toestel.
De gebruiker van dit toestel zal dan ook nader genoemd worden als [verdachte] .
Toestel 4, Samsung SM-A057G, eerder gebruikte telefoonnummer + [telefoonnummer 1]
Ik zag dat er 11 useraccounts aan dit toestel gekoppeld waren Ik zag dat het Gmail adres
[e-mailadres 2] aan dit toestel gekoppeld was. Verder zag ik een Facebook-account met user ID [ID nummer] . Dit User ID was ook gekoppeld aan een Facebook-account welk als useraccount gekoppeld was aan toestel 3. Verder zag ik geen namen of usernamen met de naam [verdachte] of variaties daarop Gezien het overeenkomstige Gmail adres, het overeenkomstige Facebook ID en het feit dat dit toestel onder [verdachte] inbeslaggenomen werd, is het aannemelijk dat [verdachte] ook de gebruiker is van dit toestel. De gebruiker van dit toestel zal dan ook nader genoemd worden als [verdachte] .
Toestel 5, Iphone 14, laatst gebruikte telefoonnummer + [telefoonnummer 3]
Ik zag dat er 23 user accounts aan het toestel gekoppeld waren. Het merendeel van deze accounts bestonden uit de naam [naam stiefdochter] of een variatie hierop. Ik zag dat onderstaande profielfoto gekoppeld was aan het WhatsApp account.
Gezien bovenstaande, gezien het feit dat het toestel onder verdachte [naam stiefdochter] in beslaggenomen werd en gezien het feit dat [naam stiefdochter] het wachtwoord verstrekt heeft om het toestel te openen is het aannemelijk dat [naam stiefdochter] de gebruikster is van dit onderzochte toestel. De gebruikster van dit toestel zal dan ook nader genoemd worden als [naam stiefdochter] .
Contact
Ik zag dat er veelvuldig contact was tussen [naam stiefdochter] en [verdachte] .
Ik zag zowel in toestel 5(Iphone [naam stiefdochter] ) als in toestel 4 (A05 [verdachte] ) op 7 augustus 2024 om 06.50.56 uur, een WhatsApp videogesprek geregistreerd staan. Het betrof een uitgaand gesprek van [naam stiefdochter] naar [verdachte] . Het gesprek duurde 17 seconden.
Mediabestanden
In toestel 4 (A05 [verdachte] ) zag ik onderstaande schermafbeelding welke te relateren zijn aan de onderzoeksvragen:
Datum telefoon: 6 augustus 2024
Tijd telefoon: 23:13 uur
Een Whatsappbericht van [naam stiefdochter] waarin zij schrijft naar [verdachte] :
van [adres 2] .
[naam 4]
In toestel 4 (A05 [verdachte] ) zag ik een chatgesprek met het contact [naam 4] ,
[telefoonnummer 6] @s.whatsapp.net.
Allereerst heb ik de berichten op 7 augustus 2024 bekeken. Ik zag dat [naam 4] om 12.10.46 uur aan [verdachte] vroeg: “Was t gelukt met die vent?”.
Om na te gaan waar deze vraag betrekking op had en zicht te krijgen op de context van het
gesprek, ben ik het gesprek terug gaan lezen en zag dat het gesprek op 2 augustus 2024 ging over geld wat [naam 4] aan de belasting moest betalen, maar dat [naam 4] ook nog geld van [verdachte] te goed had. Er zijn ook nog andere mensen waarvan [naam 4] en [verdachte] geld te goed hadden. Daar gaat het gesprek over. […] Ze ( [naam 4] en [verdachte] ) willen dit geld bij elkaar gaan verzamelen om dat [naam 4] snel geld nodig heeft.
[verdachte] geeft dan op enig moment aan (op 2 augustus 2024) dat hij “iets heel makkelijks” weet. Het gaat dan over een man in Herten, “Bang mannetje die alleen tegen z'n (bijna ex) vrouw en stiefdochter stoer durft te doen” en “Heeft ten alle tijden tussen de 1000 en 5000 in z'n rechter zak zitten”. “En z'n stiefdochter is [naam stiefdochter] ”, “Hij verkoop dames kleding enzo”, “ [naam stiefdochter] is insider”.
[naam 4] vraagt dan of [naam 5] mee gaat doen. [naam 5] is een naam die voorkomt in de User accounts van de toestellen van verdachte [medeverdachte] en tevens als contact [naam 5] in het toestel (toestel 3 A05 [verdachte] ) van [verdachte] opgeslagen met daaraan gekoppeld [telefoonnummer 7] @s.whatsapp net)
[verdachte] schrijft dan: “Hij kent het idee maar weet inhoudelijk niks, maar misschien kunnen we t hem laten doen wachten wij op de hoek”. […] Verder geeft [verdachte] nog aan: “En [naam stiefdochter] kijkt zondag nacht of het de moeite waard is want hij legt z'n geld altijd in een klapper op z'n kantoor” en “Zij pakt daar al 10 jaar tussen de 50-400 per week uit”.
Als [naam 4] dan op 7 augustus 2024 vraagt of het nog gelukt is met die vent antwoordt [verdachte] :
“Hebben hele nacht gekeen vij die vent maar kwam maar biet naar buiten”. [naam 4] geeft dan aan dat ze naar binnen moeten gaan.
[verdachte] zoekt naar [handelsnaam]
Ik zag in toestel 4 (A05 [verdachte] ) dat er op 7 augustus 2024 omstreeks 05.55 uur 2 keer een pagina op de site [internetsite] bezocht werd, welke betrekking hadden op “Alles over [handelsnaam] Van [adres 2] op [internetsite] ”. Ik zag dat deze registraties van het bezoek aan de sites verwijderd waren.
Ook zag ik dat er op 7 augustus 2024 omstreeks 04.20 uur diverse cookies geregistreerd waren van sites die bezocht waren en in relatie stonden met Splendid.com.
8. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 20 juni 2025, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
Ik stond een eindje verderop te wachten op [medeverdachte] toen hij naar de vrachtwagen ging.
Ik heb tegen [medeverdachte] gezegd dat er een vrachtwagen was en dat we daar mogelijk geld mee konden verdienen.
Ik heb slim geluisterd naar [naam stiefdochter] als zij het over [slachtoffer] had. Zij vertelde mij hoe het ging met het geld van [slachtoffer] .
U houdt me het chatgesprek tussen mij en [naam 4] voor. Het klopt dat ik de informatie van [naam stiefdochter] had. Ik heb het er met [naam 4] over gehad.
[medeverdachte] ging de auto, een Toyota Aygo, uit om te gaan kijken. Ik bleef zitten.
Toen we wegreden, had [medeverdachte] een zwarte tas.
Wij waren al eerder daar. Wij hebben uren rondgelopen. Wij hebben de vrachtwagen zien staan.
9. Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 12 november 2024 (p. 254, 256), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
Mijn telefoonnummer is [telefoonnummer 2] .
Ik heb een Toyota Aygo in de kleur rood.
10. Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 12 november 2024 (p. 270, 271), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
Ik ben de persoon die bij de vrachtwagen zat/lag. […] Ik zag dat er in de tas een kopie van een legitimatiebewijs zat, een beursje met wisselgeld, viagra-pillen en een aansteker ofzo. […] Toen ben ik naar dat paadje gerend naar die auto en ben ik ingestapt en naar huis gegaan. […] [verdachte] was de bestuurder van de rode Toyota Aygo. […] Dat wisselgeld in de tas was € 200,- à € 300,- in totaal.
11. Proces-verbaal van verhoor B. [verdachte] d.d. 9 december 2024 (p. 368 t/m 370, 372 en 373), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
Van [naam stiefdochter] wist ik dat die stiefvader op de markt werkte, maar dat wist ik al langer, 2 of 3 jaar al. Ik wist dat hij niets op de bank deed en alles contant deed. Dat wist ik.
Ik wist van [naam stiefdochter] dat [slachtoffer] op de markt werkt. […] Ik vroeg aan haar wanneer hij veel werkt, waarop zij zei dat hij bijna alle dagen van de week werkt. Ik zou aan haar vragen of hij veel had gewerkt en dan zou ik dat doorgeven.
[medeverdachte] is een van de jongens die ook geld van [naam 4] had geleend en [naam 4] zette daar ook veel druk op bij [medeverdachte] . Ik zit daar tussenin. [medeverdachte] is een vriend van mij en [naam 4] is een vriend van mij. […] Ik heb toen over die vrachtwagen verteld dat hij daar wat kan halen
[medeverdachte] is [naam 5] .
In het tasje zaten foto's van 7 gekopieerde paspoorten […]. Ook zaten er Viagra pillen in het tasje.
Ik heb [naam stiefdochter] vragen gesteld over de vrachtwagen of dat haar stiefvader werken was.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen het volgende vast.
Op 7 augustus 2024 zijn [medeverdachte] en [verdachte] met een rode Toyota Aygo, met grote snelheid, gereden naar de vrachtwagen van [slachtoffer] die geparkeerd stond op de Gerbergaweg te Herten. [medeverdachte] is daar uitgestapt en [verdachte] is in de auto gebleven. Toen [slachtoffer] bij zijn vrachtwagen aankwam, zag hij [medeverdachte] achter zijn vrachtwagen liggen. Voordat [slachtoffer] bij zijn vrachtwagen was, is [medeverdachte] opgestaan en naar [slachtoffer] toegelopen. [medeverdachte] heeft [slachtoffer] met beide handen bij zijn jas gepakt. Vervolgens heeft hij een mes in de zij van [slachtoffer] gezet en gezegd: “Je geld, Geef me jouw geld”. [slachtoffer] heeft daarop het geldbedrag dat hij op zak had, € 5.600,-, gegeven aan [medeverdachte] . [slachtoffer] wilde [medeverdachte] slaan met een tas die hij bij zich droeg, maar [medeverdachte] heeft toen de tas afgepakt en meegenomen. [medeverdachte] is teruggerend naar de auto en met [verdachte] weggereden.
Alternatief scenario
[verdachte] heeft ter terechtzitting aangevoerd dat het plan was om de deur van de vrachtwagen te saboteren, zodat ze op een later moment in de vrachtwagen konden om geld en/of andere voorwerpen uit de vrachtwagen te halen. Het was niet de bedoeling om [slachtoffer] persoonlijk te beroven. [verdachte] wist niet wat [medeverdachte] had gedaan en zou hier pas later achter zijn gekomen.
De rechtbank vindt dit alternatieve scenario ongeloofwaardig. Uit de chatberichten tussen [verdachte] en [naam 4] blijkt duidelijk dat het de bedoeling was [slachtoffer] te beroven, niet zijn vrachtwagen. De gesprekken gaan uitdrukkelijk over [slachtoffer] (“een bang mannetje dat enkel stoer doet naar zijn (ex-)vrouw en stiefdochter” en “ten alle tijden tussen de 1000 en 5000 in z'n rechter zak zitten”) en nergens over de vrachtwagen. Het is verder onaannemelijk dat ze het slot van de vrachtwagen wilden saboteren, want in dat geval zou de aanwezigheid van [slachtoffer] juist ongewenst zijn. Daarnaast wijst de verklaring van [verdachte] ter terechtzitting - dat ze al eerder op die locatie waren en hadden rondgelopen - erop dat ze [slachtoffer] daar aan het opwachten waren, aangezien de vrachtwagen er al die tijd al stond. Naar het oordeel van de rechtbank wijst alles erop dat [slachtoffer] het doelwit was, en niet de vrachtwagen.
Inconsistente verklaring [slachtoffer] ?
Anders dan de verdediging, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de verklaring van [slachtoffer] te twijfelen. Hij heeft immers op de essentiële punten telkens hetzelfde verklaard: Hij is bij zijn vrachtwagen beroofd door een man met een mes die om zijn geld vroeg, hetgeen hij ook meteen heeft verklaard tegen een passant. Hij heeft € 5.600,- afgegeven en zijn katoenen zwarte tas is meegenomen.
Volgens de verdediging heeft [slachtoffer] eerst verklaard dat het mes ‘geen groot vleesmes’ was en vervolgens zou hij gesproken hebben over een ‘kleiner vleesmes’. Dat is evenwel niet correct. Wel heeft [slachtoffer] verklaard dat het een ‘bushcraft mes’ was, maar dat is niet met zijn eerdere woorden ‘geen groot vleesmes’ in tegenspraak, maar een verschil in omschrijving dat zijn kernverhaal in essentie ongemoeid laat. [slachtoffer] heeft weliswaar op verschillende momenten iets anders verklaard over de precieze plek waar [medeverdachte] het mes tegen zijn lichaam zette, maar deze variatie is niet dusdanig inconsistent dat zijn verklaring ongeloofwaardig wordt. Ook hier betreft het een detail dat de kern van zijn verhaal - de aanval en bedreiging met een mes - intact laat. Het ontbreken van zichtbaar letsel in de halsstreek doet hier niets aan af; een bedreiging met een mes laat immers niet altijd fysieke sporen achter.
Door de verdediging is voorts gesteld dat er geen DNA van [medeverdachte] is aangetroffen op de jas van [slachtoffer] . In het forensisch DNA-onderzoek staat dat er een mengprofiel van 2 en 3 donoren is aangetroffen op [slachtoffer] jas - precies daar waar hij werd vastgegrepen - en dat de minder prominente DNA-kenmerken niet direct bruikbaar zijn voor een vergelijking. Dit betekent echter niet dat er géén DNA van [medeverdachte] op de jas zat en dit onderdeel van [slachtoffer] verhaal daarom niet waar kan zijn.
Tot slot hecht de rechtbank geen waarde aan de verklaring van de ex-vrouw van [slachtoffer] , waarin zij zijn onbetrouwbaarheid benoemt. Een dergelijke verklaring van een ex-partner is mogelijk gekleurd door persoonlijke motieven en die algemene beschuldiging is niet relevant voor deze concrete situatie.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] daarom betrouwbaar zijn en te gebruiken als bewijs.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van [verdachte] en [medeverdachte] bij het tenlastegelegde het volgende af.
[verdachte] en [medeverdachte] hebben nauw en bewust met elkaar samengewerkt. [verdachte] heeft het plan bedacht en informatie ingewonnen bij [naam stiefdochter] . Vervolgens heeft hij [medeverdachte] erbij betrokken. [medeverdachte] zou inhoudelijk niks weten maar het wel kunnen uitvoeren. [verdachte] en [medeverdachte] zijn samen naar de plaats delict gereden. Uiteindelijk is [medeverdachte] uit de auto gestapt, waarna hij [slachtoffer] heeft afgeperst en de tas van [slachtoffer] gestolen. Daarna is hij terug naar de auto gerend en samen met [verdachte] weggereden. Samen hebben ze nog de inhoud van de tas bekeken.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en zijn medeverdachte [medeverdachte] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen, en daarmee feit 1 en feit 2 in primaire variant, bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
T.a.v. feit 1 primair:
op 7 augustus 2024 in de gemeente Roermond aan de openbare weg, te weten de Gerbergaweg te Herten, tezamen en in vereniging met een ander, een tas met inhoud die toebehoort aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door die [slachtoffer] vast te pakken bij zijn jas en vervolgens een mes in de zij van die [slachtoffer] te zetten en hierbij te zeggen: "Je geld, geef me jouw geld" althans woorden van gelijke strekking;
T.a.v. feit 2 primair:
op 7 augustus 2024 in de gemeente Roermond, aan de openbare weg, te weten de Gerbergaweg te Herten, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van €5600, dat aan die [slachtoffer] toebehoorde, door die [slachtoffer] vast te pakken bij zijn jas en vervolgens een mes in de zij van die [slachtoffer] te zetten en hierbij te zeggen: "Je geld, geef me jouw geld" althans woorden van gelijke strekking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1 primair en feit 2 primair:
eendaadse samenloop van
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en op de openbare weg (feit 1 primair)
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en op de openbare weg (feit 2 primair)
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Aan de strafeis liggen ten grondslag: de ernst van de feiten, de toepassing van artikel 63 Sr, de richtlijnen van het Openbaar Ministerie en oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna LOVS).
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht – om bij een veroordeling – een gevangenisstraf op te leggen die even lang is als de 171 dagen die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en dan met aftrek van dit voorarrest. Aangevoerd is dat in vergelijkbare zaken aanzienlijk lagere straffen zijn opgelegd dan de tijd die de verdachte heeft vastgezeten. Voort is verzocht er rekening mee te houden dat de verdachte een first offender is, dat de reclassering het recidiverisico inschat als laag, de verdachte een baan heeft en dat de tijd in detentie een grote impact heeft gehad op de verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Op 7 augustus 2024 heeft de verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewelddadige diefstal en afpersing. De verdachte en medeverdachte hadden een plan beraamd om [slachtoffer] , een marktkoopman met een grote hoeveelheid cashgeld op zak, te overvallen bij zijn vrachtwagen. De medeverdachte heeft een tas met inhoud van [slachtoffer] afgepakt en [slachtoffer] bij zijn jas vastgepakt, een mes in zijn zij gezet en gezegd dat hij zijn geld moest afgeven. [slachtoffer] gaf toen € 5.600,- af. De verdachte heeft al die tijd op de medeverdachte gewacht in de vluchtauto.
Door op deze manier te handelen heeft de verdachte laten zien geen enkel respect te hebben voor de lichamelijke integriteit en eigendommen van anderen. Ook heeft de verdachte hiermee ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer. De rechtbank overweegt dat het voor [slachtoffer] een zeer traumatische ervaring moet zijn geweest dat hij op deze wijze bij de vaste parkeerplaats van zijn vrachtwagen is overvallen. Daarbij komt nog dat via zijn (ex)stiefdochter informatie is ingewonnen door de verdachte over de locatie van de vrachtwagen en het geldbedrag dat [slachtoffer] op zak zou hebben. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van geweldsdelicten daarvan nog gedurende lange tijd de (psychisch) nadelige effecten kunnen ondervinden. Daarnaast worden door dergelijke ernstige feiten de algemene gevoelens van onveiligheid in de samenleving vergroot.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 is sprake van eendaadse samenloop, nu de gedragingen een samenhangend feitencomplex opleveren dat zich in dezelfde tijdsperiode en op dezelfde plaats heeft afgespeeld, zodat de verdachte daarvan in wezen één verwijt kan worden gemaakt.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 28 mei 2025, daaruit volgt dat hij op 20 mei 2025 voor overtreding van de Wet aansprakelijkheidsverzekering een strafbeschikking heeft gekregen bestaande uit een geldboete van € 650,-. De rechtbank houdt zodoende rekening met artikel 63 Sr.
De rechtbank heeft verder het reclasseringsrapport van de verdachte gezien van 6 juni 2025, waaruit volgt dat er geen delictpatroon is. Criminogene factoren in relatie tot delictgedrag worden gezien in zijn sociale contacten en mogelijk in een stuk impulsiviteit. Beschermende factoren in relatie tot delictgedrag zijn de steunende contacten met zijn familie
en zijn houding. Hij heeft spijt van zijn daden en zet zich in om niet meer te recidiveren. Volgens de reclassering zijn er geen interventies van de reclassering nodig om recidive te voorkomen. Het risico op recidive, letsel en onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag. Geadviseerd wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Ter terechtzitting heeft de verdachte aangegeven spijt te hebben van het voorval. Tijdens de coronapandemie raakte het leven van de verdachte in een neerwaartse spiraal en nu probeert hij daar weer uit te komen. Hij heeft aangegeven meer zelfinzicht te hebben. Verder heeft hij een nieuwe baan en contact met de kinderen.
De rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de oriëntatiepunten van het LOVS. Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft gepleegd, kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles overziend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 300 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. De rechtbank zal 129 dagen van die straf voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 2 jaren. Dit betekent dat de verdachte niet meer terug naar de gevangenis hoeft tenzij hij in de proeftijd een strafbaar feit pleegt. Omdat de reclassering heeft aangegeven dat toezicht of interventies niet nodig zijn en de rechtbank het daarmee eens is, worden er geen bijzondere voorwaarden geformuleerd.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 55, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.E.G. Peters, voorzitter, mr. N.P.J. van de Pasch en mr. J. van Berchum, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. Klompe, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 04 juli 2025.
Buiten staat
Mr. Van Berchum is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 7 augustus 2024 in de gemeente Roermond
op/aan de openbare weg, te weten de Gerbergaweg te Herten,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een tas (met inhoud) en/of een geldbedrag (van ongeveer €5600), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer] vast te pakken bij zijn jas en/of vervolgens een mes in de zij van die [slachtoffer] te zetten en/of hierbij te zeggen: "Je geld, geef me jouw geld" althans woorden van gelijke strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 7 augustus 2024 in de gemeente Roermond, op/aan de openbare weg, te weten de Gerbergaweg te Herten, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een tas (met inhoud) en/of een geldbedrag (van ongeveer €5600), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die
[slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer] vast te pakken bij zijn jas en/of vervolgens een mes in de zij van die [slachtoffer] te zetten en/of hierbij te zeggen: "Je geld, geef me jouw geld" althans woorden van gelijke strekking
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 7 augustus 2024 in de gemeente Roermond, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door als bestuurder van een auto voornoemde persoon naar de plaats delict te vervoeren en/of (vervolgens) (na het incident) deze persoon met de auto van de plaats delict heeft (weg)gevoerd, althans heeft geholpen te (ont)vluchten;
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 7 augustus 2024 in de gemeente Roermond
op/aan de openbare weg, te weten de Gerbergaweg te Herten,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas (met inhoud) en/of een geldbedrag (van ongeveer €5600), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die
die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n)
door die [slachtoffer] vast te pakken bij zijn jas en/of vervolgens een mes in de
zij van die [slachtoffer] te zetten en/of hierbij te zeggen: "Je geld, geef me jouw geld" althans woorden van gelijke strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 7 augustus 2024 in de gemeente Roermond, op/aan de openbare weg, te weten de Gerbergaweg te Herten, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas (met inhoud) en/of een geldbedrag (van ongeveer €5600), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die
die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n) door die [slachtoffer] vast te pakken bij zijn jas en/of vervolgens een mes in de
zij van die [slachtoffer] te zetten en/of hierbij te zeggen: "Je geld, geef me jouw geld" althans woorden van gelijke strekking,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 7 augustus 2024 in de gemeente Roermond, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door als bestuurder van een auto voornoemde persoon naar de plaats delict te vervoeren en/of (vervolgens) (na het incident) deze persoon
met de auto van de plaats delict heeft (weg)gevoerd, althans heeft geholpen te (ont)vluchten.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, onderzoeksnummer LB1R024076-81/HAVARTI, gesloten d.d. 3 februari 2025, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 649.