ECLI:NL:RBLIM:2025:6472

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
03.345378.24
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewelddadige diefstal en afpersing met drugsbezit

Op 4 juli 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van diefstal met geweld, afpersing en het bezit van verdovende middelen. De zaak betreft een incident op 7 augustus 2024, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte een marktkoopman heeft beroofd van € 5.600,- door hem met een mes te bedreigen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal en afpersing, waarbij de samenwerking met de medeverdachte cruciaal was. De verdachte werd ook beschuldigd van het bezit van 1.768,27 gram metamfetamine en 2,96 gram cocaïne, die in zijn woning werden aangetroffen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan alle tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, evenals de noodzaak van reclassering en behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.345378.24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. G.J.J.G. Stevens-Waltmans, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 juni 2025. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte] met het parketnummer 03.350140.24.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:samen met een ander of anderen een tas met inhoud en/of een geldbedrag heeft gestolen van [slachtoffer] door middel van geweld en/of bedreiging met geweld;
Feit 2:samen met een ander of anderen [slachtoffer] heeft afgeperst;
Feit 3:opzettelijk 1.768,27 gram metamfetamine en/of 2,96 gram cocaïne aanwezig heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht ten aanzien van feit 1 wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met [medeverdachte] een tas met inhoud van [slachtoffer] heeft gestolen en dat daarbij geweld is gebruikt. Ten aanzien van feit 2 acht hij wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer] door de verdachte en [medeverdachte] is gedwongen tot afgifte van € 5.600,- onder bedreiging met een mes. Volgens de officier van justitie kan medeplegen bewezen worden omdat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] . [medeverdachte] heeft het plan bedacht en informatie ingewonnen. Samen zijn ze naar de plaats delict gereden en de verdachte heeft het plan uitgevoerd. De officier van justitie baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer] die hij geloofwaardig acht, de chatgesprekken tussen [naam 1] en [medeverdachte] en het telefonische contact tussen [medeverdachte] en [slachtoffer] stiefdochter [naam stiefdochter] rondom het voorval.
De officier van justitie acht ten aanzien van feit 3 wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk metamfetamine en cocaïne aanwezig heeft gehad. Hij had er beschikkingsmacht over omdat het materiaal is aangetroffen in zijn woning, zijn DNA zat op een van de dozen en hij heeft verklaard de tas te bewaren voor een ander.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft partiële vrijspraak van feit 1 en feit 2 bepleit. Aangevoerd is dat er geen wettig en overtuigend bewijs is voor het in de tenlastelegging opgenomen geweldsaspect en het zeggen van “geef me je geld”. Verder is niet het door [slachtoffer] aangegeven bedrag van € 5.600,- gestolen. De verdediging is van mening dat [slachtoffer] tegenstrijdige en wisselende verklaringen heeft afgelegd en dat de verklaring van de verdachte consistent is geweest. De verdachte heeft verklaard dat hij het gevallen tasje, met daarin papieren, viagrapillen en € 200,- tot € 300,- heeft meegenomen. Hij kan zodoende alleen veroordeeld worden voor een eenvoudige diefstal.
De verdediging heeft ook partiële vrijspraak van feit 3 bepleit. De verdachte had geen zeggenschap of wetenschap over de inhoud van de twee dozen waarin de metamfetamine zat en had dus ook niet de opzet op het aanwezig hebben daarvan. Voor het bezit van de metamfetamine dient de verdachte te worden vrijgesproken. Het bezit van de cocaïne kan wel wettig en overtuigend worden bewezen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hieronder weergegeven bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
T.a.v. feit 1 en feit 2:
1. proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] d.d. 7 augustus 2024 (p. 32 en 33), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
Ik doe aangifte van beroving. Op woensdag 7 augustus 2024, omstreeks 06.10 uur, kwam ik met mijn personenauto aan op de parkeerplaats gelegen aan de Gerbergaweg te Herten. Ik parkeerde mijn personenauto daar. Ik was onderweg om mijn vrachtwagen op te halen, die ook geparkeerd stond op bovengenoemde parkeerplaats. Ik ben marktkoopman en wilde met deze vrachtwagen richting een markt rijden. De vrachtwagen staat sinds 2 weken dagelijks geparkeerd op deze parkeerplaats. Ik ga 3 dagen per week in de ochtend naar de markt met deze vrachtwagen. Dit is op woensdag vaak hetzelfde tijdstip.
Op het moment dat ik mijn personenauto uitstapte, die een afstandje van mijn
vrachtwagen af geparkeerd stond, zag ik dat er een persoon op de grond lag achter
mijn vrachtwagen. Ik zag namelijk een persoon met beide handen op de grond liggen die
zich middels beide handen omhoog drukte. Ik schonk er niet veel aandacht aan omdat ik
dacht dat de persoon aan het sporten was en zichzelf aan het opdrukken was aan de
achterzijde van mijn vrachtwagen. Ik zag dat de persoon opstond en in mijn richting
kwam lopen. Ik liep in de richting van de vrachtwagen en de man benaderde mij al
voordat ik bij de vrachtwagen in de buurt kwam. Hij stond op een gegeven moment voor
mij. Op dat moment zag ik dat hij in zijn rechterhand een mes vast had. Dit betrof
geen groot vleesmes, maar was kleiner. […] De man zette het mes tegen mijn linkerzij. Ik
voelde het mes tegen mijn kleding aan in mijn zij. Ik schrok hier enorm van.
Ik hoorde dat de man, terwijl hij het mes tegen mijn zij drukte, tegen mij riep: “Je
geld, geef mij jouw geld”, of woorden van gelijke strekking. Omdat de man een mes tegen mijn zij had, heb ik geld uit mijn broekzak gehaald. Dit betrof cashgeld wat ik meenam richting de markt. Dit betrof een bedrag van € 5.600,-.
Ik had in mijn rechterhand ook een zwarte katoenen draagtas vast. Deze tas heeft hij
uit mijn handen getrokken. […] Op het moment dat hij mijn geld had en de tas uit mijn handen trok rende hij weg in de richting van de Oude Montforterstraat in Herten. Onderweg, viel er uit de katoenen tas een klein tasje waarin mijn pinautomaat en mijn aansteker zat. […] In de tas zaten papieren voor de markt en marktkraam en papieren over mijn personeel, die ik
verplicht ben bij mij te hebben als ik op de markt sta. Verder zaten er nog een aansteker en zakdoekjes in.
De man droeg een mondkapje op zijn mond/neus.
2. Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 7 augustus 2024 (p. 36 en 37), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
Het mes dat hij gebruikte, was denk ik een bushcraftmes, zo'n mes dat je moet uitklappen. Het mes was niet groot, het mes was uitgeklapt en ongeveer 15 centimeter lang.
[…] Met beide handen greep hij mijn jas vast aan de rits ter hoogte van mijn borst.
3. Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 6 oktober 2024 (p. 97 en 98), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
's Morgens ben ik met de hond gaan wandelen. Dat is normaal iets na 6 uur. Het rare was dat er een rode Aygo door de straat kwam rijden en die reed hard vond ik. Er zaten twee mannen in. Eén van de mannen had zeker een baard. De andere weet ik niet zeker. Ze kwamen de Tuinstraat op gereden en vanuit daar reden ze de Gerbergaweg op. […] Vervolgens liep ik op de Gerbergaweg, langs het sportpark af, bij de bewuste parkeerplaats. Ik zag daar toen zo’n klein vrachtwagentje staan. […] Toen ik voorbij de struiken was, zag ik de oude man die met dat vrachtwagentje reed. Hij zei tegen mij dat hij was beroofd.
4. Proces-verbaal van binnentreden in woning d.d. 12 november 2024 (p. 227 en 228), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
Op dinsdag, 12 november 2024, trad ik, verbalisant, binnen in de woning [adresgegevens verdachte] , bewoond door [verdachte] .
In de woning werd in beslag genomen:
- een klapmes.
5. Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever d.d. 30 november 2024 (p. 65 en 66), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
V: Ik toon nu een mes aan jou. Kun je over dit mes iets zeggen in relatie met het mes dat de dader gebruikte?
A: Ik zie dat dit mes niet groot is en uitklapbaar is. Het lijkt erop. Ik denk dat dit mes het bewuste mes kan zijn maar weet het niet 100% zeker.
Opmerking verbalisant: het getoonde mes is het mes dat inbeslaggenomen werd op 12 november 2024.
6. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 november 2024 (p. 444 t/m 446), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
Ervan uitgaande dat:
[medeverdachte] de daadwerkelijke gebruiker is van telefoonnummer [telefoonnummer 1]
[verdachte] de daadwerkelijke gebruiker is van telefoonnummer [telefoonnummer 2]
[naam stiefdochter] de daadwerkelijke gebruiker is van telefoonnummer [telefoonnummer 3]
kan het navolgende gesteld worden:
Tijdlijn dinsdag 6 augustus 2024
Opmerking: In de avond en nacht van dinsdag 6 augustus 2024 op woensdag 7 augustus 2024 hebben [naam stiefdochter] en [verdachte] allebei opvallende telefonische contacten, waarbij het opvalt dat [medeverdachte] hierin een centrale rol speelt.
22:51:27 uur [verdachte] wordt voor de duur van 224 seconden gebeld door [medeverdachte] .
[…]
23:06:31 uur [naam stiefdochter] belt voor de duur van 21 seconden naar [medeverdachte] .
[…]
23:07:29 uur [naam stiefdochter] wordt voor de duur van 3 seconden (verm. belpoging) gebeld door [medeverdachte] .
23:07:36 uur [naam stiefdochter] voor de duur van 371 seconden gebeld door [medeverdachte] .
23:14:01 uur [verdachte] wordt voor de duur van 275 seconden gebeld door [medeverdachte] .
Tijdlijn woensdag 7 augustus 2024
00:24:28 uur [verdachte] wordt voor de duur van 131 seconden gebeld door [medeverdachte] .
00:57:36 uur [verdachte] belt voor de duur van 49 seconden naar [medeverdachte] .
01:21:04 uur [verdachte] wordt voor de duur van 390 seconden gebeld door [medeverdachte] .
02:29:32 uur [verdachte] belt voor de duur van 197 seconden naar [medeverdachte] .
02:52:21 uur [verdachte] wordt voor de duur van 43 seconden gebeld door [medeverdachte] .
02:55:32 uur [verdachte] belt voor de duur van 186 seconden naar [medeverdachte] .
Op 7 augustus 2024 zijn er in de namiddag en avond nog diverse belregistraties tussen [verdachte] en [medeverdachte] .
7. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 december 2024 (p. 459 t/m4 63, 466, 467, 475 t/m 477), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
Tussen 14 november 2024 en 1 december 2024, heb ik, verbalisant, een onderzoek ingesteld naar de veiliggestelde data uit 4 inbeslaggenomen GSM' s.
Toestel 1, Iphone 7, laatst gebruikte telefoonnummer + [telefoonnummer 4]
Ik zag dat aan dit toestel 28 useraccounts gekoppeld waren. Aan een aantal van deze accounts was de naam [verdachte] of variaties op deze naam gekoppeld. Gezien de accounts en gezien het feit dat het toestel onder [verdachte] inbeslaggenomen werd, is het aannemelijk dat [verdachte] de gebruiker is van dit toestel.
Toestel 2, Iphone 15, laatst gebruikte telefoonnummer + [telefoonnummer 2]
Ik zag dat er 28 useraccounts aan dit toestel gekoppeld waren Aan een aantal van deze accounts was de naam [verdachte] of variaties op deze naam gekoppeld.
Gezien bovenstaande, gezien de overeenkomstige usernamen en accounts met toestel 1 en gezien het feit dat dit toestel onder verdachte [verdachte] inbeslaggenomen werd, is het aannemelijk dat [verdachte] ook de gebruiker is van dit toestel. De gebruiker van dit toestel zal dan ook nader genoemd worden als [verdachte] .
Toestel 3, Samsung SM-A217F, laatst gebruikte telefoonnummer onbekend
Ik zag dat er 31 useraccounts aan dit toestel gekoppeld waren. Ik zag onder anderen namen en usernamen als:
• [e-mailadres 1]
• [e-mailadres 2]
• [naam 2]
• [naam 3]
• [naam 4]
• [medeverdachte]
Ik zag dat er een facebook account met Facebook ID [ID-nummer] aan dit toestel gekoppeld was. Ik zag dat aan dit facebook ID 2 telefoonnummers gekoppeld waren: + [telefoonnummer 1] /
+ [telefoonnummer 5] . Verder zag ik dat de naam [medeverdachte] en de username [username] aan dit facebook account gekoppeld waren.
Gezien bovenstaande en gezien het feit dat dit toestel onder verdachte [medeverdachte] inbeslaggenomen werd is het aannemelijk dat [medeverdachte] de gebruiker is van dit toestel.
De gebruiker van dit toestel zal dan ook nader genoemd worden als [medeverdachte] .
Toestel 4, Samsung SM-A057G, eerder gebruikte telefoonnummer + [telefoonnummer 1]
Ik zag dat er 11 useraccounts aan dit toestel gekoppeld waren. Ik zag dat het Gmail adres
[e-mailadres 2] aan dit toestel gekoppeld was. Verder zag ik een Facebook-account met user ID [ID-nummer] . Dit User ID was ook gekoppeld aan een Facebook-account welk als useraccount gekoppeld was aan toestel 3. Verder zag ik geen namen of usernamen met de naam [medeverdachte] of variaties daarop. Gezien het overeenkomstige Gmail adres, het overeenkomstige Facebook ID en het feit dat dit toestel onder [medeverdachte] inbeslaggenomen werd, is het aannemelijk dat [medeverdachte] ook de gebruiker is van dit toestel. De gebruiker van dit toestel zal dan ook nader genoemd worden als [medeverdachte] .
Toestel 5, Iphone 14, laatst gebruikte telefoonnummer + [telefoonnummer 3]
Ik zag dat er 23 user accounts aan het toestel gekoppeld waren. Het merendeel van deze accounts bestond uit de naam [naam stiefdochter] of een variatie hierop. Ik zag dat onderstaande profielfoto gekoppeld was aan het WhatsApp account.
Gezien bovenstaande, gezien het feit dat het toestel onder verdachte [naam stiefdochter] in beslaggenomen werd en gezien het feit dat [naam stiefdochter] het wachtwoord verstrekt heeft om het toestel te openen is het aannemelijk dat [naam stiefdochter] de gebruikster is van dit onderzochte toestel. De gebruikster van dit toestel zal dan ook nader genoemd worden als [naam stiefdochter] .
Contact
Ik zag dat er veelvuldig contact was tussen [naam stiefdochter] en [medeverdachte] .
Ik zag zowel in toestel 5 (Iphone [naam stiefdochter] ) als in toestel 4 (A05 [medeverdachte] ) op 7 augustus 2024 om 06.50.56 uur, een WhatsApp videogesprek geregistreerd staan. Het betrof een uitgaand gesprek van [naam stiefdochter] naar [medeverdachte] . Het gesprek duurde 17 seconden.
Mediabestanden
In toestel 4 (A05 [medeverdachte] ) zag ik onderstaande schermafbeelding welke te relateren is aan de onderzoeksvragen:
Datum telefoon: 6 augustus 2024
Tijd telefoon: 23:13 uur
Een Whatsappbericht van [naam stiefdochter] waarin zij schrijft naar [medeverdachte] :
van [adres] .
[naam 1]
In toestel 4 (A05 [medeverdachte] ) zag ik een chat-gesprek met het contact [naam 1] ,
[telefoonnummer 6] @s.whatsapp.net.
Allereerst heb ik de berichten op 7 augustus 2024 bekeken. Ik zag dat [naam 1] om 12.10.46 uur aan [medeverdachte] vroeg: “Was t gelukt met die vent?”.
Om na te gaan waar deze vraag betrekking op had en zicht te krijgen op de context van het
gesprek, ben ik het gesprek terug gaan lezen en zag dat het gesprek op 2 augustus 2024 ging over geld wat [naam 1] aan de belasting moest betalen, maar dat [naam 1] ook nog geld van [medeverdachte] te goed had. Er zijn ook nog andere mensen waarvan [naam 1] en [naam 4] geld te goed hadden. Daar gaat het gesprek over. […] Ze ( [naam 1] en [naam 4] ) willen dit geld bij elkaar gaan verzamelen om dat [naam 1] snel geld nodig heeft.
[naam 4] geeft dan op enig moment aan (op 2 augustus 2024) dat hij “iets heel makkelijks” weet. Het gaat dan over een man in Herten, “Bang mannetje die alleen tegen z'n (bijna ex) vrouw en stiefdochter stoer durft te doen” en “Heeft ten alle tijden tussen de 1000 en 5000 in z'n rechter zak zitten”. “En z'n stiefdochter is [naam stiefdochter] ”, “Hij verkoop dames kleding enzo”, “ [naam stiefdochter] is insider”.
[naam 1] vraagt dan of [naam 5] mee gaat doen. [naam 5] is een naam die voorkomt in de User accounts van de toestellen van verdachte [verdachte] en tevens als contact [naam 5] in het toestel (toestel 3 A05 [medeverdachte] ) van [medeverdachte] opgeslagen met daaraan gekoppeld [telefoonnummer 7] @s.whatsapp net)
[naam 4] schrijft dan: “Hij kent het idee maar weet inhoudelijk niks, maar misschien kunnen we t hem laten doen wachten wij op de hoek”. […] Verder geeft [naam 4] nog aan: “En [naam stiefdochter] kijkt zondag nacht of het de moeite waard is want hij legt z'n geld altijd in een klapper op z'n kantoor” en “Zij pakt daar al 10 jaar tussen de 50-400 per week uit”.
Als [naam 1] dan op 7 augustus 2024 vraagt of het nog gelukt is met die vent antwoordt [naam 4] :
“Hebben hele nacht gekeen vij die vent maar kwam maar biet naar buiten”. [naam 1] geeft dan aan dat ze naar binnen moeten gaan.
[naam 4] zoekt naar [handelsnaam]
Ik zag in toestel 4 (A05 [medeverdachte] ) dat er op 7 augustus 2024 omstreeks 05.55 uur 2 keer een pagina op de site [internetsite] bezocht werd, welke betrekking hadden op “Alles over [handelsnaam] Van [adres] op [internetsite] ”. Ik zag dat deze registraties van het bezoek aan de sites verwijderd waren.
Ook zag ik dat er op 7 augustus 2024 omstreeks 04.20 uur diverse cookies geregistreerd waren van sites die bezocht waren en in relatie stonden met Splendid.com.
8. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 20 juni 2025, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
Ik was de man waar [slachtoffer] het over heeft in zijn aangifte. Ik zat tussen de vrachtwagen en de struiken. Ik was samen met [medeverdachte] .
Het klopt dat [naam 5] of kale [naam 5] mijn bijnaam was op school.
Ik heb de tas meegenomen.
Ik had een mondkapje op.
9. Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 12 november 2024 (p. 254, 256), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
Mijn telefoonnummer is [telefoonnummer 2] .
Ik heb een Toyota Aygo in de kleur rood.
10. Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 12 november 2024 (p. 270, 271), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
Ik ben de persoon die bij de vrachtwagen zat/lag. […] Ik zag dat er in de tas een kopie van een legitimatiebewijs zat, een beursje met wisselgeld, viagra-pillen en een aansteker ofzo. […] Toen ben ik naar dat paadje gerend naar die auto en ben ik ingestapt en naar huis gegaan. […] [medeverdachte] was de bestuurder van de rode Toyota Aygo. […] Dat wisselgeld in de tas was € 200,- à € 300,- in totaal.
11. Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] d.d. 9 december 2024 (p. 368 t/m 370, 372 en 373), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
Van [naam stiefdochter] wist ik dat die stiefvader op de markt werkte, maar dat wist ik al langer, 2 of 3 jaar al. Ik wist dat hij niets op de bank deed en alles contant deed. Dat wist ik.
Ik wist van [naam stiefdochter] dat [slachtoffer] op de markt werkt. […] Ik vroeg aan haar wanneer hij veel werkt, waarop zij zei dat hij bijna alle dagen van de week werkt. Ik zou aan haar vragen of hij veel had gewerkt en dan zou ik dat doorgeven.
[verdachte] is een van de jongens die ook geld van [naam 1] had geleend en [naam 1] zette daar ook veel druk op bij [verdachte] . Ik zit daar tussenin. [verdachte] is een vriend van mij en [naam 1] is een vriend van mij. […] Ik heb toen over die vrachtwagen verteld dat hij daar wat kan halen
[verdachte] is [naam 5] .
In het tasje zaten foto's van 7 gekopieerde paspoorten […]. Ook zaten er Viagra pillen in het tasje.
Ik heb [naam stiefdochter] vragen gesteld over de vrachtwagen of dat haar stiefvader werken was.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen het volgende vast.
Op 7 augustus 2024 zijn [verdachte] en [medeverdachte] met een rode Toyota Aygo, met grote snelheid, gereden naar de vrachtwagen van [slachtoffer] die geparkeerd stond op de Gerbergaweg te Herten. [verdachte] is daar uitgestapt en [medeverdachte] is in de auto gebleven. Toen [slachtoffer] bij zijn vrachtwagen aankwam, zag hij [verdachte] achter zijn vrachtwagen liggen. Voordat [slachtoffer] bij zijn vrachtwagen was, is [verdachte] opgestaan en naar [slachtoffer] toegelopen. [verdachte] heeft [slachtoffer] met beide handen bij zijn jas gepakt. Vervolgens heeft hij een mes in de zij van [slachtoffer] gezet en gezegd: “Je geld, Geef me jouw geld”. [slachtoffer] heeft daarop het geldbedrag dat hij op zak had, € 5.600,-, gegeven aan [verdachte] . [slachtoffer] wilde [verdachte] slaan met een tas die hij bij zich droeg, maar [verdachte] heeft toen de tas afgepakt en meegenomen. [verdachte] is teruggerend naar de auto en met [medeverdachte] weggereden.
Alternatief scenario
[verdachte] heeft ter terechtzitting aangevoerd dat hij een vrachtwagen zag staan en bij de vrachtwagen ging kijken of er iets te halen viel. Hij hoorde een auto stoppen en een man, [slachtoffer] , uit de auto stappen die zei “He wat is dat?!”. Hij verstopte zich in de struiken en liep vervolgens om de vrachtwagen heen. Hij zag toen [slachtoffer] op hem aflopen. Hij schrok en heeft gezegd “Wegwezen”. [slachtoffer] liet het tasje vallen en [verdachte] heeft dat tasje toen meegenomen. Hij heeft geen geweldshandelingen gepleegd.
De rechtbank vindt dit alternatieve scenario ongeloofwaardig. Uit de chatberichten tussen [medeverdachte] en [naam 1] blijkt duidelijk dat het al op 2 augustus 2024 de bedoeling om was [slachtoffer] te beroven. De gesprekken tussen [medeverdachte] en [naam 1] gaan uitdrukkelijk over [slachtoffer] (“een bang mannetje dat enkel stoer doet naar zijn (ex-)vrouw en stiefdochter” en “ten alle tijden tussen de 1000 en 5000 in z'n rechter zak zitten”) en dat [naam 5] ( [verdachte] ) gevraagd is om het uit te voeren (“Hij kent het idee maar weet inhoudelijk niks, maar misschien kunnen we t hem laten doen wachten wij op de hoek”). [medeverdachte] zou actuele informatie over de mogelijke buit inwinnen bij [slachtoffer] stiefdochter [naam stiefdochter] en die vervolgens doorgeven. In de avond voor het incident heeft [medeverdachte] eerst minutenlang gebeld met [naam stiefdochter] en daarna minutenlang gebeld met [verdachte] . Ook had [medeverdachte] in de nachtelijke uren na deze gesprekken en zelfs nog een kwartier voor het incident nog zoekslagen verricht naar het bedrijf van [slachtoffer] , hetgeen impliceert dat er niks spontaans aan deze situatie was. Dat [verdachte] dus schrok toen hij oog in oog kwam te staan met [slachtoffer] , acht de rechtbank ongeloofwaardig.
De rechtbank merkt nog op dat het standpunt van de verdediging, inhoudende dat de verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte] op specifieke punten overeenkomen, niet kan leiden tot de conclusie dat het alternatieve scenario de juiste gang van zaken is geweest. Immers, de periode vanaf 7 augustus 2024 tot aan hun arrestatie 3 maanden later bood hun voldoende gelegenheid om hun verklaringen onderling af te stemmen.
Inconsistente verklaring [slachtoffer] ?
Anders dan de verdediging, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de verklaring van [slachtoffer] te twijfelen. Hij heeft immers op de essentiële punten telkens hetzelfde verklaard. Hij is bij zijn vrachtwagen aangevallen door een man met een mes die om zijn geld vroeg. Hij heeft € 5.600,- afgegeven en zijn katoenen zwarte tas is meegenomen. Dat [slachtoffer] eerst heeft verklaard dat het mes ‘geen groot vleesmes’ was en vervolgens heeft verklaard dat het een ‘bushcraft mes’ was, is niet met elkaar in tegenspraak, maar een verschil in omschrijving dat zijn kernverhaal in essentie ongemoeid laat. [slachtoffer] heeft weliswaar op verschillende momenten iets anders verklaard over de precieze plek waar [verdachte] het mes tegen zijn lichaam zette, maar deze variatie, is niet dusdanig inconsistent dat zijn verklaring ongeloofwaardig wordt. Het betreft hier een detail dat de kern van zijn verhaal – de aanval en bedreiging met een mes – intact laat. Hetzelfde geldt voor de hoeveelheid geld die hij heeft afgestaan. Dat [slachtoffer] het een rolletje noemt en later een bundel, maakt zijn herhaaldelijke verklaring dat hij € 5.600,- heeft afgegeven niet ongeloofwaardig. Het belangrijkste is echter dat het scenario van [slachtoffer] de vondst en inhoud van de chatberichten, de telefoongesprekken, de zoekopdrachten en het mes wel goed verklaart en het scenario van de verdachte niet. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] daarom betrouwbaar zijn en te gebruiken als bewijs.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van [verdachte] en [medeverdachte] bij het tenlastegelegde het volgende af.
[verdachte] en [medeverdachte] hebben nauw en bewust met elkaar samengewerkt. [medeverdachte] heeft het plan bedacht en informatie ingewonnen bij [naam stiefdochter] . Vervolgens heeft hij [verdachte] erbij betrokken. [verdachte] zou inhoudelijk niks weten maar het wel kunnen uitvoeren. [medeverdachte] en [verdachte] zijn samen naar de plaats delict gereden. Uiteindelijk is [verdachte] uit de auto gestapt, waarna hij [slachtoffer] heeft afgeperst en de tas van [slachtoffer] gestolen. Daarna is hij terug naar de auto gerend en samen met [medeverdachte] weggereden. Samen hebben ze nog de inhoud van de tas bekeken.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en zijn medeverdachte [medeverdachte] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Conclusie
De rechtbank acht ten aanzien van feit 1 wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met een ander een tas heeft gestolen van [slachtoffer] en dat deze diefstal is vergemakkelijkt door middel van geweld en bedreiging met geweld. Daarnaast acht de rechtbank ten aanzien van feit 2 bewezen dat de verdachte die [slachtoffer] samen met een ander heeft afgeperst en op die manier € 5.600,- heeft verkregen.
T.a.v. feit 3:
1. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 november 2024 (p. 209), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
Op dinsdag 12 november 2024, was ik, verbalisant, samen met enkele andere collega's belast met een doorzoeking van de woning van [verdachte] , gevestigd op de [adresgegevens verdachte] .
Ik zag dat er onder andere een weegschaaltje, twee borden met daarop een wit poeder, vijf ponypacks, […] op het aanrecht van het keukenblok lagen. […] De vijf ponypacks werden gezamenlijk veiliggesteld en in beslag genomen in een afzonderlijke sealbag.
2. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 november 2024 (p. 580), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
Op dinsdag 12 november 2024, werden tijdens een doorzoeking in de woning gelegen aan de [adresgegevens verdachte] , twee plastic bakjes aangetroffen in een Action tas. In deze twee bakjes bevond zich een hoeveelheid kristallen, waarvan ik vermoedde dat dit verdovende middelen betroffen. […] Na de inbeslagname, werden de twee bakjes door mij gewogen teneinde een ruwe inschatting te kunnen maken van het gewicht. Ik zag dat het eerste bakje met kristallen, een brutogewicht had van 1,2 kilogram en dat het tweede bakje met kristallen, een brutogewicht had van 0,92 kilogram.
3. Proces-verbaal uitslag forensisch onderzoek d.d. 22 januari 2025 (p. 636), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
Op dinsdag 12 november 2024 om 10:11 uur kwam ik, naar aanleiding van aangetroffen
verdovende middelen, voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adresgegevens verdachte]
.
Op donderdag 14 november 2024 werden onder andere de navolgende sporen overgedragen
aan de frontdesk van de forensische opsporing Eenheid Limburg:
SIN: AAPP1524NL twee kunststof bakken
SIN: AAPP1523NL verdovende middelen afkomstig uit de twee kunststof bakken
SIN: AAHI1450NL verdovende middelen afkomstig uit enveloppen
4. Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 5 december 2024 (p. 639 t/m 641), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
Onderzoek aan 'twee rechthoekige wit gekleurde kunststof bakken met een blauwe gekleurde kunststof deksel, met in de bakken wit gekleurde kristallen.' (AAPP1523NL)
Kenmerken goed:
Uniek voorwerp: AAPP1523NL
Kleur: wit
Aantal: 1
Nettogewicht: 1768,27 gram
Er werden 2 monsters veiliggesteld van goed AAPP1523NL.
Onderzoek aan 'vijf wit gekleurde seals, waarvan één lege, met daarop het logo van "Louis Vuitton". In de seals zat wit gekleurd poeder en brokjes. (AAHI1450NL)
Uniek Voorwerp: AAHI1450NL
Kleur: Wit
Aantal: 4
Brutogewicht: 5,64 gram
Nettogewicht: 2,96 gram
Er werd 1 monster veiliggesteld van goed AAHI1450NL.
5. Rapport NFiDENT d.d. 28 november 2024 (p. 643) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
Vraagstelling:
bevat het materiaal amfetamine, cocaïne, heroïne, metamfetamine en/of MDA?
Resultaten en conclusie:
Kenmerk:
Omschrijving FO:
Conclusie:
AAPP1523NL
kristalvormig, wit, uit 1768,27 gram, aantal bemonsteringen in onderzoek: twee
bevat metamfetamine
Aanvullende informatie:
Metamfetamine is vermeld op lijst I van de Opiumwet.
6. Rapport NFiDENT d.d. 28 november 2024 (p. 644) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
Vraagstelling:
bevat het materiaal amfetamine, cocaïne, heroïne, metamfetamine en/of MDA?
Resultaten en conclusie:
Kenmerk:
Omschrijving FO:
Conclusie:
AAHI1450NL
Poeder en brokvormig, wit, uit 2,96 gram, aantal bemonsteringen in onderzoek: een
bevat cocaïne
Aanvullende informatie:
Cocaïne is vermeld op lijst I van de Opiumwet.
7. Proces-verbaal vooronderzoek lab d.d. 28 november 2024 (p. 632 en 633), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
In verband met een onderzoek naar het bezit van harddrugs (lijst I) te Roermond werd
op verzoek van de Eenheid Limburg op donderdag 28 november 2024 om 11:10 uur door ons
een forensisch onderzoek verricht naar biologische sporen aan onderstaande
sporendrager:
Goednummer: PL2300-2024184567-1754621
SIN: AAPP1524NL
Object: Keukenartikel (Broodtrommel)
Aantal/eenheid: 2 stuks
Merk/type: opbergbakje
Kleur: Wit
Bijzonderheden: Betreffen 2 witte kunststof bakjes met blauwe deksel.
Ik, verbalisant, heb de gehele randen van beide deksels op de bakken bemonsterd op humane biologische sporen. Ik heb het spoor veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAOJ6477NL, verpakt en verzegeld.
8. Rapport Forensisch DNA-onderzoek (Eurofins, TMFI) d.d. 12 december 2024 (p. 646 en 647), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
Resultaat van het (vergelijkend) DNA-onderzoek
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van DNA
Gehele randen van de
deksels op de bakken
(met SIN
AAPP1524NL)
AAOJ6477NL
DNA-mengprofiel afkomstig van minimaal vier donoren,
van wie zeker één man.
Het DNA-mengprofiel is geschikt voor vergelijkend
DNA-onderzoek.
Verdachte [verdachte]
Berekening van de bewijskracht
Om een uitspraak te doen over het mogelijk aanwezig zijn van DNA van verdachte [verdachte] RABD1351NL in de bemonstering AAOJ6477NL is de likelihood-ratio (LR) methode toegepast Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen
Hypothese 1:
de bemonstering bevat DNA van verdachte [verdachte] en drie onbekende personen
Hypothese 2:
de bemonstering bevat DNA van vier onbekende personen
De resultaten van het onderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
Er wordt gebruik gemaakt van populatie data gepubliceerd door A.A Westen et al. Forensic Science International.Genetics 10 (2014) 55-63 en van de volgende reeks waarschijnlijkheidstermen met bijbehorende likelihood ratio interval:
Zeer veel waarschijnlijker = 10.000 – 1.000.000.
9. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 20 juni 2025, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
De cocaïne was voor eigen gebruik.
Bewijsoverweging
Uit het bewijs kan geconcludeerd worden dat er op dinsdag 12 november 2024 tijdens een doorzoeking in de woning van de verdachte gelegen aan de [adresgegevens verdachte] twee bakjes, met daarin 1.768,27 gram metamfetamine, zijn aangetroffen in een Action tas. Ook werd er in meerdere envelopjes in totaal 2,96 gram cocaïne aangetroffen. Over de cocaïne heeft de verdachte verklaard dat deze voor eigen gebruik was. De verdachte heeft ontkend te hebben geweten dat er metamfetamine in de bakjes zat. Uit onderzoek is gebleken dat er DNA-materiaal van de verdachte is achtergebleven op een van de bakjes.
De verdachte heeft verklaard dat hij de tas met bakjes bewaarde voor een vriend van wie hij de naam niet wilde noemen, dat hij niet wist wat erin zat en dat hij daar geld voor had gekregen. Uit de vondst van zijn DNA op de randen van de deksels concludeert de rechtbank dat hij niet alleen de tas heeft aangenomen en weggezet, maar in elk geval ook de bakjes heeft vastgepakt. Op basis van deze verklaring en dit onderzoeksresultaat is de rechtbank van oordeel dat de verdachte ten minste voorwaardelijk opzet heeft gehad op het bezit van de amfetamine.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
T.a.v. feit 1:
op 7 augustus 2024 in de gemeente Roermond aan de openbare weg, te weten de Gerbergaweg te Herten, tezamen en in vereniging met een ander, een tas met inhoud die toebehoort aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door die [slachtoffer] vast te pakken bij zijn jas en vervolgens een mes in de zij van die [slachtoffer] te zetten en hierbij te zeggen: "Je geld, geef me jouw geld" althans woorden van gelijke strekking;
T.a.v. feit 2:
op 7 augustus 2024 in de gemeente Roermond, aan de openbare weg, te weten de Gerbergaweg te Herten, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van €5600, dat aan die [slachtoffer] toebehoorde, door die [slachtoffer] vast te pakken bij zijn jas en vervolgens een mes in de zij van die [slachtoffer] te zetten en hierbij te zeggen: "Je geld, geef me jouw geld" althans woorden van gelijke strekking;
T.a.v. feit 3:
op 12 november 2024 in de gemeente Roermond opzettelijk aanwezig heeft gehad 1.768,27 gram metamfetamine en 2,96 gram cocaïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1 en feit 2:
eendaadse samenloop van
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en op de openbare weg (feit 1)
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en op de openbare weg (feit 2)
T.a.v. feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Aan de strafeis liggen ten grondslag: de ernst van de feiten, het recidiverisico, de toepassing van artikel 63 Sr, de richtlijnen van het Openbaar Ministerie en oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna LOVS).
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om – bij een veroordeling – een gevangenisstraf op te leggen die niet langer duurt dan de 171 dagen die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Een grote voorwaardelijke straf is passend als stok achter de deur. Gewezen is op het feit dat de verdachte door feit 3 uit zijn woning is gezet en op het reclasseringsrapport waarin de stappen zijn omschreven die de verdachte heeft gezet om zijn leven op orde te krijgen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Op 7 augustus 2024 heeft de verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewelddadige diefstal en afpersing. De verdachte en medeverdachte hadden een plan beraamd om [slachtoffer] , een marktkoopman met een grote hoeveelheid cashgeld op zak, te overvallen bij zijn vrachtwagen. De verdachte heeft een tas met inhoud van [slachtoffer] afgepakt en [slachtoffer] bij zijn jas vastgepakt, een mes in zijn zij gezet en gezegd dat hij zijn geld moest afgeven. [slachtoffer] gaf toen € 5.600,- af.
Door op deze manier te handelen heeft de verdachte laten zien geen enkel respect te hebben voor de lichamelijke integriteit en eigendommen van anderen. Ook heeft de verdachte hiermee ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer. De rechtbank overweegt dat het voor [slachtoffer] een zeer traumatische ervaring moet zijn geweest dat hij op deze wijze bij de vaste parkeerplaats van zijn vrachtwagen is overvallen. Het is daarbij een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van geweldsdelicten daarvan nog gedurende lange tijd de (psychisch) nadelige effecten kunnen ondervinden. Daarnaast worden door dergelijke ernstige feiten de algemene gevoelens van onveiligheid in de samenleving vergroot.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 is sprake van eendaadse samenloop, nu de gedragingen een samenhangend feitencomplex opleveren dat zich in dezelfde tijdsperiode en op dezelfde plaats heeft afgespeeld, zodat de verdachte daarvan in wezen één verwijt kan worden gemaakt.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van bijna 1,8 kilo metamfetamine en bijna 3 gram cocaïne. Het is een feit van algemene bekendheid dat verdovende middelen schadelijk zijn voor de gezondheid van gebruikers ervan. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Het vermoeden bestaat dat er hier ook sprake was van handel in metamfetamine gelet op de aangetroffen hoeveelheid en het bewaren ervan in twee trommels.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 9 mei 2025; daaruit volgt dat hij op 1 oktober 2024 voor baldadigheid een strafbeschikking heeft gekregen bestaande uit een geldboete van € 280,-. De rechtbank houdt zodoende rekening met artikel 63 Sr.
De rechtbank heeft verder het reclasseringsrapport van de verdachte gezien van 12 juni 2025, waaruit volgt dat er geen delictpatroon kan worden vastgesteld van de verdachte op grond van zijn strafblad. Delictgerelateerde factoren zijn er wel in de huisvesting, gebrek aan dagbesteding, zijn financiële situatie, zijn middelengebruik en houding. Verder is mogelijk het sociaal netwerk van de verdachte delictgerelateerd geweest. De verdachte heeft aangegeven zijn leven te willen gaan beteren en zou zichzelf reeds hebben aangemeld voor ambulante verslavingszorg. De reclassering acht het met het oog op het verminderen van de kans op recidive van belang dat betrokkene consequent stopt met het gebruiken van drugs en hij zijn problemen op het gebied van financiën en dagbesteding gaat aanpakken. Gezien de aard van de problematiek ziet men hiervoor nog enkele uitdagingen. De reclassering schat het risico op recidive op dit moment in als gemiddeld-hoog, het risico op letsel wordt ingeschat als gemiddeld en het risico op onttrekking aan voorwaarden als laag. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden: meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling en meewerken aan middelencontrole.
Ter terechtzitting heeft de verdachte aangegeven inmiddels dagbesteding te hebben en binnenkort zijn eigen woning te krijgen. Hij is sinds een half jaar clean. Zijn ambulante behandeling is nog niet gestart, omdat er een wachttijd is. Hij heeft wel binnenkort een afspraak bij de huisarts.
De rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de oriëntatiepunten van het LOVS. Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft gepleegd, kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles overziend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. De rechtbank zal 6 maanden van die straf voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijke deel zullen als bijzondere voorwaarden worden opgelegd: een meldplicht, een behandelverplichting en een verplichting om mee te werken aan controles op het gebruik van alcohol en drugs. De rechtbank begrijpt dat de verdachte zijn leven weer op de rit probeerde te krijgen en stelt zich voor dat de reclassering hem hierbij kan ondersteunen na zijn detentieperiode door toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en waar nodig te begeleiden of te sturen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

De rechtbank is van oordeel dat de twee in beslaggenomen broodtrommels moeten worden verbeurdverklaard, omdat uit het onderzoek is gebleken dat dit voorwerpen zijn met behulp waarvan feit 3 is begaan.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 55, 63, 312 en 317 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende
dat de veroordeelde zich meldt binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd bij SVG Reclassering Vincent van Gogh op het adres: Wilhelminaplein 26 6041 CE Roermond, of op het telefoonnummer: 0475 786 730. Hij blijft zich melden op afspraken met de reclassering en houdt zich aan aanwijzingen van de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
dat de veroordeelde zich ambulant laat behandelen door Vincent van Gogh of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start vanaf het moment dat er een behandelplek voor de veroordeelde beschikbaar is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Hij houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
  • geeft aan SVG Reclassering Vincent van Gogh de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Beslag
-
verklaart verbeurdde volgende in beslag genomen voorwerpen: 2 STK Broodtrommel.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.E.G. Peters, voorzitter, mr. N.P.J. van de Pasch en mr. J. van Berchum, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. Klompe, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juli 2025.
Buiten staat
Mr. Van Berchum is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 7 augustus 2024 in de gemeente Roermond
op/aan de openbare weg, te weten de Gerbergaweg te Herten,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een tas (met inhoud) en/of een geldbedrag (van ongeveer €5600), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer] vast te pakken bij zijn jas en/of vervolgens een mes in de zij van die [slachtoffer] te zetten en/of hierbij te zeggen: "Je geld, geef me jouw geld" althans woorden van gelijke strekking;
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 7 augustus 2024 in de gemeente Roermond
op/aan de openbare weg, te weten de Gerbergaweg te Herten,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas (met inhoud) en/of een geldbedrag (van ongeveer €5600), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die
die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n)
door die [slachtoffer] vast te pakken bij zijn jas en/of vervolgens een mes in de
zij van die [slachtoffer] te zetten en/of hierbij te zeggen: "Je geld, geef me jouw geld" althans woorden van gelijke strekking;
T.a.v. feit 3:
hij op of omstreeks 12 november 2024 in de gemeente Roermond
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 1.768,27 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende metamfetamine en/of ongeveer 2,96 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde metamfetamine en/of cocaïne,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, onderzoeksnummer LB1R024076-81/HAVARTI, gesloten d.d. 3 februari 2025, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 649.