ECLI:NL:RBLIM:2025:6429

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 juli 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
03.159927.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens medeplegen van poging tot zware mishandeling met forse overschrijding van de redelijke termijn

Op 7 juli 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot zware mishandeling. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 23 juni 2025, waarbij de verdachte en zijn raadsvrouw aanwezig waren. De officier van justitie heeft bewezen geacht dat de verdachte samen met anderen op 9 februari 2021 in Heerlen heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan een slachtoffer door hem te slaan en te schoppen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, de woning van het slachtoffer binnendrong met bivakmutsen en hem overrompelde. De rechtbank achtte het feit wettig en overtuigend bewezen, met inachtneming van de omstandigheden waaronder het geweld is gepleegd.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 27 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van 48 maanden, terwijl de zaak binnen 16 maanden had moeten zijn afgedaan. Dit leidde tot strafvermindering. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen, waaronder zijn zorg voor zijn zoon en zieke zus. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03.159927.21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. L.M.E. Kleczewski, advocaat te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 juni 2025. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op de zitting van 30 juni 2025. De rechtbank heeft bij vervroeging vonnis gewezen op 7 juli 2025.
De zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] onder parketnummer 03.039518.21 en [medeverdachte 2] onder parketnummer 03.116948.21.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er feitelijk weergegeven op neer dat de verdachte:
Feit 1:(samen met anderen) heeft geprobeerd aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
(primair), dan wel (samen met anderen) [slachtoffer] heeft mishandeld
(subsidiair).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte samen met anderen heeft gepoogd de aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door zich met zijn allen op hem te storten en hem meerdere klappen en schoppen te geven. Onder andere bij klappen en schoppen tegen het hoofd is de kans op ernstig letsel groot, nu het hoofd een kwetsbaar deel van het lichaam is. Door als groep met bivakmutsen op de woning van de aangever binnen te stormen heeft de verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat er door de groep geweld gebruikt zou worden en er zwaar lichamelijk letsel bij de aangever zou kunnen ontstaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Het
proces-verbaal van aangifte [2] door [slachtoffer] van 10 februari 2021, onder meer inhoudende:
Op 9 februari 2021 was ik in mijn woning in Heerlen. Ik opende de deur voor mijn vriendin. Meteen hierop stormen een viertal personen op mij af met bivakmutsen op. De vier personen namen mij meteen mee naar de keuken. In de keuken werd ik door alle personen met vuisten geslagen en werd ik ook meerdere keren geschopt. Ik voelde een hevige pijn toen ik werd geslagen en geschopt. Ik was aan het bloeden aan mijn hoofd, mond en oor. Het betrof de volgende personen: [medeverdachte 2] , zijn beste vriend [medeverdachte 1] , zeer gespierd en 120 kilogram, [naam] , dat is een Koerd die in Duitsland woont.
De
geneeskundige verklaring [3] van 8 april 2021, onder meer inhoudende:
Naam: [slachtoffer]
Omschrijving van het letsel:
Wond li wenkbrauw + zwelling
Pijn nek
Pijn borstkast
Pijn bekken
Bloeduitstorting
Geschatte duur van de genezing: 3 weken
Bewijsoverweging
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de aangever op 9 februari 2021 door een groep personen is belaagd en door hen is geslagen en geschopt. Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat hij onder meer verwondingen aan zijn hoofd had.
Door zich met meerdere personen op dergelijke wijze op de aangever te storten en hem te slaan en schoppen, onder meer op een zo kwetsbaar deel van het lichaam als het hoofd, heeft de verdachte, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen, naar het oordeel van de rechtbank met vol opzet zwaar lichamelijk letsel willen toebrengen.
De rechtbank acht het feit dan ook wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat sprake is van medeplegen, nu de verdachte in groepsverband de aangever heeft aangevallen en zelf eveneens geweld tegen de aangever heeft uitgeoefend.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1 primair
op 9 februari 2021 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, (met kracht) tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer] heeft geslagen en geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Feit 1 primair
medeplegen van poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 213 dagen, met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat rekening dient te worden gehouden met de omstandigheid dat de verdachte niet de initiator was van het geweld en dat de redelijke termijn met 32 maanden is overschreden. Een gevangenisstraf van 4 maanden is daarom passend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft samen met zijn medeverdachten een bekende, met wie zij een conflict hadden dat verband hield met drugs, in zijn woning opgezocht. Nadat de deur werd geopend zijn zij met bivakmutsen op de woning binnengedrongen. De verdachte is niet alleen meegegaan, maar heeft ook actief bijgedragen aan deze gewelddadige actie.
Het slachtoffer werd door de groep overrompeld en belaagd. In de beslotenheid van zijn eigen woning kon hij zich nauwelijks verweren. Door het geweld heeft het slachtoffer letsel opgelopen waarvoor een herstelperiode van enkele weken nodig was. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij heeft deelgenomen aan een gewelddadige confrontatie waarbij sprake was van een overweldigende machtspositie en een zeer beangstigende en bedreigende indringing in de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer.
Gelet op de ernst van deze feiten acht de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf van
12 maanden passend en geboden.
De rechtbank stelt echter vast dat de redelijke termijn voor berechting in eerste aanleg in aanzienlijke mate is overschreden. Sinds de aanvang van die termijn zijn inmiddels ruim 48 maanden verstreken, terwijl de zaak uiterlijk binnen 16 maanden had moeten zijn afgedaan. Een dergelijke overschrijding vereist strafvermindering.
Bij het bepalen van de uiteindelijke straf houdt de rechtbank daarnaast rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Zo heeft hij zich aan alle schorsingsvoorwaarden gehouden en is hij niet opnieuw in aanraking gekomen met politie of justitie. De verdachte draagt verder zorg voor zijn zoon en neemt ook verantwoordelijkheid voor de zorg van zijn zieke zus en haar kind. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen noodzaak om de verdachte terug de gevangenis in te sturen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 240 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 27 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en zal zij de verdachte daartoe veroordelen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 47, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een
Dit vonnis is gewezen door mr. C.P.W. van Well, voorzitter, mr. D. Osmić en mr. M.E.M.W. Nuijts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.R.G. van Kerkhof, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 juli 2025.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging – ten laste gelegd dat
Feit 1 primair
hij op of omstreeks 9 februari 2021 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 1 subsidiair
hij op of omstreeks 9 februari 2021 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd, althans tegen lichaam, van die [slachtoffer] te slaan en/of te schoppen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2437-2021020631, gesloten op 8 augustus 2021, digitaal doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 321 (deel I), pagina 1 tot en met pagina 324 (deel II) en pagina 1 tot en met pagina 329 (deel III).
2.Dossierpagina’s 149 en 150.
3.Dossierpagina 159 (deel I)