Uitspraak
1.[gedaagde sub 1] ,
2.
POLITIE EENHEID LIMBURG,
1.De procedure
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 2 juli 2025 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eiser in verzet, aangeduid als [eiser in verzet], had eerder een verstekvonnis ontvangen op 4 april 2018, waarin hij aansprakelijk werd gesteld voor schade die [gedaagde sub 1], een politieagent, had geleden tijdens een aanhouding op 30 juli 2013. De eiser in verzet vorderde in zijn verzet dat het eerdere vonnis werd vernietigd en dat hij werd ontheven van de veroordeling. De gedaagden, waaronder [gedaagde sub 1] en de Politie, stelden echter dat de eiser in verzet niet-ontvankelijk was in zijn verzet, omdat hij de verzettermijn had laten verstrijken. De kantonrechter oordeelde dat de verzettermijn was gaan lopen op 14 november 2024, de datum waarop de deurwaarder gelden had ontvangen uit het beslag dat op de eiser in verzet was gelegd. De eiser in verzet had pas op 19 december 2024 verzet ingesteld, wat te laat was. De kantonrechter verklaarde de eiser in verzet niet-ontvankelijk en veroordeelde hem in de proceskosten van € 339,-. Het vonnis is openbaar uitgesproken en uitvoerbaar bij voorraad.