Uitspraak
1.De procedure
- de door [verzoeker] op 5 juni 2025 overgelegde productie 12
Rechtbank Limburg
In deze zaak verzoekt de werknemer, [verzoeker], om een billijke vergoeding na de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst door de werkgever, Basic Pharma, tijdens de proeftijd. De werknemer vermoedt dat de opzegging verband houdt met zijn melding van een chronische ziekte. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en op 26 juni 2025 uitspraak gedaan. De kantonrechter oordeelt dat de opzegging rechtsgeldig is en dat er geen bewijs is dat de opzegging is gedaan vanwege de chronische ziekte van de werknemer. De kantonrechter wijst het verzoek van de werknemer af, omdat Basic Pharma voldoende heeft aangetoond dat de opzegging niet in strijd is met de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (wgbh/cz). De werknemer had onvoldoende bewijs geleverd dat zijn chronische ziekte een rol heeft gespeeld bij de beslissing van de werkgever om de arbeidsovereenkomst niet te verlengen. De kantonrechter concludeert dat de werknemer niet de juiste persoon voor de functie was, wat leidde tot de opzegging. De verzoeken van de werknemer om een billijke vergoeding, schadevergoeding, transitievergoeding en andere nevenvorderingen worden afgewezen. De proceskosten worden toegewezen aan de werkgever, Basic Pharma.