ECLI:NL:RBLIM:2025:6469

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
11606682 AZ VERZ 25-28
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag tijdens proeftijd en discriminatie op basis van chronische ziekte

In deze zaak verzoekt de werknemer, [verzoeker], om een billijke vergoeding na de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst door de werkgever, Basic Pharma, tijdens de proeftijd. De werknemer vermoedt dat de opzegging verband houdt met zijn melding van een chronische ziekte. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en op 26 juni 2025 uitspraak gedaan. De kantonrechter oordeelt dat de opzegging rechtsgeldig is en dat er geen bewijs is dat de opzegging is gedaan vanwege de chronische ziekte van de werknemer. De kantonrechter wijst het verzoek van de werknemer af, omdat Basic Pharma voldoende heeft aangetoond dat de opzegging niet in strijd is met de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (wgbh/cz). De werknemer had onvoldoende bewijs geleverd dat zijn chronische ziekte een rol heeft gespeeld bij de beslissing van de werkgever om de arbeidsovereenkomst niet te verlengen. De kantonrechter concludeert dat de werknemer niet de juiste persoon voor de functie was, wat leidde tot de opzegging. De verzoeken van de werknemer om een billijke vergoeding, schadevergoeding, transitievergoeding en andere nevenvorderingen worden afgewezen. De proceskosten worden toegewezen aan de werkgever, Basic Pharma.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer / rekestnummer: 11606682 \ AZ VERZ 25-28
Beschikking van 26 juni 2025
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. M. Oostenrijk, DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.,
tegen
BASIC PHARMA MANUFACTURING BV,
gevestigd te Geleen,
verwerende partij,
hierna te noemen: Basic Pharma,
gemachtigde: mr. K. Friederichs.
De zaak in het kort
In deze zaak verzoekt de werknemer om toekenning van een billijke vergoeding na een opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever tijdens de proeftijd. De werknemer heeft het vermoeden dat de opzegging gedaan is door zijn melding van een chronische ziekte. De kantonrechter wijst het verzoek af, omdat de opzegging (rechts)geldig is.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- het verweerschrift
- de door Basic Pharma op 3 juni 2025 overgelegde productie 10
- de door [verzoeker] op 5 juni 2025 overgelegde productie 12
- de mondelinge behandeling van 12 juni 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren [geboortedatum] 1998, is sinds 1 januari 2025 in dienst bij Basic Pharma. De functie van [verzoeker] is junior validation officer met een bruto maandloon van € 2.257,50.
2.2.
In de arbeidsovereenkomst is een proeftijd van een maand opgenomen.
2.3.
Op 21 januari 2025 om 8:18 uur heeft [verzoeker] zich ziek gemeld via een WhatsApp-bericht aan zijn leidinggevende (de heer [naam leidinggevende] ). In dit bericht staat het volgende opgenomen:
“(…)
I accidentally took an extra dose of my medication this morning due to uncertainty about whether I had already taken it. I have a rare metabolic condition (sporadic pseudohypoparathyroidism type 1b due to hypomethylation causing hypocalcemia), and this has caused some side effects that I’m not handling well at the moment. If I don’t improve soon, would it be okay if I stayed at home today?
(…)”
2.4.
Op 21 januari 2025 om 11:49 uur heeft de heer [naam manager] (senior quality manager affairs) telefonisch contact opgenomen met [verzoeker] . Daarin heeft de heer [naam manager] medegedeeld dat [verzoeker] tijdens de proeftijd is ontslagen.
2.5.
Op 21 januari 2025 om 14:01 uur heeft de heer [naam HR business partner] (HR business partner) per e-mail een brief gestuurd naar [verzoeker] met - voor zover van belang - de volgende inhoud:
“(…)
Hierbij delen wij u mede dat er is besloten om per vandaag uw dienstverband in de proeftijd te beëindigen op initiatief van de werkgever.
De reden hiervoor is vandaag mondeling besproken met de heer [naam manager] (Senior Manager Quality Affairs).
(…)”

3.De verzoeken en het verweer

3.1.
Nu het eerste verzoek van [verzoeker] tot het bepalen van een datum waarop de zitting wordt behandeld reeds is vervuld, zal de kantonrechter de overige verzoeken van [verzoeker] hernummeren. [verzoeker] verzoekt, na vermindering van het verzoek ter zitting - samengevat -, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Basic Pharma:
I. tot betaling van primair een billijke vergoeding van € 7.000,00 bruto en subsidiair een schadevergoeding van € 18.330,29 bruto;
II. tot betaling van de transitievergoeding van € 692,60 bruto;
III. tot betaling van een immateriële schadevergoeding van € 10.000,00 netto;
IV. tot betaling van achterstallige reiskosten van € 37,70 netto;
V. tot betaling van de wettelijke rente over de hierboven genoemde bedragen vanaf 21 februari 2025, althans vanaf de datum indiening van het verzoekschrift, althans vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening;
VI. tot betaling van € 1.015,00 aan buitengerechtelijke kosten;
VII. in de proceskosten.
3.2.
Aan het verzoek heeft [verzoeker] het volgende ten grondslag gelegd. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat Basic Pharma de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd vanwege zijn chronische ziekte. De opzegging volgde vrijwel direct nadat [verzoeker] zich in verband met een fout in de medicatie-inname voor zijn chronische ziekte heeft ziekgemeld. [verzoeker] is van mening dat sprake is van een discriminatoire opzegging, omdat is opgezegd vanwege zijn chronische ziekte. Om die reden, dan wel omdat Basic Pharma niet als goed werkgever heeft gehandeld, verzoekt [verzoeker] om een billijke vergoeding dan wel een schadevergoeding, transitievergoeding, immateriële vergoeding, nabetaling van reiskosten en de wettelijke rente hierover.
3.3.
Basic Pharma voert verweer en stelt dat de verzoeken moeten worden afgewezen. Volgens Basic Pharma heeft de opzegging niets te maken met de chronische ziekte van [verzoeker] en was de persoon binnen Basic Pharma die bevoegd is tot ontslag over te gaan, niet bekend met de chronische ziekte van [verzoeker] . [verzoeker] is naar mening van Basic Pharma niet de juiste persoon voor de functie waardoor sprake is van een mismatch. Zo is er geen affiniteit met het werk en heeft [verzoeker] moeite met het opvolgen van instructies. Verder stelt Basic Pharma dat de reiskosten zijn nabetaald en verzoekt zij [verzoeker] in de proceskosten te veroordelen.
3.4.
Op de stelling van partijen wordt hierna - voor zover relevant - nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Centraal staat de vraag of Basic Pharma de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] heeft opgezegd vanwege diens chronische ziekte. Daarmee zou de opzegging in strijd zijn met de bepalingen van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (wgbh/cz). De kantonrechter vindt dat Basic Pharma niet in strijd met de wgbh/cz of in strijd met het goed werkgeverschap van artikel 7:611 BW heeft gehandeld. Daarom heeft [verzoeker] geen recht op een billijke vergoeding dan wel schadevergoeding, en de daarmee verband houdende nevenverzoeken. Dit wordt hierna toegelicht.
Wgbh/cz
4.2.
Uit de wgbh/cz volgt dat het verboden is om onderscheid te maken bij o.a. het beëindigen van een arbeidsverhouding, waarbij als direct onderscheid wordt aangemerkt de omstandigheid dat een persoon op grond van handicap of chronische ziekte op een andere wijze wordt behandeld dan een ander in een vergelijkbare situatie wordt, is of zou worden behandeld [1] . Het is aan degene die meent dat er een onderscheid wordt gemaakt, feiten aan te voeren die dat onderscheid kunnen doen vermoeden, waarna de wederpartij dient te bewijzen dat niet in strijd met deze wet is gehandeld [2] .
Chronische ziekte
4.3.
Allereerst dient vastgesteld te worden of sprake is van een chronische ziekte nu Basic Pharma stelt dat [verzoeker] dit onvoldoende heeft onderbouwd. In de wgbh/cz, die is gebaseerd op Richtlijn 2000/78/EG (de Kaderrichtlijn) wordt niet nader omschreven wat onder handicap en chronische ziekte moet worden verstaan. Het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) heeft voor de uitleg van het begrip handicap in de Kaderrichtlijn aansluiting gezocht bij het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, welk verdrag door de EU is goedgekeurd en daarom deel uitmaakt van de rechtsorde van de Unie. Het HvJEU omschrijft handicap als een beperking die het gevolg is van langdurige lichamelijke, geestelijke of psychische aandoeningen die in wisselwerking met diverse drempels de betrokkene kunnen beletten volledig, daadwerkelijk en op voet van gelijkheid met andere werknemers aan het beroepsleven deel te nemen. Een handicap impliceert niet noodzakelijkerwijs volledige uitsluiting van het werk of het beroepsleven, maar kan ook meebrengen dat een werknemer zijn arbeid slechts beperkt kan verrichten [3] .
4.4.
[verzoeker] heeft een brief overgelegd van zijn behandelend klinisch geneticus aan zijn huisarts waarin de klinisch geneticus schrijft dat [verzoeker] lijdt aan pseudohypoparathyreoide type 1B (PHP1B) en dat het nog niet mogelijk is om deze ziekte te genezen [4] . Omdat de aandoening (nog) niet te genezen is, is duidelijk dat de aandoening van langdurige aard is. Daarmee is sprake van een chronische aandoening. Dan is het nog wel de vraag of deze aandoening [verzoeker] belet om volledig, daadwerkelijk en op gelijke voet met andere werknemers aan het beroepsleven deel te nemen. Daarover heeft [verzoeker] verklaard dat hij medicatie tegen zijn aandoening slikt, van welke medicatie hij bijwerkingen ondervindt en dat hij te kampen heeft met vermoeidheidsklachten. Ter zitting heeft [verzoeker] verklaard door deze vermoeidheidsklachten niet fulltime te kunnen werken.
4.5.
Gelet op het voorgaand concludeert de kantonrechter dat sprake is van een chronische ziekte of handicap zoals bedoeld in de wgbh/cz omdat [verzoeker] chronische klachten ondervindt van zijn aandoening waardoor hij niet in staat is om op gelijke voet deel te nemen aan het arbeidsproces.
Rechtsvermoeden
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat [verzoeker] voldoende feiten heeft aangevoerd die aanleiding geven voor het vermoeden dat zijn chronische ziekte een rol heeft gespeeld bij de beslissing van Basic Pharma om de arbeidsovereenkomst niet te verlengen. Dit komt doordat [verzoeker] krap drie uur nadat hij heeft gemeld aan een chronische ziekte te lijden, telefonisch heeft vernomen dat hij tijdens de proeftijd is ontslagen, hetgeen hem binnen enkele uren schriftelijk door Basic Pharma is bevestigd.
4.7.
Doordat [verzoeker] erin is geslaagd om het vermoeden, dat hij in strijd met de wgbh/cz tijdens de proeftijd is ontslagen, aannemelijk te maken, mag Basic Pharma hier het tegenbewijs voor leveren [5] . Basic Pharma is in deze bewijsvoering geslaagd. Ten aanzien van de mismatch heeft de heer [naam manager] ter zitting verklaard dat het voor de functie van junior validation officer in de farmaceutische industrie belangrijk is om instructies precies op te volgen en dat er geen ruimte is voor eigen initiatief. Basic Pharma heeft een e-mail overgelegd van 9 januari 2025 [6] waarin [verzoeker] aan een collega vraagt of zij hem kan informeren over bepaalde processen zodat hij haar daar in de toekomst bij kan assisteren. De heer [naam manager] heeft verklaard dat deze processen niet tot de taak van een junior validation officer behoren. [verzoeker] heeft op zijn beurt verklaard dat hij snel klaar was met zijn taken en op zoek ging naar nieuwe opdrachten. [verzoeker] heeft hiermee zijn inzet en initiatief willen tonen, waar dit voor zijn functie niet gepast is. Daarmee heeft Basic Pharma de mismatch voldoende onderbouwd.
4.8.
Verder voert Basic Pharma aan dat de heer [naam manager] niet op de hoogte was van de chronische aandoening van [verzoeker] op het moment dat de beslissing was genomen om [verzoeker] tijdens de proeftijd te ontslaan. Dit wordt bevestigd in de verklaring van de heer [naam leidinggevende] [7] (destijds teamleider van [verzoeker] ) waarin hij uitleg geeft over het gesprek dat hij met de heer [naam manager] heeft gevoerd na de ziekmelding van [verzoeker] . In zijn verklaring staat het volgende:
“We did not discuss his illness, it was only mentioned he would not come in as he has called in sick. And I can give assurance this was not the one time we tried to blame someone for something they can’t control. The conversation turned immediately to his progress.”
Ter zitting heeft de heer [naam manager] dit verhaal bevestigd en verklaard dat hij dagelijks een informeel gesprek heeft met de teamleiders, onder wie ook de heer [naam leidinggevende] , en dat de heer [naam leidinggevende] hem enkel heeft verteld dat [verzoeker] ziek was, maar niet dat hij een chronische ziekte heeft. Het gesprek tussen de heer [naam manager] en de heer [naam leidinggevende] is daarna direct overgegaan op het functioneren van [verzoeker] .
4.9.
Uit het voorgaande volgt dat Basic Pharma voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de reden voor het proeftijdontslag niet gelegen was in de chronische ziekte van [verzoeker] , maar in het feit hij niet de juiste persoon was voor deze functie. Basic Pharma heeft daarmee niet in strijd gehandeld met de wgbh/cz. Dat zij ernstig verwijtbaar zou hebben gehandeld, is dan ook niet vast komen te staan. De verzochte billijke vergoeding wordt afgewezen.
Goed werkgeverschap
4.10.
[verzoeker] stelt subsidiair dat Basic Pharma zich niet als goed een werkgever heeft opgesteld door de wijze waarop de proeftijdopzegging is vormgegeven, door het proces naar de opzegging toe en door de voorgewende reden voor de proeftijdopzegging. [verzoeker] meent dat er geen enkele andere aanleiding was voor het ontslag dan de melding van de chronische ziekte door [verzoeker] . Dit is voor [verzoeker] reden om een schadevergoeding te verzoeken van € 18.330,29 bruto.
4.11.
Zoals reeds in r.o. 4.9. overwogen is de chronische ziekte voor Basic Pharma niet de reden geweest om tot het proeftijdontslag over te gaan. Ten aanzien van de wijze waarop de proeftijdopzegging is vormgegeven en het proces naar de opzegging toe, doelt [verzoeker] op de snelheid waarmee en de manier waarop hem, na zijn ziekmelding, het proeftijdontslag is gegeven. De opzegging is telefonisch door de heer [naam manager] doorgegeven enkele uren nadat [verzoeker] zich bij de heer [naam leidinggevende] had ziekgemeld. Dat [verzoeker] zich op dat moment niet lekker voelde, moge duidelijk zijn, maar dat wil niet zeggen dat Basic Pharma zich niet als een goed werkgever heeft gedragen door hem die dag te laten weten dat hij tijdens de proeftijd werd ontslagen. Bij Basic Pharma zat ook enige tijdsdruk omdat het grootste deel van de proeftijd reeds was verstreken. De kantonrechter kan ook onderkennen dat het telefonisch te horen krijgen van een ontslag niet prettig is, maar de wet stelt geen voorwaarden aan de wijze waarop een proeftijdontslag moet plaatsvinden. Daarin is Basic Pharma vrij. Kortom, van een schending van goed werkgeverschap is geen sprake. De verzochte schadevergoeding wordt afgewezen.
Reiskosten
4.12.
[verzoeker] verzoekt een nabetaling van de reiskosten van € 37,70 omdat de reiskosten door Basic Pharma zijn berekend vanaf een verkeerde woonplaats van [verzoeker] . Volgens [verzoeker] zou hij recht hebben op € 60,98 en is hem € 23,28 uitbetaald, zodat hij nog aanspraak maakt op € 37,70. Basic Pharma betwist dat er nog een bedrag aan reiskosten open zou staan omdat zij in februari 2025 een nabetaling van de reiskosten heeft gedaan. Zij verwijst hiervoor naar de vervangende loonstrook van januari 2025 [8] . Op deze loonstrook is te zien dat er aan reiskosten een bedrag van € 87,48 is berekend. Dit is een hoger bedrag dan [verzoeker] heeft berekend. Tezamen met andere posten komt [verzoeker] een nabetaling voor januari 2025 toe van € 187,18. Dit bedrag staat vermeld op de door [verzoeker] als productie 10 overgelegde loonstrook van februari 2025. Basic Pharma stelt dat deze nabetaling aan [verzoeker] is overgemaakt, wat [verzoeker] niet heeft weersproken. Daarmee staat vast dat de nabetaling van de reiskosten is voldaan, zodat het verzoek hiertoe zal worden afgewezen.
Nevenvorderingen: aanvullende transitievergoeding, immateriële schadevergoeding, buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente
4.13.
Nu het hoofdverzoek tot toekenning van een billijke vergoeding dan wel van een schadevergoeding wordt afgewezen, valt de daarmee verband houdende nevenvorderingen eenzelfde lot ten deel en worden deze eveneens afgewezen.
Proceskosten
4.14.
De proceskosten komen voor rekening van [verzoeker] , omdat [verzoeker] overwegend ongelijk krijgt. De proceskosten aan de zijde van Basic Pharma worden begroot op € 949,00 (€ 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten), plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.
4.15.
De verzochte wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de verzoeken af,
5.2.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten van € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verzoeker] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2025.
VC

Voetnoten

1.Artikel 4 sub a jo artikel 1 sub b wgbh/cz.
2.Artikel 10 wgbh/cz.
3.HvJ EU 11 april 2013, JAR 2013/142 (HK Danmark) en HvJ EU 18 maart 2014, JAR 2015/37 (Kaltoft).
4.Zie productie 12 bij het verzoekschrift.
5.Artikel 10 lid 1 wgbh/cz.
6.Zie productie 4 bij het verweerschrift.
7.Zie productie 8 bij het verweerschrift.
8.Zie productie 10 bij het verzoekschrift.