Op 1 juli 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1982, die werd bijgestaan door mr. J.J.H.M. de Crom. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 17 juni 2025, waarbij de verdachte en zijn raadsvrouw aanwezig waren. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van poging tot doodslag op 7 september 2024 in Maastricht, maar de rechtbank oordeelde dat er geen wettig bewijs was voor opzet op de dood van het slachtoffer. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan de subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door het slachtoffer meerdere keren te trappen en te stompen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag, maar achtte de poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 dagen geëist, waarvan 29 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een gevangenisstraf van 30 dagen op, waarvan 29 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de positieve beoordeling van de reclassering.