3.3Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijsmateriaal voorhanden is om te komen tot het bewijs dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft gepleegd, zodat hij moet
worden vrijgesproken.
De rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen niet vaststellen dat de verdachte met een mes in de bovenzijde van de rug van de verbalisant heeft gestoken en dat daarmee sprake is van een -voor een strafbare poging vereist- begin van uitvoering van doodslag dan wel zware mishandeling. De verbalisant heeft verklaard dat hij twee tikken voelde op zijn rug en dat hij na het zien van het mes dacht dat die tikken waarschijnlijk steken met dit mes waren. Dit is een eigen invulling van de gebeurtenissen. Daadwerkelijk steken met een mes door de verdachte heeft de verbalisant niet zelf waargenomen en ook zijn er geen getuigen die hebben gezien wat er is gebeurd. Bovendien blijkt uit het vezel- en textielonderzoek (pagina 98) dat de beschadigingen aan de jas van de verbalisant microscopisch waren en dat er geen vezels op het aangetroffen mes zijn gevonden die overeenkomen met vezels zoals verwerkt in de jas van de verbalisant. Volgens de rapporterende deskundige zou deze overdracht wel worden verwacht als het mes is gebruikt bij het beschadigen van de jas.
De rechtbank zal de verdachte ook vrijspreken van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij de verbalisant heeft bedreigd door met een mes stekende bewegingen in diens richting te maken. Overeenkomstig hetgeen hiervoor is overwogen kunnen steken en ook stekende bewegingen met een mes niet bewezen worden verklaard. Op grond van de bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank wel worden vastgesteld dat de verdachte de verbalisant heeft bedreigd door middel van het tonen van een mes. Dit laatste is echter niet ten laste gelegd. Nu de rechtbank alleen feiten bewezen kan verklaren die in de tenlastelegging genoemd staan, zal zij de verdachte vrijspreken.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijsmateriaal voorhanden is om te komen tot het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde onder 2 primair heeft gepleegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Het staat voor de rechtbank vast dat de verdachte de haren van aangeefster heeft vastgepakt en vervolgens haar met haar hoofd ergens tegenaan heeft geslagen. Dit laatste zou kunnen leiden tot zwaar lichamelijk letsel. Uit de inhoud van het dossier blijkt alleen niet met welke kracht dit is gebeurd. De rechtbank kan hierdoor niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat sprake was van een zodanige kracht dat dit zou kunnen hebben geleid tot zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank acht op grond van de onderstaande bewijsmiddelen wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van aangeefster (feit 2 subsidiair) en ook dat de verdachte goederen van haar heeft beschadigd (feit 3). De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van de strafverhogende omstandigheid dat de mishandeling gepleegd werd tegen zijn levensgezel, nu de relatie tussen aangeefster en de verdachte al jarenlang verbroken was.
[slachtoffer] op 25 juni 2024 aangifte en verklaarde onder meer als volgt:
Op 25 juni 2024 was ik in mijn woning aan de [adres] te Venlo. Ik woon hier samen met mijn huisgenoot [naam 3] en [verdachte] . [...] vanaf het moment dat ik thuis kwam pakte [verdachte] mij vast en vroeg mij om geld. Hij bleef herhaaldelijk schreeuwen om geld. [verdachte] wilde ook mijn mobiele telefoon hebben. Ik wilde deze niet geven. Ik wilde vluchtte en rende naar boven naar de badkamer en besloot de badkamer deur af te sluiten. Ik hoorde dat [verdachte] met kracht tegen de badkamer deur sloeg of schopte. Dit ging zo hard en met zoveel geweld dat ik bang was dat [verdachte] de deur open zou breken. Om erger te voorkomen en te voorkomen dat de deur helemaal vernield werd heb ik de badkamerdeur open gemaakt. Op dat moment zag ik dat [verdachte] de badkamer in stapte. Ik zag en voelde dat hij mij direct aan mijn haren vastpakte en met mijn hoofd met kracht tegen de deurstijl van de douchecabine en de tegels werd aangeslagen. Dit deed hij meerdere keren. Dit deed hevige pijn. [...] Ik voelde en zag dat hij mij bij mijn haren vastpakte en mijn hoofd met kracht op de tegelvloer van de badkamer sloeg. Dit deed hij meerdere keren met kracht. Ik zag dat de medebewoner [naam 3] de badkamer deur opende en begon te schreeuwen tegen [verdachte] dat hij moest stoppen. [naam 3] zag en hoorde dat ik door [verdachte] werd mishandeld. Omdat [verdachte] hierdoor werd afgeleid en zich omdraaide kon ik loskomen en wegvluchten.
Uit het letselrapport van 26 juni 2024 blijkt onder andere van het volgende letsel bij
[slachtoffer] :
Datum letselonderzoek: 26-06-2024
HoofdBeschrijving: hematomen op het behaarde hoofd, diffuus gebloed bij de haarwortels
Soort: kneuzing
Gemelde toedracht: aan de haren met het hoofd tegen harde ondergronden geslagen: deurstijlen tegels
Toedracht past bij letsel: goed
[slachtoffer] verklaarde op 12 maart 2025 bij de rechter-commissaris onder meer als volgt:
Toen begon hij de deur te forceren naar de badkamer. Ik heb de deur opengemaakt, hij heeft mijn telefoon afgepakt. Toen heeft hij de telefoon op de grond gegooid.
De politie constateerde ook dat de achterkant van uw telefoon kapot was. Hoe kwam het dat de achterkant van uw mobiele telefoon kapotging?
Omdat hij met de telefoon gegooid heeft.
Op foto 5 in de bij de aangifte behorende fotomap kan de beschadigde mobiele telefoon van aangeefster worden waargenomen, met meerdere breuken aan de achterzijde.
L.J. [naam 3] verklaarde op 25 juni 2024 onder meer als volgt:
Ik verblijf bij [verdachte] en [slachtoffer] aan de [adres] te Venlo. Vandaag op
25 juni 2024 was ik in de woning. Ik zag dat [verdachte] boven op de gang stond. Ik zag dat [slachtoffer] naar beneden liep en een telefoon pakte om vervolgens weer naar boven te gaan. Inmiddels was [verdachte] aan het schreeuwen. Dit was omdat hij geen geld kreeg van zowel [slachtoffer] als van mij. Ik zag dat ze zichzelf opsloot in de badkamer. Ik liep ondertussen naar de begane grond. Ik hoorde alles wat er werd geroepen boven. Ik hoorde dat [verdachte] op de deur aan het slaan was. Ik hoorde dat [slachtoffer] mijn naam schreeuwde. Ze riep om hulp. Ik liep de trap omhoog. Ik zag dat de badkamer nog steeds op slot zat en dat [verdachte] nog steeds aan het schreeuwen en slaan was. Ik zag dat de badkamerdeur open ging. Ik zag dat [verdachte] met beiden handen de schouders van [slachtoffer] beetpakte. Ik zag dat [verdachte] met zijn hand het hoofdhaar vastgreep van [slachtoffer] en dat hij haar hoofd tegen de muur
duwde. Dit deed hij zo'n 2 tot 3 keer. [verdachte] pakte de telefoon van [slachtoffer] af [...].
De verdachte heeft ter terechtzitting onder meer het volgende verklaard:
Ik heb op 25 juni 2024 een kopstoot tegen de badkamerdeur gegeven en daarmee een gat in de deur veroorzaakt.