ECLI:NL:RBLIM:2025:6286

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
03/306093-24
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot doodslag, veroordeling poging tot zware mishandeling

Op 1 juli 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1982, die werd bijgestaan door mr. J.J.H.M. de Crom. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 17 juni 2025, waarbij de verdachte en zijn raadsvrouw aanwezig waren. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van poging tot doodslag op 7 september 2024 in Maastricht, maar de rechtbank oordeelde dat er geen wettig bewijs was voor opzet op de dood van het slachtoffer. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan de subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door het slachtoffer meerdere keren te trappen en te stompen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag, maar achtte de poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 dagen geëist, waarvan 29 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een gevangenisstraf van 30 dagen op, waarvan 29 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de positieve beoordeling van de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/306093-24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 1 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortedatum] 1982,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.J.H.M. de Crom, advocaat kantoorhoudende te Eindhoven.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 17 juni 2025. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun stand-punten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op 7 september 2024 in Maastricht heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden, dan wel hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door tegen zijn hoofd/gezicht en (boven)lichaam te trappen en/of te schoppen en met kracht te slaan en/of te stompen tegen het gezicht/hoofd van [slachtoffer] .

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de primair tenlastegelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend te bewijzen, omdat geen sprake is van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op het overlijden van [slachtoffer] . Hij acht wel bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair tenlastegelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, door te trappen tegen of in de richting van het hoofd en het bovenlichaam en het met kracht slaan dan wel stompen tegen het hoofd van [slachtoffer] .
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte vrij te spreken van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag wegens het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer] ; er was namelijk geen sprake van een aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] zou komen te overlijden. Ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat in de omstandigheden van dit geval geen aanmerkelijke kans op de dood, maar wel een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bestond, die de verdachte blijkens zijn gedragingen ook bewust heeft aanvaard. Aldus zal de verdachte van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag worden vrijgesproken en acht de rechtbank de subsidiair tenlastegelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel wettig en overtuigend bewezen.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het vonnis gehecht.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht het subsidiaire feit bewezen in die zin dat de verdachte:
op 7 september 2024 te Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meerdere malen met geschoeide voet tegen en in de richting van het hoofd en het (boven)lichaam van [slachtoffer] heeft getrapt en met kracht tegen en in de richting van het gezicht/hoofd van [slachtoffer] heeft gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
T.a.v. feit 1 subsidiair:
poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. Bij zijn strafeis heeft de officier van justitie in het bijzonder rekening gehouden met de aanloop naar deze gebeurtenis, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en het positieve reclasseringsrapport.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij veroordeling van de verdachte voor het subsidiair tenlastegelegde een taakstraf op te leggen in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsvrouw heeft ook verzocht om in het bijzonder rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Bij een veroordeling zal de verdachte zijn baan in de zorgsector verliezen, omdat hij geen Verklaring Omtrent het Gedrag meer zal kunnen krijgen. Tevens is hij niet door de Bibob-screening gekomen door het onderhavige feitencomplex, zodat hij geen eigenaar meer kan zijn van een horecazaak. Dit ervaart de verdachte al als een zware bestraffing.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. In de horecazaak waar de verdachte werkzaam is, was het slachtoffer samen met zijn vrouw als toerist aanwezig. Na een woordenwisseling tussen het slachtoffer en andere gasten, heeft de verdachte het slachtoffer verzocht de horecazaak te verlaten. Na het verlaten van de zaak heeft het slachtoffer met zijn vrouw ruzie gekregen op straat en haar op de grond geduwd; uit de stukken kan worden afgeleid dat zij hierbij letsel aan de pols opliep. De verdachte heeft op dat moment besloten om het slachtoffer en zijn vrouw te volgen, opdat de vrouw veilig bij hun hotel zou komen. De verdachte heeft hierbij, ook volgens de rechtbank, in principe de beste bedoelingen gehad en heeft de-escalerend willen handelen, maar op enig moment – toen het slachtoffer ruzie bleef maken met zijn vrouw – is bij de verdachte een knop om gegaan en heeft hij het bewezenverklaarde feit gepleegd. Het spreekt voor zich dat dit niet de manier is waarop een woordenwisseling of ruzie moet worden opgelost.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat zijn strafblad geheel blanco is. De rechtbank heeft ook acht geslagen op het rapport van de reclassering van 15 mei 2025. Daarin komt naar voren dat de verdachte zijn leven goed op orde heeft. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat en de reclassering adviseert bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden; interventies of toezicht zijn volgens de reclassering niet nodig. Verder houdt de rechtbank rekening met de oprecht overkomende spijtbetuiging van de verdachte ter terechtzitting en zijn proceshouding waarbij hij van meet af aan verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. De rechtbank gaat er met de officier van justitie en de verdediging van uit dat het hier om een eenmalig, zij het zeer betreurenswaardig, incident gaat.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de strafeis van de officier van justitie passend is. De rechtbank zal deze strafeis volgen en legt aan de verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk. De rechtbank volstaat met een proeftijd van 2 jaren. Het recidiverisico is laag en de rechtbank ziet niet in waarom de proeftijd langer zou moeten duren. Daarnaast zal een taakstraf worden opgelegd voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.H.M. Geuns, voorzitter, mr. H.M.J. Quaedvlieg en
mr. N.P.J. van de Pasch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.P. Huntjens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 1 juli 2025.
Buiten staat
Mr. Van de Pasch is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 7 september 2024 te Maastricht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
een of meerdere malen
- met geschoeide voet in/tegen/in de richting van het gezicht/hoofd en/of het (boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft getrapt en/of geschopt en/of
- met kracht in/tegen/in de richting van het gezicht/hoofd, althans op/tegen/in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot ene veroordeling leidt, dat
hij op of omstreeks 7 september 2024 te Maastricht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
een of meerdere malen
- met geschoeide voet in/tegen/in de richting van het gezicht/hoofd en/of het (boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft getrap en/of geschopt en/of
- met kracht in/tegen/in de richting van het gezicht/hoofd, althans op/tegen/in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.