Op 28 april 2025 heeft de Rechtbank Limburg een tussenbeschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek om een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, die lijdt aan een verstandelijke handicap en een psychische stoornis. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een betrokkene die sinds 25 maart 2025 vrijwillig verblijft in Stichting Stevig. De rechtbank heeft de beslissing op het verzoek aangehouden voor de duur van een maand, in afwachting van verdere duidelijkheid over een passende vervolgplek voor de betrokkene.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een verstandelijke handicap en een psychische stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel. Dit nadeel omvat onder andere levensgevaar, ernstige lichamelijke en psychische schade, en maatschappelijke teloorgang. De betrokkene heeft in het verleden suïcidale uitingen gedaan en vertoont ambivalent gedrag ten aanzien van zijn vrijwillige verblijf. De gedragswetenschapper heeft bevestigd dat de betrokkene sinds een maand vrijwillig bij Stevig verblijft, maar dat er veel onrust is over het ontbreken van een vervolgplek.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er wellicht minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het verblijf van de betrokkene voort te zetten, maar dat de onrust over de vervolgplek de vrijwilligheid van het verblijf kan ondermijnen. De rechtbank heeft daarom besloten om het verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging aan te houden voor de duur van een maand, tot 28 mei 2025, om te beoordelen hoe de situatie van de betrokkene zich verder ontwikkelt.