ECLI:NL:RBLIM:2025:6022

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
ROE 21/2737, ROE 22/1121, ROE 22/1122, ROE 23/1420, ROE 24/123
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van subsidieverlening aan stedelijk poppodium in Maastricht en de gevolgen voor concurrentie

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedateerd 11 juni 2025, wordt het beroep van eiseres, een house- en technoclub in Maastricht, tegen de subsidieverleningen aan de Muziekgieterij, het stedelijk poppodium van Maastricht, beoordeeld. Eiseres is van mening dat de subsidieverleningen door het college van burgemeester en wethouders leiden tot oneerlijke concurrentie. De rechtbank oordeelt dat de Subsidieregeling, die de basis vormt voor de subsidieverleningen, als een beschikking moet worden aangemerkt. Dit betekent dat de wettelijke grondslag voor de subsidieverlening voor de jaren 2021 tot en met 2024 ontbreekt. De rechtbank verklaart de beroepen van eiseres gegrond en herroept de subsidieverleningsbeschikkingen. De rechtbank stelt vast dat de subsidieverleningsbeschikkingen niet op een deugdelijke wettelijke grondslag zijn gebaseerd, en vernietigt de bestreden besluiten. Eiseres krijgt een vergoeding voor de proceskosten en het griffierecht terugbetaald. De uitspraak benadrukt het belang van gelijke kansen in de subsidieverlening en de noodzaak van een wettelijk voorschrift voor subsidieverstrekking.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/2737, ROE 22/1121, ROE 22/1122, ROE 23/1420 en
ROE 24/123
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 11 juni 2025 in de zaken tussen

Complex BV, uit Maastricht, eiseres

(gemachtigde: mr. R.T.L.J. Jongen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht, het college
(gemachtigde: mr. R.A.H. Vlecken).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel:
Stichting Muziekgieterij (de Muziekgieterij), uit Maastricht.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van 13 april 2022 om haar bezwaar gericht tegen de vaststelling van de Subsidieregeling [1] niet-ontvankelijk te verklaren (zaaknummer 22/1121). Verder beoordeelt zij de beroepen van eiseres tegen de aan de Muziekgieterij verleende subsidie voor de jaren 2021 en 2022 (zaaknummers 21/2737 en 22/1122). Ook beoordeelt zij de met toepassing van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) rechtstreeks ingestelde beroepen tegen de besluiten die zien op de subsidieverlening over de jaren 2023 en 2024 (zaaknummers 23/1420 en 24/123).
1.1.
Het college heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft de zaken voor deze uitspraak gevoegd.
1.3.
Op 24 januari 2024 heeft de rechtbank de beroepen op zitting behandeld. Het onderzoek is vervolgens ter zitting geschorst en de zaak is aangehouden om partijen de mogelijkheid te geven om samen tot een oplossing te komen. Bij brief van 17 januari 2025 heeft het college aan de rechtbank medegedeeld dat partijen er niet in zijn geslaagd om tot een oplossing te komen. Verder heeft het college op 30 mei 2025 nog een aanvullende productie ingediend.
1.4.
Op 11 juni 2025 heeft de rechtbank, op verzoek van het college, de zaken op een nadere zitting behandeld. Hieraan hebben als partij deelgenomen: [naam 1] (directeur SANTIFLO B.V.) en [naam 2] (directeur Apollo Holding B.V.) namens eiseres, bijgestaan door de gemachtigde van eiseres. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam 3] , werkzaam bij de gemeente van het college. Verder zijn [naam 4] en [naam 5] verschenen namens de derde-partij.
1.5.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissingen

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gericht tegen het bestreden besluit van 13 april 2022 ongegrond;
  • verklaart de beroepen gericht tegen de subsidieverleningsbeschikkingen over de jaren 2021, 2022, 2023 en 2024 gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten van 8 juli 2021 en 5 mei 2022;
  • herroept de primaire besluiten van 8 december 2020, 24 december 2021, 13 maart 2023 en 28 november 2023;
  • bepaalt dat het college het griffierecht aan eiseres vergoedt dat zij voor de behandeling van de beroepen gericht tegen de subsidieverleningsbeschikkingen heeft moeten betalen, te weten € 1.455,-;
  • veroordeelt het college tot betaling aan eiseres van een vergoeding voor de door eiseres voor de behandeling van de gegronde beroepen gemaakte proceskosten, te weten € 2.267,50.

Motivering van de beslissingen

2. Voor een goed begrip van de beslissingen is het proces-verbaal, zoals in de mondelinge uitspraak al aangekondigd, hieronder iets uitgebreider gemotiveerd door onder meer de voorgeschiedenis op te nemen en verwijzingen naar relevante wetsartikelen en rechtspraak.
Totstandkoming van de besluiten
3. Bij besluit van 8 december 2020 heeft het college aan de Muziekgieterij € 764.812,-subsidie verleend voor het jaar 2021. Het college heeft bij besluit van 8 juli 2021 het door eiseres ingestelde bezwaar tegen dit besluit ongegrond verklaard.
3.1.
Bij besluit van 13 april 2022 heeft het college het door eiseres ingestelde bezwaar tegen de Subsidieregeling niet-ontvankelijk verklaard, omdat de Subsidieregeling een algemeen verbindend voorschrift is.
3.2.
Bij besluit van 24 december 2021 heeft het college aan de Muziekgieterij
€ 950.209,- subsidie verleend voor het jaar 2022. Het door eiseres ingestelde bezwaar tegen dit besluit heeft het college bij besluit van 5 mei 2022 ongegrond verklaard.
3.3.
Bij besluit van 13 maart 2023 heeft het college aan de Muziekgieterij € 1.155.689,-subsidie verleend voor het jaar 2023. Eiseres heeft tegen dit besluit, met instemming van het college, op grond van artikel 7:1a van de Awb rechtstreeks beroep ingesteld bij de rechtbank.
3.4.
Bij besluit van 28 november 2023 heeft het college aan de Muziekgieterij
€ 1.456.377,- subsidie verleend voor het jaar 2024. Eiseres heeft tegen dit besluit, met instemming van het college, op grond van artikel 7:1a van de Awb rechtstreeks beroep ingesteld bij de rechtbank.
Relevante feiten en omstandigheden
4. Eiseres is een house- en technoclub in Maastricht. Zij richt zich met name op een jong (studenten) publiek in de (Eu)regio. Zij houdt zich bezig met het exploiteren van evenementenlocaties, het organiseren van EDM-evenementen en het verrichten van horecadiensten. Zij ontvangt hiervoor geen subsidie van de gemeente Maastricht.
4.1.
De Muziekgieterij is het poppodium van Maastricht. De popsector, waarvan het poppodium deel uitmaakt, is een essentieel onderdeel van de culturele infrastructuur van de stad Maastricht. De Muziekgieterij houdt zich bezig met het organiseren van concerten, EDM-evenementen en het verhuren van ruimtes voor (EDM-) evenementen. Ook drijft zij een horecavoorziening ten behoeve van de georganiseerde concerten en evenementen. De Muziekgieterij is gevestigd in de (voormalige) Timmerfabriek. In de Timmerfabriek is ruimte voor diverse culturele activiteiten zoals, popmuziek, exposities, film en andere vormen van kunst. De Muziekgieterij ontvangt voor het ontplooien van haar activiteiten jaarlijks subsidie van de gemeente Maastricht vanwege haar functie als poppodium.
4.2.
Eiseres is het niet eens met de subsidieverleningen door het college aan de Muziekgieterij (en de wettelijke grondslag waarop deze verleningen gebaseerd zijn), omdat deze leiden tot oneerlijke concurrentie ten opzichte van haar.
De Subsidieregeling : algemeen verbindend voorschrift of beschikking?
5. Allereerst zal de rechtbank de vraag beantwoorden of de Subsidieregeling, voor zover deze ziet op de functie van stedelijk poppodium, een algemeen verbindend voorschrift is in de zin van artikel 8:3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb, of als een beschikking in de zin van artikel 1:3 van de Awb moet worden aangemerkt. Beantwoording van deze vraag is immers van belang in alle beroepszaken. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat er op grond van de Subsidieregeling maar ruimte is voor één stedelijk poppodium.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat de Subsidieregeling, voor zover deze ziet op de functie van stedelijk poppodium, als een beschikking moet worden aangemerkt. Dit omdat de Subsidieregeling gelezen in samenhang met de bijlage behorende bij de regeling en de Cultuurvisie [2] geen ruimte laat voor subsidiëring aan andere potentiële gegadigden dan de Muziekgieterij om de rol van stedelijk poppodium te vervullen. [3] In artikel 3 van de Subsidieregeling is opgenomen dat uitsluitend subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten op het gebied van professionele kunst in de periode 2021-2024 die bijdragen aan het realiseren van de Cultuurvisie en die passen binnen de functies zoals vermeld in
bijlage 1 behorende bij de regeling. Uit die bijlage blijkt dat de te subsidiëren activiteiten in het kader van het stedelijk poppodium dienen plaats te vinden in de (voormalige) Timmerfabriek. De gemeente Maastricht heeft, ruim voorafgaande aan de vaststelling van de Subsidieregeling, een langdurige huurovereenkomst gesloten met de Muziekgieterij waarbij ze in totaal ongeveer 4.790 m2 B.V.O. aan bedrijfsruimte binnen deze voormalige Timmerfabriek aan de Muziekgieterij verhuurt [4] . Naar het oordeel van de rechtbank kan de gemeente deze huurovereenkomst niet voortijdig en eenzijdig beëindigen wanneer de Muziekgieterij niet meer aan de criteria van de Subsidieregeling voldoet omdat er geen bepaling in de huurovereenkomst is opgenomen die dat toestaat. Verder is de nog beperkt beschikbare ruimte in de (voormalige) Timmerfabriek, volgens de Cultuurvisie - nog daargelaten de vraag of deze ruimte groot genoeg is en het dus reëel is om daar een volwaardig poppodium te exploiteren nu de Muziekgieterij daar immers is vertrokken omdat de ruimte kennelijk niet (meer) voldeed - niet bedoeld om een poppodium te vestigen. Bovendien staat in de Cultuurvisie, die net als de huurovereenkomst dateert van voor de vaststelling van de Subsidieregeling, dat de Muziekgieterij de opdracht krijgt om zowel de rol van volwaardig poppodium als van talentontwikkelaar te vervullen [5] . Dit alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat andere potentiële gegadigden nimmer aan de voorwaarden voor subsidieverlening kunnen voldoen.
5.2.
De rechtbank zal hierna ingaan op de vraag wat dit oordeel betekent voor de door eiseres ingediende beroepen.
Zaaknummer 22/1121; Verschoonbare termijnoverschrijding?
6. De rechtbank stelt vast dat het bezwaar van eiseres gericht tegen de vaststelling van de Subsidieregeling door het college niet-ontvankelijk is verklaard. Daarbij heeft het college zich in het verweerschrift ook op het standpunt gesteld dat het bezwaar te laat is ingediend. Dat is naar het oordeel van de rechtbank terecht. Niet in geschil is dat de termijn voor het indienen van bezwaar tegen de regeling eindigde op 28 oktober 2020. Op
19 januari 2022 heeft eiseres bezwaar gemaakt, dat is ruim een jaar na afloop van de bezwaartermijn. Dat betwist eiseres ook niet. De rechtbank is van oordeel dat er in dit geval geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Hoewel het college de Subsidieregeling heeft aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift en een rechtsmiddelenclausule ontbreekt, is de rechtbank van oordeel dat eiseres eerder bezwaar had kunnen en moeten maken tegen de regeling dan dat ze nu heeft gedaan. Eiseres wordt sinds januari 2021 bijgestaan door een professioneel gemachtigde. Deze heeft op
8 januari 2021 een (pro forma) bezwaarschrift ingediend tegen de subsidieverleningsbeschikking van 8 december 2020 waarbij subsidie is verleend aan de Muziekgieterij voor het jaar 2021 en de gronden van bezwaar aangevuld op 8 maart 2021. Als wettelijke grondslag voor de verleningsbeschikking is de Subsidieregeling genoemd. Eiseres had in ieder geval na kennisneming van deze regeling hier bezwaar tegen kunnen en moeten maken, temeer omdat er bij de gemachtigde van eiseres kennelijk gerede twijfel bestond over de vraag of de regeling een algemeen verbindend voorschrift is.
6.1.
Voorgaande betekent dat het beroep gericht tegen de Subsidieregeling ongegrond is en dat deze regeling in rechte vast staat.
Zaaknummers 21/2737, 22/1122, 23/1420 en 24/123; de subsidieverleningsbeschikkingen
7. Dat de Subsidieregeling in rechte vaststaat betekent niet dat de rechtbank niet bij wijze van exceptieve toetsing moet beoordelen, gelet op de beroepsgronden van eiseres, of er een deugdelijke wettelijke grondslag bestaat voor de subsidieverleningsbeschikkingen over de jaren 2021 tot en met 2024. Ingevolge artikel 4:23, eerste lid, van de Awb verstrekt een bestuursorgaan immers slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt, tenzij een van de uitzonderingen van het derde lid van toepassing is. [6] Dat laatste is niet het geval.
7.1.
Het betoog van het college, dat de subsidieverleningsbeschikkingen niet op rechtsgevolg zijn gericht indien de Subsidieregeling als beschikking moet worden aangemerkt, volgt de rechtbank niet. In de Subsidieregeling zijn alleen essentialia, zoals maximumbedragen, genoemd. De subsidieverleningsbeschikkingen zien daarentegen op de voorwaardelijke aanspraak van de Muziekgieterij op financiële middelen over de jaren 2021-2024 waarbij het college concreet heeft aangegeven onder welke voorwaarden en voor welk bedrag subsidie wordt verstrekt aan de Muziekgieterij. Ook het betoog van het college dat alleen de beroepsgrond van eiseres gericht tegen de hoogte van de bedragen dan nog mag worden beoordeeld en dus niet (meer) de vraag of de subsidieverlening op een deugdelijke wettelijke grondslag berust, volgt de rechtbank niet. Het gaat om een aanspraak op subsidieverstrekking en daar mag eiseres in volle omvang tegen opkomen. Een andersluidend oordeel zou naar het oordeel van de rechtbank leiden tot schending van de aan eiseres, als concurrentiebelanghebbende, toekomende rechtsbescherming.
7.2.
Omdat de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld dat de Subsidieregeling, voor wat betreft de functie van stedelijk poppodium, een beschikking is, ontbreekt de wettelijke grondslag voor subsidieverlening voor de jaren 2021 tot en met 2024. Dat betekent dat de beroepen in alle zaken die zien op de subsidieverleningsbeschikkingen alleen al op grond daarvan gegrond zijn. De rechtbank zal daarom de bestreden besluiten van 8 juli 2021 en 5 mei 2022 vernietigen. De primaire besluiten van 8 december 2020, 24 december 2021,
13 maart 2023 en 28 november 2023 zal de rechtbank herroepen. Wat betreft de besluiten van 13 maart 2023 en 28 november 2023 omdat sprake is van rechtstreeks beroep. Wat betreft de besluiten van 8 december 2020 en 24 december 2021 omdat het naar het oordeel van de rechtbank niet mogelijk is om dit alsnog te repareren door een nieuwe of gewijzigde regeling met terugwerkende kracht vast te stellen. Dit zou in strijd zijn met het rechtszekerheidsbeginsel, het gelijkheidsbeginsel en artikel 4:23 van de Awb waarin het legaliteitsbeginsel voor subsidieverlening is uitgewerkt.
Griffierecht en proceskosten
8. Omdat er vier gegronde beroepen zijn, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. De rechtbank stelt vast dat sprake is van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De kosten stelt de rechtbank daarom op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.267,50 (1 punt voor het indienen van de (samenhangende) beroepschriften, 1 punt voor het verschijnen ter zitting van
24 januari 2024 en 0,5 punt voor het verschijnen ter zitting van 11 juni 2025, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).
8.1.
In de gegronde beroepen krijgt eiseres ook het betaalde griffierecht terug. Dat moet het college aan eiseres terugbetalen.
Wat verder nog aan de orde is geweest
9. De rechtbank heeft partijen meegedeeld dat het rechtsmiddel dat tegen de uitspraak kan worden ingesteld in het proces-verbaal wordt vermeld: Een partij die het niet eens is met deze uitspraak kan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Zij kan dat doen door een hoger beroepschrift in te dienen waarin zij uitlegt waarom zij het niet eens is met de uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, voorzitter, en mr. G. Leijten en mr. E.M.J. Hardy, leden, in aanwezigheid van mr. L.G.G.M. van Buggenum, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2025.
De griffier is verhinderd om het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak te ondertekenen.
Voorzitter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: 24 juni 2025

Voetnoten

1.Subsidieregeling meerjarige subsidies professionele kunst Maastricht 2021-2024, vastgesteld door het college op 8 september 2020 en in werking getreden op 9 september 2020. De regeling vindt haar grondslag in artikel 3 van de Algemene Subsidieverordening 2020. De regeling is vervallen op 31 december 2024.
2.Cultuurvisie “Cultuur maakt Maastricht, Maastricht maakt cultuur”. Deze cultuurvisie is op 26 november 2019 vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Maastricht. Uit de cultuurvisie volgt dat het stedelijk poppodium een essentieel onderdeel is van de culturele infrastructuur.
3.Uit vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 februari 2019 ; ECLI:NL:RVS:2019:595) volgt dat het feit dat een subsidieregeling is gericht tot een gesloten, niet meer voor uitbreiding vatbare groep rechtssubjecten, voldoende is om tot het oordeel te komen dat de subsidieregeling een beschikking is. De subsidieregeling laat dan geen ruimte voor subsidiëring aan anderen. Dit is in strijd met het beginsel van gelijke kansen.
4.Uit de huuroverkomst die is opgesteld in 2017 en is ingegaan op 1 januari 2019 blijkt dat de huurovereenkomst is gesloten voor de duur van 20 jaar (tot 1 januari 2039) met een mogelijkheid tot verlenging van 20 jaar (tot 1 januari 2059) en vervolgens voor onbepaalde tijd.
5.In de Cultuurvisie (p. 23) is - voor zover relevant – het volgende opgenomen:
6.De eis van een wettelijk voorschrift komt erop neer dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een algemeen verbindend voorschrift (zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 februari 2019; ECLI:NL:RVS:2019:413).