ECLI:NL:RBLIM:2025:6431

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 juli 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
03.039518.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van wederrechtelijke vrijheidsberoving en veroordeling voor poging tot zware mishandeling met forse overschrijding van de redelijke termijn

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Limburg op 7 juli 2025 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het eerste feit, omdat de verklaringen van de aangeefster inconsistent waren en niet voldoende betrouwbaar om als bewijs te dienen. De rechtbank oordeelde dat er na de aangifte meerdere indirecte contactmomenten waren tussen de aangeefster en de verdachte, wat de geloofwaardigheid van haar verklaringen verder ondermijnde.

Wat betreft de poging tot zware mishandeling, oordeelde de rechtbank dat de verdachte samen met anderen op 9 februari 2021 in Heerlen de aangever, [slachtoffer 2], zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen. De rechtbank achtte het feit wettig en overtuigend bewezen, waarbij de verdachte actief had bijgedragen aan de gewelddadige confrontatie. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 240 dagen, rekening houdend met de forse overschrijding van de redelijke termijn van bijna 53 maanden, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verbeterde levensomstandigheden en de aanstaande vaderrol.

De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 45, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. R.H.R.G. van Kerkhof, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03.039518.21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.J.H.M. de Crom, advocaat te Eindhoven.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 juni 2025. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op de zitting van 30 juni 2025. De rechtbank heeft bij vervroeging vonnis gewezen op 7 juli 2025.
De zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen medeverdachten [medeverdachte 1] onder parketnummer 03.159927.21 en [medeverdachte 2] onder parketnummer 03.116948.21.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er feitelijk weergegeven op neer dat de verdachte:
Feit 1:(samen met anderen) [slachtoffer 1] wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd;
Feit 2:(samen met anderen) heeft geprobeerd aan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
(primair), dan wel (samen met anderen) [slachtoffer 2] heeft mishandeld
(subsidiair).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen. Zij acht het verhaal van aangeefster [slachtoffer 1] geloofwaardig, nu haar eerste drie verklaringen en haar laatste verklaring bij de rechter-commissaris in grote lijnen gelijkluidend zijn. De verdachte heeft verder samen met anderen gepoogd aangever [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door zich met zijn allen op hem te storten en hem meerdere klappen en schoppen te geven. Onder andere bij klappen en schoppen tegen het hoofd is de kans op ernstig letsel groot, nu het hoofd een kwetsbaar deel van het lichaam is. Door als groep met bivakmutsen op de woning van de aangever binnen te stormen heeft de verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat er door de groep geweld gebruikt zou worden en er bij aangever zwaar lichamelijk letsel zou kunnen ontstaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1, aangezien er onvoldoende bewijs is dat aangeefster [slachtoffer 1] tegen haar wil is mee moeten gaan. De verklaringen van [slachtoffer 1] dienen als onbetrouwbaar terzijde te worden geschoven, aangezien zij inconsistent en leugenachtig verklaart en daar ook een motief voor had. Het heeft er alle schijn van dat de aangifte die zij deed vals was, om geld af te persen van de verdachte. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vrijspraak feit 1
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] onvoldoende betrouwbaar zijn om als bewijs te kunnen worden gebruikt. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
De verklaringen van aangeefster kennen op essentiële onderdelen zodanige inconsistenties dat deze afbreuk doen aan de geloofwaardigheid ervan. Zij heeft op meerdere momenten verklaringen afgelegd die onderling op cruciale punten niet met elkaar in overeenstemming zijn. Deze inconsistenties betreffen niet slechts details, maar raken de kern van de beschuldiging.
Voorts stelt de rechtbank vast dat uit de stukken blijkt dat er na 9 februari 2021 nog meerdere (indirecte) contactmomenten zijn geweest tussen aangeefster en verschillende betrokkenen, waaronder de verdachte. De aard en inhoud van deze contacten wekken bij de rechtbank de indruk dat de aangeefster niet steeds volledig en naar waarheid heeft verklaard over hetgeen zich die dag heeft afgespeeld. Ook dit tast de betrouwbaarheid van haar verklaringen aan.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van de aangeefster in hun huidige vorm niet de overtuiging kunnen dragen dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen is. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van dit feit.
Feit 2 primair
Bewijsmiddelen
Het
proces-verbaal van aangifte [2] door [slachtoffer 2] van 10 februari 2021, onder meer inhoudende:
Op 9 februari 2021 was ik in mijn woning in Heerlen. Ik opende de deur voor mijn vriendin. Meteen hierop stormen een viertal personen op mij af met bivakmutsen op. De vier personen namen mij meteen mee naar de keuken. In de keuken werd ik door alle personen met vuisten geslagen en werd ik ook meerdere keren geschopt. Ik voelde een hevige pijn toen ik werd geslagen en geschopt. Ik was aan het bloeden aan mijn hoofd, mond en oor. Het betrof de volgende personen: [medeverdachte 2] , zijn beste vriend [verdachte] , zeer gespierd en 120 kilogram, [naam] , dat is een Koerd die in Duitsland woont.
De
geneeskundige verklaring [3] van 8 april 2021, onder meer inhoudende:
Naam: [slachtoffer 2]
Omschrijving van het letsel:
Wond li wenkbrauw + zwelling
Pijn nek
Pijn borstkast
Pijn bekken
Bloeduitstorting
Geschatte duur van de genezing: 3 weken
Bewijsoverweging
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de aangever op 9 februari 2021 door een groep personen is belaagd en door hen is geslagen en geschopt. Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat hij onder meer verwondingen aan zijn hoofd had.
Door zich met meerdere personen op dergelijke wijze op de aangever te storten en hem te slaan en schoppen, onder meer op een zo kwetsbaar deel van het lichaam als het hoofd, heeft de verdachte, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen, naar het oordeel van de rechtbank met vol opzet zwaar lichamelijk letsel willen toebrengen.
De rechtbank acht het feit dan ook wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat sprake is van medeplegen, nu de verdachte in groepsverband de aangever heeft aangevallen en zelf eveneens geweld tegen de aangever heeft uitgeoefend.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 2 primair
op 9 februari 2021 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, (met kracht) tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer 2] heeft geslagen en geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Feit 2 primair
medeplegen van poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 336 dagen, met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte al langere tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht dan passend zou zijn voor het strafbare feit, temeer gelet op de omstandigheid dat de verdachte zich door zijn medeverdachte, een zeer goede vriend, heeft laten meeslepen. Bovendien heeft de verdachte op twee momenten de situatie tot bedaren gebracht toen deze nog verder uit de hand dreigde te lopen. De rechtbank dient eveneens rekening te houden met een forse overschrijding van de redelijke termijn, van maar liefst 2 jaren en 10 maanden. Verder wordt de verdachte op zeer korte termijn vader en heeft hij zijn leven gebeterd. Hij verricht meerdere malen in de maand vrijwilligerswerk en heeft afstand genomen van de medeverdachte met wie hij voorheen een zeer nauwe band had.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft samen met zijn medeverdachten een bekende opgezocht met wie zij een conflict hadden dat verband hield met drugs. Nadat het slachtoffer zijn woningdeur had geopend, zijn de mannen, met bivakmutsen op, de woning binnengestormd. De verdachte is daarbij meegegaan met zijn vriend, die een leidende rol had in de geweldsontplooiing. In plaats van afstand te nemen of zijn medeverdachte tot de orde te roepen, heeft verdachte actief bijgedragen aan de confrontatie.
Het slachtoffer is in zijn eigen woning overrompeld en belaagd, waarbij hij nauwelijks kans had zich te verweren. Hij heeft door het geweld letsel opgelopen waarvoor een herstelperiode van enkele weken nodig was. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij heeft meegewerkt aan een gewelddadige en intimiderende actie in de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, waarbij doelbewust gebruik werd gemaakt van vermommingen en overweldigende overmacht.
Gezien de ernst en samenhang van de gepleegde feiten zou de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf van 12 maanden passend en geboden achten.
De rechtbank constateert echter dat de redelijke termijn voor berechting in eerste aanleg in ernstige mate is overschreden. Sinds de aanvang van deze termijn zijn inmiddels ruim 52 maanden verstreken, terwijl de zaak binnen 16 maanden had moeten zijn afgedaan. Een dergelijke overschrijding kan niet anders dan tot een aanzienlijke strafvermindering leiden. Het spreekt in het voordeel van de verdachte dat hij zijn leven lijkt te hebben gebeterd. Daarbij komt dat hij een partner heeft waarmee hij op korte termijn een kindje verwacht, hij tijdens detentie het diploma van assistent personal trainer heeft behaald en hij regelmatig vrijwilligerswerk heeft verricht in een oudereninstelling.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 240 dagen, met aftrek van het voorarrest, passend en zal de verdachte daartoe veroordelen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt de verdachte vrijvan het onder feit 1 ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.P.W. van Well, voorzitter, mr. D. Osmić en mr. M.E.M.W. Nuijts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.R.G. van Kerkhof, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 juli 2025.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging – ten laste gelegd dat
Feit 1
hij op of omstreeks 9 februari 2021 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s),
- die [slachtoffer 1] enkele uren, althans langere tijd, tegen haar wil (aldaar) in een woning vastgehouden en/of opgesloten en/of
- die [slachtoffer 1] geblinddoekt en/of
- de (hand)tas, met daarin een telefoon, van die [slachtoffer 1] afgepakt en/of
- de polsen van die [slachtoffer 1] vastgebonden en/of vastgemaakt en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in het gelaat en/of tegen het hoofd, althans tegen het lichaam geslagen en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen om het verblijfadres van [slachtoffer 2] te geven;
Feit 2 primair
hij op of omstreeks 9 februari 2021 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer 2] heeft geslagen en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2 subsidiair
hij op of omstreeks 9 februari 2021 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd, althans tegen lichaam, van die [slachtoffer 2] te slaan en/of te schoppen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2437-2021020631, gesloten op 8 augustus 2021, digitaal doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 321 (deel I), pagina 1 tot en met pagina 324 (deel II) en pagina 1 tot en met pagina 329 (deel III).
2.Dossierpagina’s 149 en 150.
3.Dossierpagina 159 (deel I)