ECLI:NL:RBLIM:2025:6291

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
03.246199.24
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtelijke corruptie door reclasseringsmedewerker met valsheid in geschrifte

In deze zaak is een reclasseringsmedewerker veroordeeld voor ambtelijke corruptie en valsheid in geschrifte. De verdachte, geboren in 1984, heeft in de periode van 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2024, als ambtenaar, meermalen giften aangenomen en gevraagd van taakgestraften in ruil voor het vervalsen van werkbriefjes van opgelegde taakstraffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aannemen van giften, het vragen van giften, valsheid in geschrifte en het gebruik maken van vervalste geschriften. De verdachte heeft erkend schuldig te zijn aan de feiten, met uitzondering van enkele specifieke gevallen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, gezien de rol van de verdachte als ambtenaar en het vertrouwen dat de samenleving in hem had. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en een beroepsverbod voor vijf jaar. De uitspraak is gedaan op 1 juli 2025 door de meervoudige kamer van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.246199.24
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortedatum] 1984,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A. Cinar, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 juni 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De behandeling van deze zaak heeft gelijktijdig plaatsgevonden met de behandeling van de ontnemingsvordering met parketnummer 03.246199.24 OWV.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:zich in de periode van 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2024 als ambtenaar schuldig heeft gemaakt aan het aannemen van giften en beloften, wetende dat deze hem gedaan, verleend of aangeboden worden ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem in zijn huidige of vroegere bediening was gedaan of nagelaten;
Feit 2:zich in de periode van 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2024 als ambtenaar schuldig heeft gemaakt aan het vragen van giften en beloften teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten;
Feit 3:zich in de periode van 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2024 schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte;
Feit 4:zich in de periode van 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2024 schuldig heeft gemaakt aan het gebruik maken van valse geschriften, als ware het echt en onvervalst.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4. De verdachte heeft alle feiten bekend, met uitzondering van de verfeitelijking onder feit 1, 3 en 4 ten aanzien van [naam 1] . Op basis van het dossier kan echter vastgesteld worden dat [naam 1] ook opeens overgeplaatst werd naar de kinderboerderij Limmel en dat het telefoonnummer van [naam 1] in de privételefoon van de verdachte stond vanaf het moment dat de overeenkomst werkstraf getekend was.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van de verfeitelijking onder feit 1, 3 en 4 ten aanzien van [naam 1] . De overeenkomst werkstraf van [naam 1] is niet getoond aan getuige [naam getuige] van de kinderboerderij waardoor hij niet ten aanzien van de overeenkomst van [naam 1] heeft verklaard de overeenkomst niet te herkennen. Tevens zijn geen whatsappgesprekken te vinden tussen [naam 1] en de verdachte en zijn er geen girale geldsporen aangetroffen. De verdachte dient hiervan partieel vrijgesproken te worden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank de feiten 1 tot en met 4 bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 juni 2025;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige] van 28 augustus 2024 (p. 31 t/m 33 van zaaksdossier [verdachte] bijlage 2);
  • de overeenkomst werkstraf van 4 juli 2023 en verklaring gewerkte uren werkstraf d.d. 26 juli 2023 van [naam 2] (p. 67 en 68);
  • het proces-verbaal van verhoor [naam 3] van 2 oktober 2024 (p. 31 en 33 van zaaksdossier verdachte [naam 3] bijlage 7);
  • de overeenkomst werkstraf van 23 oktober 2023 en verklaring gewerkte uren werkstraf van 6 november 2023 van [naam 3] (p. 69 en 70);
  • het proces-verbaal van bevindingen van 7 november 2024 (p. 37 en 38 van zaaksdossier verdachte [naam 4] bijlage 8);
  • de overeenkomst werkstraf van 1 september 2023 en verklaring gewerkte uren werkstraf van 26 september 2023 van [naam 4] (p. 71 en 72);
  • het proces-verbaal van verhoor [naam 5] van 19 september 2024 (p. 33 en 38 van zaaksdossier verdachte [naam 5] bijlage 3);
  • de overeenkomst werkstraf van 14 juli 2023 en verklaring gewerkte uren werkstraf van 29 augustus 2023 van [naam 5] (p. 73 en 74);
  • de overeenkomst werkstraf van 24 juli 2023 en verklaring gewerkte uren werkstraf van 22 augustus 2023 van [naam 6] (p. 75 en 76);
  • het proces-verbaal van verhoor [naam 7] van 19 september 2024 (p. 32 en 36 van zaaksdossier verdachte [naam 7] bijlage 4);
  • de overeenkomst werkstraf van 24 augustus 2023 en verklaring gewerkte uren werkstraf van 19 september 2023 van [naam 7] (p. 77 en 78);
  • het proces-verbaal van verhoor [naam 8] van 25 september 2024 (p. 31 en 33 van zaaksdossier verdachte [naam 8] bijlage 6);
  • de overeenkomst werkstraf van 29 november 2023 en verklaring gewerkte uren werkstraf van 13 december 2023van [naam 8] (p. 79 en 80);
  • het proces-verbaal van verhoor [naam 9] van 25 september 2024 (p. 30 en 34 van zaaksdossier verdachte [naam 9] bijlage 5);
  • de overeenkomst werkstraf van 25 januari 2024 en verklaring gewerkte uren werkstraf van 7 februari 2024 van [naam 9] (p. 81 en 82);
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 10] van 6 september 2024 (p. 100 en 101 van het zaaksdossier [verdachte] bijlage 2);
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 11] van 30 augustus 2024 (p. 84 en 85 van het zaaksdossier [verdachte] bijlage 2);
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 12] van 2 september 2024 (p. 96 t/m 98 van het zaaksdossier [verdachte] bijlage 2).
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, waarop het, gelet op zijn inhoud, betrekking heeft.
Met uitzondering van feit 1, 3 en 4 ten aanzien van [naam 1] , volstaat de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte de bewezenverklaarde feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank overweegt hierbij dat feit 1 een (impliciet) cumulatieve tenlastelegging betreft en dat een redelijke wetsuitleg met zich brengt dat het bepleiten van vrijspraak door de verdediging voor één van de impliciet cumulatief tenlastegelegde feiten aan toepassing van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering bij de andere (impliciet cumulatief) tenlastegelegde feiten niet in de weg staat.
De rechtbank acht feit 1, 3 en 4 ten aanzien van [naam 1] wettig en overtuigend bewezen. Uit de volgende bewijsmiddelen:
  • de overeenkomst werkstraf van 13 februari 2023 en verklaring gewerkte uren werkstraf van 27 februari 2023 van [naam 1] (p. 83 en 84);
  • het proces-verbaal van bevindingen van 25 november 2024 (p. 26 van het zaaksdossier verdachte [naam 1] bijlage 11);
  • het proces-verbaal van bevindingen van 25 november 2024 (p. 41 en 42 van het zaaksdossier verdachte [naam 1] bijlage 11).
leidt de rechtbank af dat getuige [naam getuige] , beheerder van de kinderboerderij Limmel, de naam [naam 1] niet herkende als zijnde een persoon die bij hem op de kinderboerderij een taakstraf had uitgevoerd en dat de handtekeningen op de overeenkomst werkstraf en de verklaring gewerkte uren werkstraf niet van hem zijn. Voorts stond het telefoonnummer van [naam 1] opgeslagen in de privételefoon van de verdachte. Via zijn privételefoon had hij contact met de andere taakgestraften waar hij heeft aangeboden dat zij hun taakstraf af konden kopen. De aanmaakdatum van het contact [naam 1] in de privételefoon van de verdachte is 3 februari 2023. Dit is ook de datum dat [naam 1] zou zijn gestart met werken bij de kinderboerderij Limmel. De verklaring van de verdachte dat hij zich niet heeft laten omkopen door [naam 1] en dat hij zijn overeenkomst niet heeft vervalst, althans zich dat niet meer kan herinneren, acht de rechtbank dan ook onaannemelijk gezien bovenstaande bewijsmiddelen.
De rechtbank overweegt tenslotte dat aan de term ‘ambtenaar’ in de zin van het Wetboek van Strafrecht niet dezelfde betekenis toekomt als aan de term ambtenaar in de zin van artikel 1 Ambtenarenwet. De ambtenaar in het Wetboek van Strafrecht is volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad iemand die door het openbaar gezag is aangesteld tot een openbare betrekking om een deel van de taak van de Staat of zijn organen te verrichten. Deze definitie wordt in rechtspraak van de Hoge Raad ruim toegepast. De term ‘ambtenaar’ moet aldus worden uitgelegd dat daaronder tevens is begrepen degene die onder toezicht en verantwoording van de overheid is aangesteld in een functie waaraan een openbaar karakter niet kan worden ontzegd. De verdachte – destijds in dienst van Reclassering Nederland – moet aldus worden aangemerkt als ambtenaar in de zin van het Wetboek van Strafrecht.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1:
in de periode van 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2024 in Nederland, meermalen, als ambtenaar, in de functie van medewerker werkstraffen van de Reclassering
Nederland, een gift, te weten een geldbedrag heeft aangenomen van
- [naam 5] (een geldbedrag van € 2.400,--) en
- [naam 7] (een geldbedrag van € 450,--) en
- [naam 2] (een onbekend gebleven geldbedrag) en
- [naam 3] (een geldbedrag van € 1.350,--) en
- [naam 4] (een geldbedrag van € 100,--) en
- [naam 6] (een onbekend gebleven geldbedrag) en
- [naam 9] (een geldbedrag van € 1.100,--) en
- [naam 8] (een geldbedrag van € 700,--) en
- [naam 1] (een onbekend gebleven geldbedrag),
wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem gedaan werd ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem in zijn huidige bediening was gedaan, te weten het (in zijn functie van medewerker werkstraffen van de Reclassering Nederland) in strijd met de waarheid als voldaan registreren van een opgelegde taakstraf;
Feit 2:
in de periode van 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2024 in Nederland, meermalen,
als ambtenaar, in de functie van medewerker werkstraffen van de Reclassering
Nederland, een gift heeft gevraagd, te weten
- aan [naam 10] een geldbedrag van € 1.400,-- en
- aan [naam 11] een geldbedrag van € 1.600,-- dan wel (in tweede instantie)
€ 1.200,-- en
- aan [naam 12] een geldbedrag van € 2.400,-- dan wel (in tweede instantie)
€ 1.200,--,
teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen, te weten het (in zijn functie van medewerker werkstraffen van de Reclassering Nederland) in strijd met de waarheid als voldaan registreren van een opgelegde taakstraf;
Feit 3:
in de periode van 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2024 in Nederland, meermalen, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- een overeenkomst werkstraf en een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 5]
en
- een overeenkomst werkstraf en een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 7]
en
- een overeenkomst werkstraf en een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 2]
en
- een overeenkomst werkstraf en een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 3]
en
- een overeenkomst werkstraf en een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 4]
en
- een overeenkomst werkstraf en een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 6]
en
- een overeenkomst werkstraf en een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 9]
en
- een overeenkomst werkstraf en een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 8]
en
- een overeenkomst werkstraf en een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 1] ,
heeft vervalst door deze geschriften te voorzien van een vervalste handtekening van een ander dan van hemzelf, verdachte, en in strijd met de waarheid op deze geschriften te vermelden dat de opgelegde taakstraf was voltooid, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Feit 4:
in de periode van 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2024 in Nederland, meermalen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalst geschrift dat bestemd was
om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware het echt en onvervalst, te weten
- een overeenkomst werkstraf en een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 5]
en
- een overeenkomst werkstraf en een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 7]
en
- een overeenkomst werkstraf en een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 2]
en
- een overeenkomst werkstraf en een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 3]
en
- een overeenkomst werkstraf en een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 4]
en
- een overeenkomst werkstraf en een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 6]
en
- een overeenkomst werkstraf en een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 9]
en
- een overeenkomst werkstraf en een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 8]
en
- een overeenkomst werkstraf en een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 1] ,
door die overeenkomsten en die verklaringen, althans de op die overeenkomsten
en/of die verklaringen vermelde gegevens, in te voeren in het geautomatiseerde
informatiesysteem IRIS van de Reclassering.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
als ambtenaar een gift aannemen, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem gedaan wordt ten gevolge van hetgeen door hem in zijn huidige bediening is gedaan, meermalen gepleegd
Feit 2:
als ambtenaar een gift vragen teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen, meermalen gepleegd
Feit 3:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
Feit 4:
opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte op te leggen een beroepsverbod voor het uitoefenen van het beroep van ambtenaar voor de duur van vijf jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en te volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf gecombineerd met een maximale taakstraf. Primair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat sprake is van eendaadse samenloop, omdat de verschillende gedragingen van de verdachte nauw met elkaar samenhangen. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat sprake is van meerdaadse samenloop.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat de door de verdediging bepleitte strafmodaliteit niet passend is. Ook met de door de officier van justitie geëiste straf kan niet worden volstaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De verdachte heeft zich als medewerker werkstraffen van de Reclassering Nederland meermalen en gedurende een langere tijd schuldig gemaakt aan passieve omkoping van taakgestraften, valsheid in geschrifte en het gebruik maken van deze vervalste geschriften. De verdachte heeft taakgestraften op eigen initiatief benaderd om hen een aanbod te doen waarbij de taakgestraften hun taakstraf konden afkopen. Hij heeft hierbij het vertrouwen gewekt bij de taakgestraften dat zij op deze gemakkelijke manier van hun taakstraf af konden komen. Hij heeft zich daarbij voorgedaan alsof hij in naam van de reclassering of soms in naam van de officier van justitie optrad of te doen alsof dit bij de werkstrafprocedure hoort. De verdachte heeft daarbij op grove wijze misbruik gemaakt van zijn positie als reclasseringsambtenaar en van de vaak kwetsbare positie waarin deze taakgestraften zich bevonden. Uit het dossier komt naar voren dat verdachte daarbij vaak grote druk op de taakgestraften heeft uitgeoefend om af te kopen, of de druk bij de taakgestraften verhoogde door aan te geven dat er geen projecten in de buurt beschikbaar waren of dat er niet minder uren in een week gewerkt kon worden. Hij heeft voorts deze taakgestraften – nadat zij in ieder geval al eens zijn veroordeeld tot een taakstraf – betrokken bij het mogelijk plegen van ernstige strafbare feiten en zich niet bekommerd over de vraag wat de gevolgen voor de taakgestraften kunnen zijn, wanneer blijkt dat zij de door de rechter opgelegde taakstraf niet vervuld hebben. De verdachte heeft slechts met het oog op eigen geldelijk gewin tevens de overeenkomsten van de werkstraffen en de verklaringen gewerkte uren taakstraf vervalst met meerdere vervalste handtekeningen alsof deze taakgestraften hun taakstraf hadden uitgevoerd.
De rechtbank tilt zwaar aan de door de verdachte gepleegde strafbare feiten omdat de verdachte als reclasseringsambtenaar een voorbeeldfunctie in de maatschappij vervult. Ambtenaren dienen absoluut integer te handelen en daarmee is per definitie strijdig dat strafbare handelingen zoals deze worden gepleegd. Dergelijk gedrag ondermijnt het vertrouwen in de overheid en de ambtenarij als geheel en tast daarmee op grove wijze de bestaande loyaliteit ten aanzien van gezag en regelgeving aan en daarmee de gehele rechtstaat. In het bijzonder tast de verdachte met zijn handelen de geloofwaardigheid en integriteit van de strafrechtspleging aan. De verdachte lijkt zich nog steeds niet helemaal bewust van de ernst en omvang van de schade die hij veroorzaakt heeft met zijn handelen, getuige de vergelijking die hij ter zitting maakte met strafbaar handelen door andere ambtenaren. De rechtbank vraagt zich af of de verdachte wel voldoende inzicht heeft in de strafwaardigheid van zijn eigen handelen. Het baart de rechtbank zorgen dat de verdachte in zijn huidige functie bij het Leger des Heils in een vergelijkbare positie werkt. De verdachte is enkel uitgegaan van eigen gewin om zijn gokverslaving te bekostigen en is volledig voorbij gegaan aan zijn plicht om als ambtenaar de aan hem opgedragen taak uit te voeren, te weten de executie van de door de rechter opgelegde taakstraffen. De bevoegdheid tot het nemen van zulke beslissingen ligt uitsluitend bij de rechter en bij het Openbaar Ministerie. De verdachte heeft zich door zijn handelen deze bevoegdheid onrechtmatig toegeëigend. Het vertrouwen dat de samenleving en de overheid in hem had gesteld heeft de verdachte willens en wetens en gedurende een langere tijd geschaad. De verdachte heeft van meet af aan zijn verantwoordelijkheid proberen te ontlopen, waarbij hij ter terechtzitting van 17 juni 2025 zich verschuilt achter zijn gokverslaving en dat hij ook slachtoffer is geworden van het in aanvang, vermeend, benaderd zijn door de taakgestraften zelf. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
De rechtbank is van oordeel dat hier sprake is van meerdaadse samenloop en niet van eendaadse samenloop. De bewezenverklaarde feiten moeten als op zichzelf staande handelingen worden beschouwd die meer dan één misdrijf opleveren. De verdachte heeft per feit en per handeling een op zichzelf staande beslissing genomen waarbij hij steeds opnieuw een keuzemoment had en op ieder moment zijn beslissing kon heroverwegen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 12 mei 2025 waaruit volgt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank slaat voorts acht op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Zo volgt hij behandeling, heeft hij zijn gokverslaving voor nu onder controle en heeft hij een baan bij het Leger des Heils. Hoewel de rechtbank de positieve kant van zijn persoonlijke omstandigheden onder ogen ziet, is de rechtbank van oordeel dat de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze ambtelijke corruptie is gepleegd, zoals hiervoor overwogen, door de verdachte zodanig zwaar wegen dat de rechtbank van oordeel is dat niet volstaan kan worden met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, hoger dan door de officier van justitie geëist.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering deze heeft geadviseerd in haar rapport van 13 januari 2025 aan de orde is.
Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte een beroepsverbod (als bedoeld in artikel 28 lid 1 onder 1 van het Wetboek van Strafrecht) om het beroep van ambtenaar uit te oefenen opleggen voor de duur van vijf jaren.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 28, 29, 31, 57, 225 en 363 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van twee jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
a.
Meldplicht bij reclassering
De veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet al zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet de veroordeelde zich melden bij Novadic-Kentron op het volgende adres: Dr. Poletlaan 74/76 te Eindhoven. Hierna moet hij zich gedurende een periode, welke opgelegd is door Justitie, door Novadic-Kentron, netwerk voor
verslavingszorg, blijven melden zo frequent als de reclassering van Novadic-Kentron gedurende deze perioden nodig acht.
Ambulante behandeling
De veroordeelde laat zich behandelen voor zijn gok problematiek en psychische problematiek door Novadic-Kentron of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt.
De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
  • geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
-
ontzet de verdachte van het recht om het beroep van ambtenaar uit te oefenen voor de duur van vijf jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J.M.A. van Atteveld, voorzitter, mr. G.H. Hermanides en mr. M.G.J.M. van der Staak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A.M. Tubée, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 1 juli 2025.
Buiten staat
Mr. Van der Staak is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2024 te Maastricht,
althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
als ambtenaar, in de functie van medewerker werkstraffen van de Reclassering
Nederland,
een gift en/of een belofte dan wel een dienst, te weten een geldbedrag heeft
aangenomen van
- [naam 5] (een geldbedrag van € 2.400,--) en/of
- [naam 7] (een geldbedrag van € 450,--) en/of
- [naam 2] (een onbekend gebleven geldbedrag) en/of
- [naam 3] (een geldbedrag van € 1.350,--) en/of
- [naam 4] (een geldbedrag van € 100,--) en/of
- [naam 6] (een onbekend gebleven geldbedrag) en/of
- [naam 9] (een geldbedrag van € 1.100,--) en/of
- [naam 8] (een geldbedrag van € 700,--) en/of
- [naam 1] (een onbekend gebleven geldbedrag),
wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem gedaan, verleend of
aangeboden werd ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem in zijn
huidige of vroegere bediening was gedaan of nagelaten, te weten het (in zijn functie
van medewerker werkstraffen van de Reclassering Nederland) in strijd met de
waarheid als voldaan registreren van een opgelegde taakstraf;
Feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2024 te Maastricht,
althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
als ambtenaar, in de functie van medewerker werkstraffen van de Reclassering
Nederland,
een gift en/of een belofte dan wel een dienst heeft gevraagd, te weten
- aan [naam 10] een geldbedrag van € 1.400,-- en/of
- aan [naam 11] een geldbedrag van € 1.600,-- dan wel (in tweede instantie)
€ 1.200,-- en/of
- aan [naam 12] een geldbedrag van € 2.400,-- dan wel (in tweede instantie)
€ 1.200,--,
teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten, te weten
het (in zijn functie van medewerker werkstraffen van de Reclassering Nederland) in
strijd met de waarheid als voldaan registreren van een opgelegde taakstraf;
Feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2024 te Maastricht,
althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, een geschrift dat bestemd was
om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- een overeenkomst werkstraf en/of een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 5]
(zaaksdossier [naam 5] , p. 40, 41)
en/of
- een overeenkomst werkstraf en/of een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 7]
(zaaksdossier [naam 7] , p. 39, 40)
en/of
- een overeenkomst werkstraf en/of een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 2]
(zaaksdossier [naam 2] , p. 30, 31)
en/of
- een overeenkomst werkstraf en/of een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 3]
(zaaksdossier [naam 3] , p. 37, 38)
en/of
- een overeenkomst werkstraf en/of een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 4]
(zaaksdossier [naam 4] , p. 35, 36)
en/of
- een overeenkomst werkstraf en/of een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 6]
(zaaksdossier [naam 6] , p. 36, 37)
en/of
- een overeenkomst werkstraf en/of een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 9]
(zaaksdossier [naam 9] , p. 36, 37)
en/of
- een overeenkomst werkstraf en/of een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 8]
(Algemeen dossier, p. 79, 80)
en/of
- een overeenkomst werkstraf en/of een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 1] ,
(Algemeen dossier, p. 83, 84)
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door deze geschriften te voorzien van
een valse/vervalste handtekening van een ander dan van hemzelf, verdachte, en/of
in strijd met de waarheid in/op deze geschriften te vermelden dat de opgelegde
taakstraf was voltooid, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken
of door anderen te doen gebruiken;
Feit 4:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2024 te Maastricht,
althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals of vervalst geschrift dat bestemd was
om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware het echt en onvervalst, te weten
- een overeenkomst werkstraf en/of een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 5]
(zaaksdossier [naam 5] , p. 40, 41)
en/of
- een overeenkomst werkstraf en/of een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 7]
(zaaksdossier [naam 7] , p. 39, 40)
en/of
- een overeenkomst werkstraf en/of een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 2]
(zaaksdossier [naam 2] , p. 30, 31)
en/of
- een overeenkomst werkstraf en/of een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 3]
(zaaksdossier [naam 3] , p. 37, 38)
en/of
- een overeenkomst werkstraf en/of een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 4]
(zaaksdossier [naam 4] , p. 35, 36)
en/of
- een overeenkomst werkstraf en/of een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 6]
(zaaksdossier [naam 6] , p. 36, 37)
en/of
- een overeenkomst werkstraf en/of een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 9]
(zaaksdossier [naam 9] , p. 36, 37)
en/of
- een overeenkomst werkstraf en/of een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 8]
(Algemeen dossier, p. 79, 80)
en/of
- een overeenkomst werkstraf en/of een ‘’verklaring gewerkte uren taakstraf’’ ten
aanzien van [naam 1] ,
(Algemeen dossier, p. 83, 84)
door die overeenkomsten en/of die verklaringen, althans de op die overeenkomsten
en/of die verklaringen vermelde gegevens, in te voeren in het geautomatiseerde
informatiesysteem IRIS van de Reclassering.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, onderzoeksnummer PL2800- 20240041, gesloten op 29 november 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 362.