ECLI:NL:RBLIM:2025:5945

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
C/03/340667 / BZ RK 25-715
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 28 april 2025 heeft de Rechtbank Limburg een tussenbeschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek om een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, die lijdt aan een verstandelijke handicap en een psychische stoornis. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een betrokkene die sinds 25 maart 2025 vrijwillig verblijft in Stichting Stevig. De rechtbank heeft de beslissing op het verzoek aangehouden voor de duur van een maand, in afwachting van verdere duidelijkheid over een passende vervolgplek voor de betrokkene.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een verstandelijke handicap en een psychische stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel. Dit nadeel omvat onder andere levensgevaar, ernstige lichamelijke en psychische schade, en maatschappelijke teloorgang. De betrokkene heeft in het verleden suïcidale uitingen gedaan en vertoont ambivalent gedrag ten aanzien van zijn vrijwillige verblijf. De gedragswetenschapper heeft bevestigd dat de betrokkene sinds een maand vrijwillig bij Stevig verblijft, maar dat er veel onrust is over het ontbreken van een vervolgplek.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er wellicht minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het verblijf van de betrokkene voort te zetten, maar dat de onrust over de vervolgplek de vrijwilligheid van het verblijf kan ondermijnen. De rechtbank heeft daarom besloten om het verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging aan te houden voor de duur van een maand, tot 28 mei 2025, om te beoordelen hoe de situatie van de betrokkene zich verder ontwikkelt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Roermond
Zaaknummer: C/03/340667 / BZ RK 25-715
Datum uitspraak: 28 april 2025
Beschikking rechterlijke machtiging
op het verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor
[betrokkene],
geboren op [datum] 1989 in [plaatsnaam] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonend in [plaatsnaam] ,
advocaat mr. S.B.M.A. Engelen, kantoor houdend in Venlo.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 7 april 2025;
- het bericht van [persoon 1] van Bureau Budget Begeleiding B.V., de mentor van betrokkene met bijlagen van 8 april 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 april 2025. Daarbij zijn gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- [persoon 2] , gedragswetenschapper.

2.Wat vaststaat

2.1.
De rechtbank heeft een machtiging verleend tot en met 25 maart 2025.
2.2.
Betrokkene verblijft in Stichting Stevig.

3.Het verzoek

3.1.
Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor de duur van zes maanden te verlenen.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank houdt het verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf aan voor de duur van een maand. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
4.2.
De Wzd bepaalt dat onvrijwillige zorg alleen als uiterste middel overwogen kan worden indien het gedrag van een betrokkene als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan, leidt tot ernstig nadeel (artikel 1 lid 2 Wzd). Onder ernstig nadeel wordt verstaan het bestaan van of aanzienlijk risico op gevaar voor de betrokkene zelf of voor (een) ander(en), alsmede dreigend materieel nadeel.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat betrokkene lijdt aan een verstandelijke handicap met een psychische stoornis en een stoornis in het gebruik van middelen.
4.4.
Het gedrag dat voortvloeit uit deze handicap en stoornis leidt tot ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
  • levensgevaar
  • ernstig lichamelijk letsel
  • ernstige psychische schade
  • ernstige materiële schade
  • ernstige immateriële schade
  • ernstige financiële schade
  • ernstige verwaarlozing
  • maatschappelijke teloorgang
  • bedreiging van de veiligheid van betrokkene al dan niet doordat betrokkene onder invloed van een ander raakt
  • de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept
  • de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Betrokkene was opgenomen in verband met suïcidale uitingen en somberheid. Hij verbleef op een plek die niet passend voor hem was en gaf aan gevoelens van depressiviteit, leegte en eenzaamheid te ervaren. Gedurende de afgelopen periode heeft betrokkene zich goed aan behandelafspraken gehouden en legde hij zich neer bij de behandeling. Hij is daarmee coöperatief en redelijk stabiel geworden.
In het verzoek wordt omschreven dat betrokkene echter ambivalent is in zijn hulpvraag. Een terugval bij ontslag wordt als een reële verwachting gezien, waarbij ook de kans op een drugs-geïndiceerde psychose toeneemt. Betrokkene is volgens het verzoek ook ambivalent over zijn vrijwillig verblijf bij Stevig en hij doet hierover wisselende uitspraken naar behandelaren. Betrokkene heeft nog geen passende vervolgplek of woonplek, waardoor hij (opnieuw) in de dag- en nachtopvang terecht zou komen of dakloosheid of een zwervend bestaan dreigt, indien hij bij Stevig zou vertrekken. Betrokkene ervaart veel onrust door de onduidelijkheid over een passende vervolgplek en is hierin moeilijk gerust te stellen. Betrokkene is kwetsbaar en er is sprake van een hoge beïnvloedbaarheid.
4.5.
De gedragswetenschapper heeft toegelicht dat betrokkene sinds een maand vrijwillig bij Stevig verblijft en dat het redelijk goed met hem gaat. Er is bij betrokkene wel sprake van veel onrust over het feit dat er nog geen vervolgeplek bekend is. Hij gaat dan niet naar de dagbehandeling op het terrein. Betrokkene geeft dan ook regelmatig aan weg te willen, hetgeen zorgelijk is. Zo heeft hij de in de afgelopen maand zelf een keer de dag- en nachtopvang gebeld om er terecht te kunnen. Om hem ervan te overtuigen dat zijn verblijf bij Stevig beter voor hem is en dat er gezocht wordt naar een vervolgplek, zijn veel (wekelijks) gesprekken nodig. Betrokkene is dan wel gerustgesteld maar de onrust en dezelfde vragen komen weer snel terug. Dat deze zitting eraan kwam, was steeds een stok achter de deur voor betrokkene.
4.6.
De advocaat heeft verklaard dat gedurende het vrijwillige verblijf van betrokkene afgelopen maand geen voorval heeft plaatsgevonden waarbij aan zijn vrijwilligheid kon worden getwijfeld. Betrokkene is zeer stellig in zijn voornemen om het verblijf bij Stevig vrijwillig voort te zetten, hetgeen hij ook de afgelopen maand heeft laten zien. Hij verzoekt primair het verzoek af te wijzen. Subsidiair verzoekt de advocaat de beslissing op het verzoek voor een kortere duur aan te houden zodat betrokkene kan aantonen dat hij het verblijf kan voortzetten in vrijwillig kader, tot er een passende plek is gevonden.
4.7.
Betrokkene heeft verklaard dat het goed met hem gaat en dat een rechterlijke machtiging niet noodzakelijk is. Hij wil vrijwillig bij Stevig blijven tot er een passende vervolgplek beschikbaar is. Hij kan nu immers nergens anders naartoe. Wanneer hij hoort dat er wordt gewerkt aan een geschikte vervolgplek dan geeft hem dit rust en perspectief.
4.8.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat er wellicht minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opname en het verblijf van betrokkene voort te zetten. Betrokkene verblijft sinds 25 maart 2025 vrijwillig bij Stevig. Gebleken is dat betrokkene eenmaal contact heeft opgenomen met de dag- en nachtopvang, hetgeen hij ter zitting heeft beaamd. Dit was volgens betrokkene een incident. Sindsdien is betrokkene zeer stellig in zijn voornemen om op vrijwillige basis bij Stevig te verblijven. Hoewel gebleken is dat betrokkene nog veel geruststelling nodig heeft over het vinden van een passende vervolgplek, is de rechtbank met de advocaat van oordeel dat betrokkene zijn verblijf bij Stevig mogelijk in het vrijwillig kader kan voortzetten. De rechtbank is wel van oordeel dat de onrust die betrokkene steeds ervaart over een vervolgplek ertoe kan leiden dat zijn vrijwilligheid niet meer bestendig is. Dan zal het ernstig nadeel zich voordoen en kan het zijn dat de rechterlijke machtiging nodig is om zijn verblijf bij Stevig te waarborgen, terwijl er in de tussentijd een vervolgplek wordt gezocht en geregeld.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot opname en verblijf aanhouden voor de duur van een maand, in afwachting van verdere duidelijkheid over een vervolgplek van betrokkene en over hoe het betrokkene verder is vergaan.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
houdt de beslissing op het verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf aan voor de duur van een maand, tot 28 mei 2025.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2025 door mr. L.N. Geerman, rechter, in aanwezigheid van mr. I.W.M.S. Groenendijk-Frings, griffier en op schrift gesteld op 12 mei 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.