ECLI:NL:RBLIM:2025:6383

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
ROE 24/288
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de hoogte van de toegekende uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de beslissing van de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, die haar een uitkering van € 10.000,- heeft toegekend op basis van letselcategorie 4. Eiseres betwist de hoogte van de uitkering en stelt dat zij in een hogere letselcategorie ingedeeld moet worden vanwege psychisch letsel dat zij heeft opgelopen door een zedenmisdrijf. De rechtbank heeft op 24 juni 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van de commissie aanwezig waren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiseres niet voldoende objectieve gegevens heeft overgelegd om haar verzoek voor een hogere letselcategorie te onderbouwen. De commissie heeft de door eiseres aangedragen omstandigheden meegewogen, maar heeft geen verzwarende omstandigheden kunnen vaststellen die een hogere letselcategorie rechtvaardigen. De rechtbank heeft de beslissing van de commissie bevestigd en het beroep ongegrond verklaard. Eiseres komt niet in aanmerking voor letselcategorie 5, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de toegekende uitkering redelijk en passend is. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/288

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.W.M. Beckx),
en

Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, de commissie

(gemachtigde: mr. H. Himdi).

Inleiding

1. Met het besluit van 7 augustus 2023 heeft de commissie aan eiseres een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven (het schadefonds) toegekend van € 10.000,- (letselcategorie 4). Met het besluit op bezwaar van 20 december 2024 (het bestreden besluit) is de commissie daarbij gebleven.
1.1.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.2.
De commissie heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 24 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de commissie.
1.4.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.

Motivering van de beslissing

Algemeen
2. Op grond van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg) kan uit het schadefonds een uitkering worden gedaan aan iemand die door een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft opgelopen.
2.1.
Een beslissing over een uitkering uit het schadefonds berust op een discretionaire bevoegdheid van de commissie. Die ruimte heeft de commissie ingevuld met beleid, onder andere met de hier van toepassing zijnde Letsellijst Schadefonds (de Letsellijst) van november 2022. De uitoefening van deze bevoegdheid toetst de rechtbank terughoudend.
2.2.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de commissie zorgvuldig is geweest en in redelijkheid heeft kunnen besluiten aan eiseres een uitkering toe te kennen op basis van letselcategorie 4.
Voorondersteld ernstig psychisch letsel op basis van het geweldsmisdrijf
3. De Letsellijst bevat een lijst met geweldsmisdrijven die een indicatie geeft in welke gevallen de commissie ernstig psychisch letsel kan vooronderstellen en welke letselcategorie daarbij past. Als ernstig psychisch letsel wordt voorondersteld, hoeft het bestaan van het letsel niet te worden onderbouwd met medische gegevens.
3.1.
In het geval van eiseres is psychisch letsel van letselcategorie 4 voorondersteld. Het gaat daarbij om een zedenmisdrijf met seksueel binnendringen, dat naar de aard en gevolgen ernstiger is dan letselcategorie 3.
3.2.
De commissie heeft bij de beoordeling alle door eiseres aangedragen omstandigheden meegewogen, zoals dat het gaat om seksueel misbruik door de vader van eiseres, het is gebeurd in haar slaapkamer en het misbruik bijna twee jaar heeft geduurd. De commissie heeft op basis daarvan letselcategorie 4 van toepassing kunnen vinden.
3.3.
De commissie heeft naar het oordeel de door eiseres aangedragen omstandigheden, hoe erg ook, niet als verzwarende omstandigheden hoeven aanmerken die letselcategorie 5 van toepassing maken. Bij die verzwarende omstandigheden moet worden gedacht aan zeer ernstige omstandigheden, zoals misbruik gedurende een periode van vijf jaar of langer of waarbij sprake is van vrijheidsberoving of sadisme. Hoewel duidelijk is dat eiseres slachtoffer is van een heel ernstig zedenmisdrijf met veel impact, hebben zulke verzwarende omstandigheden zich in het geval van eiseres niet voorgedaan. Eiseres komt daarom niet in aanmerking voor letselcategorie 5.
Beoordeling van psychische letsel op basis van medische gegevens
4. Als de aanvrager in aanmerking wil komen voor een uitkering uit een hogere letselcategorie dan die behoort bij het psychische letsel dat wordt voorondersteld, moet hij dit psychische letsel met medische gegevens onderbouwen.
4.1.
Eiseres stelt onder verwijzing naar de door haar overgelegde medische informatie dat letselcategorie 5 van toepassing zou moeten zijn.
5. Uit de Letsellijst blijkt dat voor toekenning van een uitkering behorend bij letselcategorie 5 (i) een diagnose moet worden overgelegd van een hulpverlener die bevoegd en bekwaam is om een diagnose te stellen, (ii) dat er sprake moet zijn van behandeltrajecten gedurende meer dan 5 jaar, en (iii) dat die leiden tot blijvende gedeeltelijke afhankelijkheid.
5.1.
Uit de stukken blijkt dat eiseres een diagnose van psychisch letsel heeft (voorwaarde i) en ontzettend hard werkt aan haar ontwikkeling tijdens diverse behandeltrajecten die intussen reeds om en nabij de vijf jaar hebben geduurd (voorwaarde ii). Aan de laatste voorwaarde (iii, blijvende gedeeltelijke afhankelijkheid) voldoet eiseres echter niet. Uit de medische stukken blijkt namelijk niet dat eiseres blijvend hulp nodig heeft van een derde bij algemene dagelijkse levensverrichtingen. Het is de rechtbank duidelijk dat eiseres dat wel zo ervaart nu zij veel hulp en steun krijgt van Veilig Thuis en van haar vriend. Deze door eiseres ervaren afhankelijkheid blijkt echter niet uit de medische stukken en is dus niet objectiveerbaar. Bovendien zou een eventuele gedeeltelijke afhankelijkheid blijvend moeten zijn voor letselcategorie 5, maar ook dat blijkt niet uit de medische stukken. Op grond van de medische stukken heeft de commissie dan ook de juiste letselcategorie bepaald.
Beroep op de hardheidsclausule
6. Eiseres stelt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de commissie gebruik moet maken van zijn beleidsruimte en heeft in dat kader op zitting een beroep gedaan op de hardheidsclausule van artikel 8, eerste lid, van de Wsg.
6.1.
In dit artikel staat dat de commissie bij de beoordeling van de aanvraag kan afwijken van het bepaalde in de wet. Dit artikel gaat dus niet over een eventuele afwijking van de Letsellijst en is hier niet van toepassing. Voor zover eiseres (ook) bedoeld heeft een beroep te doen op de afwijkingsbevoegdheid van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, overweegt de rechtbank dat niet is gebleken van zodanig bijzondere omstandigheden die maken dat het handelen overeenkomstig het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen. Met de door eiseres aangevoerde bijzondere omstandigheden is door de commissie al rekening gehouden bij het vaststellen van de letselcategorieën. Ook deze beroepsgrond van eiseres slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
5. Eiseres komt niet in aanmerking voor letselcategorie 5. Dit betekent dat de door de commissie toegekende uitkering van € 10.000,- redelijk en passend is.
5.1.
Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
5.2.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2025 door mr. G. Leijten, rechter, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven, griffier.
De griffier is niet in de gelegenheid om dit proces-verbaal te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: 04 juli 2025.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.