4.3Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 03.203412.22
[slachtoffer 2] deed op 1 juni 2021 aangifte en verklaarde onder meer als volgt:
Ik doe aangifte van verduistering tegen mijn zoon [verdachte] . In maart 2017 is een levenstestament opgemaakt bij de notaris. Hierin zijn [verdachte] en [medeverdachte] beiden vernoemd als gemachtigden. 21 mei 2021 heeft [slachtoffer 1] bemoeienis gekregen in deze zaak. Vervolgens heb ik aan [slachtoffer 1] zijn ouders gevraagd of zij voor mij door de bankpapieren konden kijken omdat ik een en ander niet vertrouwde. Op 19 april 2021 wordt euro 1.250,00 gepind. Op 20 april 2021 worden 2x euro 2.000,00 en 1x euro 1.000,00 gepind. Op 26 april 2021 worden 2x euro 2.000,00 en 1x euro 1.000,00 gepind. Op 28 april 2021 worden 2x euro 2.000,00 en 1x euro 1.000,00 gepind. Op 4 mei 2021 worden 2x euro 2.000,00 en 1x euro 1.000,00 gepind. Op 14 mei 2021 worden 2x euro 2.000,00 en 1x euro 1.000,00 gepind. Op 15 mei 2021 worden 2x euro 2.000,00 en 1x euro 1.000,00 gepind. Op 20 mei 2021 worden 2x euro 2.000,00 en 1x euro 1.000,00 gepind. Naar aanleiding van het gehele voorval heb ik op 25 mei 2021 de volmacht laten intrekken bij de notaris. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Voornoemd levenstestament werd op 21 maart 2017 gepasseerd en hield onder andere in een algemene volmacht aan de verdachte om aangeefsters vermogensrechtelijke en andere zakelijke belangen te behartigen ten behoeve en in het belang van aangeefster.
Uit de bij de aangifte overgelegde bankoverzichten van rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [slachtoffer 2] blijkt van de volgende contante opnames:
Datum
Bedrag
19-04-2021
€ 1.250,00
20-04-2021
€ 2.000,00
20-04-2021
€ 2.000,00
20-04-2021
€ 1.000,00
26-04-2021
€ 2.000,00
26-04-2021
€ 2.000,00
26-04-2021
€ 1.000,00
28-04-2021
€ 2.000,00
28-04-2021
€ 2.000,00
28-04-2021
€ 1.000,00
04-05-2021
€ 2.000,00
04-05-2021
€ 2.000,00
04-05-2021
€ 1.000,00
Verbalisant [verbalisant 1] relateerde op 6 januari 2022 onder meer als volgt:
Op 06-01-2022 bekeek ik de camerabeelden die gevorderd zijn omtrent onderstaande transacties:
19 april 2021 lx 1.250,00 euro.
20 april 2021 2x 2.000,00 en lx 1.000,00 euro.
26 april 2021 2x 2.000,00 en lx 1.000,00 euro.
28 april 2021 2x 2.000,00 en lx 1.000,00 euro.
[...]
4 mei 2021 2x 2.000,00 en lx 1.000,00 euro.
14 mei 2021 2x 2.000,00 en lx 1.000,00 euro.
15 mei 2021 2x 2.000,00 en lx 1.000,00 euro.
20 mei 2021 2x euro 2.000,00 en lx 1.000,00 euro.
Al deze camerabeelden zijn afkomstig van de Rabobank, en betreffen de pinautomaat GEA 153834 Schouwburgplein 13 te Venray.
Op de camerabeelden zie ik een en dezelfde man de pintransacties doen. Deze man heb ik vergeleken met de rijbewijsfoto van de verdachte in de RDW-gegevens. De man die de pintransacties uitvoert komt qua uiterlijke kenmerken overeen met de verdachte, [verdachte] ( [verdachte] ).
De rechtbank is er op grond van deze wettige bewijsmiddelen van overtuigd dat verdachte in een maand tijd in totaal € 36.250,- van de bankrekening van aangeefster heeft gepind. Op grond van het levenstestament had hij de contante gelden vanaf het moment van opname rechtmatig onder zich. Volgens hetzelfde levenstestament moest dit geld besteed worden ten behoeve en in het belang van aangeefster. Uit de aangifte blijkt echter dat zij geen toestemming heeft gegeven voor de betreffende contante opnames en dat het geld niet is besteed ten behoeve van aangeefster. Daarnaast heeft de verdachte niet verklaard over de reden van de contante opnames en heeft hij geen bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt waarvoor het geld is gebruikt. De stelling van de verdediging dat de verdachte deze contante bedragen in enveloppen in een kluis van aangeefster heeft bewaard voor aangeefster, is voor het eerst ter terechtzitting opgeworpen en op geen enkele wijze onderbouwd. De rechtbank acht deze stelling dan ook niet aannemelijk en is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verdachte zich deze contante gelden wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Met betrekking tot deze contante opnames blijkt uit het dossier niet van een strafrechtelijk relevante rol van de medeverdachte. Dat van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten bij het plegen van de verduistering sprake was, is niet komen vast te staan en de rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het
medeplegen.
De verduistering van de contante opname van € 1.050,- op 30 december 2017 acht de rechtbank niet bewezen. Aangeefster verbleef ten tijde van die opname in een revalidatiecentrum en de rechtbank acht het aannemelijk dat de verdachten in dat kader als gemachtigden kosten hebben gemaakt ten behoeve van aangeefster.
De verduistering van € 16.000,- aan contanten acht de rechtbank evenmin bewezen. Op basis van het dossier is het aannemelijk dat dit geldbedrag door de verdachten is gebruikt voor de aankoop van een auto. De verdediging heeft gesteld dat dit bedrag een lening betrof en dat deze lening ook werd afbetaald. Gelet op het dossier (pagina 234, afbetaling in termijnen van in totaal € 4.300,-) is deze stelling aannemelijk en kan door de rechtbank niet worden vastgesteld dat bij de verdachten het voornemen van wederrechtelijke toe-eigening bestond.
De verduistering van in totaal € 11.000,- aan schenkingen, acht de rechtbank eveneens niet bewezen. Soortgelijke schenkingen zijn in de jaren 2013 tot en met 2016 ook gedaan, in een periode vóór het opstellen van het levenstestament en waarin aangeefster haar financiën zelf beheerde. Het is aannemelijk dat na 2016 deze schenkingen zijn voortgezet en de hoogte van de bedragen komen de rechtbank niet vreemd voor.
De rechtbank zal de verdachte dan ook van de verduistering van € 1.050,-, € 16.000,- en
€ 11.000,- vrijspreken.
Parketnummer 03.296235.22
Verbalisanten [verbalisant 2] (hoofdagent), [verbalisant 3] (hoofdagent), [verbalisant 4] (brigadier) en [verbalisant 5] (brigadier), allen werkzaam bij de politie eenheid Limburg, relateerden op 15 november 2022 onder meer als volgt:
Op 15 november 2022, omstreeks 03.50 uur, ontvingen wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] , een melding van geluidshinder afkomstig van het adres [adresgegevens verdachte] . Wij waren in uniform gekleed [...]. Er was een afspraak op locatie op het adres actief welke aangaf dat er al eerder gewaarschuwd was op het adres na geluidshinder, dat er al een proces-verbaal was opgemaakt voor het veroorzaken van geluidshinder en dat bij volgende constatering overgegaan moest worden tot inbeslagname. Dit betrof telkens dezelfde bewoner. [...] wij hoorden [...] diverse malen een doordringend tikkend geluid afgewisseld met schrapende geluiden. Hierna stonden wij voor de woning [adresgegevens verdachte] en hoorden nog meerdere malen dezelfde geluiden. Wij zagen dat het raam aan de voorzijde op kiepstand stond en zagen dat een persoon in de woonkamer van de woning stond. Wij zagen dat hij een aantal malen een op een bezemsteel gelijkend voorwerp langs de muur schraapte en hiermee op de betonnen vloer klopte. Wij klopten aan bij de woning waarna de persoon ons te woord stond via het geopende raam. De persoon herkenden wij direct als de bewoner, [verdachte] , middels een foto uit de politiesystemen. Ook hoorden wij dat de persoon zei dat hij de bewoner was. Wij zegden hem verbaal aan voor het veroorzaken van nachtrumoer en sommeerden hem te stoppen met het veroorzaken van de tikkende en schrapende geluiden omdat anderen hier overlast door ervoeren. Vervolgens liepen wij enkele meters weg bij de woning waarna wij direct dezelfde geluiden waarnamen. Hierop besloten wij wederom contact te maken bij het raam. Wij gaven aan over te willen gaan op inbeslagname van de stokken waar hij dit geluid mee veroorzaakten. Wij hoorden hierop dat [verdachte] zei dat hij hier op geen enkele wijze aan mee ging werken [...]. Omstreeks 05.00 uur kwamen wij, verbalisanten van [verbalisant 5] en [verbalisant 4] , ter plaatse. Wij waren eveneens in uniform gekleed. In de woonkamer troffen wij verdachte [verdachte] aan. In zijn nabijheid lagen twee bezemstelen welke wij in beslag wilde nemen. Dit deelde ik, verbalisant [verbalisant 2] , hem mede waarna wij hoorden dat hij hier niet aan mee ging werken. Wij zagen dat hij een bezemsteel in zijn beide handen vastpakte en hier demonstratief mee op de tafel ging zitten. Telkens als een van ons verbalisanten de steel van tafel wilde pakken pakte hij deze stevig beet en hief hij deze boven zijn hoofd. Na enige tijd op hem te hebben ingepraat deelde ik, verbalisant [verbalisant 2] , aan [verdachte] mede dat hij was aangehouden voor het belemmeren van onze ambtshandelingen. Wij hoorden dat [verdachte] niet ging meewerken aan zijn aanhouding waarna wij hem waarschuwden dat wij dan geweld moesten gaan toepassen. Op enig moment wendde [verdachte] zich van ons af waarop ik, verbalisant [verbalisant 2] , de stok van de tafel trachtte te pakken. [verdachte] merkte dit op waarna hij het andere einde vastpakte en deze uit mijn hand trachtte te trekken. Wij, verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] , pakten de verdachte vervolgens vast waarna wij met hem in gevecht raakten. Ik, verbalisant [verbalisant 4] , zag dat collega [verbalisant 2] de stok vast pakte en probeerde weg te pakken van de tafel. Aan de andere zijde van de stok stond verdachte. Ik, verbalisant, zag dat de verdachte de stok met twee handen vast pakte en hieraan probeerde te trekken. Ik, verbalisant [verbalisant 4] , zag dat collega [verbalisant 2] aan de stok trok en de verdachte naar voren viel over een stoel. Ik, verbalisant [verbalisant 4] , zag dat de verdachte nog steeds de stok vast hield, en de stok probeerde los te trekken. Wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] , zeiden tegen de verdachte dat hij de stok los moest laten. Ik, verbalisant [verbalisant 4] , herhaalde dit en sloeg enkele keren, drie tot vier keer, met gebalde vuist op het hoofd van de verdachte. Wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] , brachten ondertussen de verdachte gecontroleerd naar de grond. Wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 4] , zagen dat de verdachte nog steeds de stok vast hield. Ik, verbalisant [verbalisant 4] , voerde met mijn voet druk uit op de hand van de verdachte om ervoor te zorgen dat hij de stok los liet. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , sloeg de verdachte met mijn gebalde vuist op zijn achterhoofd om zijn verzet te doorbreken. Ik zag echter dat de verdachte de stok vast bleef houden. Hierop stond ik op en schopte ik tegen de rechterschouder van verdachte aan. Wij, verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 2] , zagen dat de verdachte uiteindelijk de stok los liet en hoorde dat hij zei dat hij mee ging werken.