ECLI:NL:RBLIM:2025:5944

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
C/03/326109 / FA RK 24-30
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezamenlijk gezag in het belang van het kind na langdurige afwezigheid van de vader

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 2 mei 2025 een beschikking gegeven inzake de wijziging van het gezamenlijk gezag over een kind, geboren op Aruba in 2013. De moeder, die de verzoekster is, heeft verzocht om alleen met het gezag over het kind te worden belast, omdat de vader al geruime tijd niet betrokken is bij het leven van het kind en niet bereikbaar is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader, die vermoedelijk de Colombiaanse nationaliteit heeft, geen verweer heeft gevoerd tegen het verzoek van de moeder. De moeder heeft ter onderbouwing van haar verzoek aangegeven dat de vader sporadisch contact had met het kind en dat hij zijn toestemming voor de verhuizing naar Nederland heeft ingetrokken. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de impact van de afwezigheid van de vader op het kind en de wens van het kind om met de moeder naar Aruba te reizen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het gezamenlijk gezag beëindigd moet worden, omdat het in het belang van het kind is dat de moeder alleen belangrijke beslissingen kan nemen. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder toegewezen en bepaald dat het gezag voortaan alleen aan de moeder toekomt. Tevens is bepaald dat de griffier een afschrift van de beschikking zal doen toekomen aan het Centraal Gezagsregister.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak: 2 mei 2025
Zaaknummer: C/03/326109 / FA RK 24-30
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de volgende beschikking gegeven inzake:
[moeder] ,
verzoekster, verder te noemen: de moeder,
wonend in [plaatsnaam] ,
advocaat mr. J.E.A. Hendrix, gevestigd in Geleen, gemeente Sittard-Geleen,
en:
[vader] ,
wederpartij, verder te noemen: de vader,
wonend in [plaatsnaam] (Spanje),
geen advocaat.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is bij deze zaak betrokken: de
Raad voor de Kinderbescherming, regio Limburg, locatie Maastricht, verder te noemen: de raad.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verder verloop van de procedure blijkt uit:
  • de beschikking van 29 januari 2024;
  • de brief met bijlagen van de moeder van 26 april 2024;
  • het bericht van de moeder van 28 april 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling, met gesloten deuren, heeft plaatsgevonden op 19 maart 2025. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • een vertegenwoordigster van de raad.
1.3.
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.De verdere beoordeling

Inleiding
2.1.
Bij voormelde beschikking van 29 januari 2024 heeft de rechtbank bepaald dat de moeder binnen drie maanden de gegevens met betrekking tot het adres/de verblijfplaats van de vader dient over te leggen dan wel dient aan te tonen wat zij heeft ondernomen om het adres/de verblijfplaats van de vader te achterhalen.
2.2.
De rechtbank heeft binnen deze termijn nadere stukken/informatie van de moeder met betrekking tot het adres/de verblijfplaats van de vader ontvangen. Vervolgens is een mondelinge behandeling bepaald. De moeder heeft bij die gelegenheid haar verzoek en de nader ingediende stukken toegelicht, en de raad heeft de rechter van advies voorzien. Daarnaast heeft [het kind] haar mening aan de rechter kenbaar gemaakt.
Het standpunt van de moeder
2.3.
De moeder heeft ter onderbouwing van haar verzoek onder meer gesteld dat ze vanaf de geboorte van [het kind] alleen de zorg over haar heeft gehad. Toen ze nog met [het kind] op Aruba woonde kwam de vader – die toen zonder verblijfsvergunning op Aruba verbleef – maar zeer sporadisch langs. Ze zag geen goede toekomst voor haar en [het kind] voor zich op Aruba en heeft op een gegeven moment besloten naar om Nederland te verhuizen. Door de vader is op 17 augustus 2021 aan de moeder een volmacht gegeven om voor en namens hem alle handelingen in het belang van [het kind] te verrichten, alle documenten en overeenkomsten te ondertekenen, inschrijving in het gemeenteregister te verrichten, bankrekeningen te openen, betalingen te verrichten en te ontvangen, en hem te vertegenwoordigen in de breedste zin des woords. Toch heeft hij toen de moeder met [het kind] naar Nederland vertrok, zijn toestemming voor de verhuizing naar Nederland ingetrokken. De moeder vermoedt dat dit samenhing met de verblijfsvergunning die de vader graag wilde krijgen. Ze heeft daardoor veel problemen gehad met de immigratiedienst van Aruba. De moeder en [het kind] zijn indertijd door de politie op het vliegveld uit elkaar gehaald. Dit heeft veel impact gehad op [het kind] . Sinds het vertrek uit Aruba is er geen contact meer met de vader geweest, buiten dat de vader op enig moment aan de moeder heeft laten weten dat hij in Spanje was.
Nadien heeft hij het telefoonnummer van de moeder geblokkeerd en ook niet meer laten weten waar hij precies verbleef. De vader heeft al geruime tijd geen enkel idee wat zich in het leven van [het kind] afspeelt. De moeder acht hem dan ook niet tot (behoorlijke) gezagsuitoefening in staat. Het gezamenlijk verleden van de ouders en het gegeven dat zij geen contact met elkaar hebben, maakt ook dat de ouders niet in staat zijn om samen beslissingen van enig belang betreffende [het kind] te nemen. Het is belangrijk dat de moeder voortaan alleen belangrijke beslissingen voor [het kind] kan nemen. Ze zou graag met [het kind] reizen, en op familiebezoek naar Aruba gaan, maar dat kan niet zolang de vader mede met het gezag is belast. De moeder verzoekt daarom om haar alleen met het gezag te belasten. Ze beseft dat het belangrijk is voor [het kind] dat ze weet wat haar afkomst is (ook van vaderszijde). Ze zal als [het kind] daaraan toe is, proberen haar in contact te brengen met de familie van de vader, en eventueel naar Colombia afreizen.
2.4.
De vader heeft geen verweer gevoerd.
De mening van [het kind]
2.5.
[het kind] is gelet op haar leeftijd in de gelegenheid gesteld om haar mening kenbaar te maken en heeft op 14 maart 2025 met de rechter gesproken. Ze heeft onder meer verteld dat het goed met haar gaat. Ze heeft al heel lang geen contact meer met haar vader. Ook op Aruba zag ze hem niet. Ze is niet nieuwsgierig naar hem. Ze vraagt niet naar hem en praat ook niet veel over hem. Ze zou het goed vinden als haar moeder alleen het gezag krijgt. Ze wil graag met de moeder dit jaar haar familie op Aruba bezoeken.
Het advies van de raad
2.6.
De raad heeft gesteld dat er enerzijds sprake is van een afwezige en bijna onvindbare vader die niet meedoet en zijn gezag niet uitoefent, en anderzijds van een volmacht waarmee de moeder toch zaken voor [het kind] kan regelen. De raad heeft verder weinig zicht op [het kind] en waar de moeder precies tegenaan loopt. De raad zou onderzoek willen doen om zicht te krijgen op [het kind] en te kunnen inschatten wat voor impact een eventuele wijziging in het gezag op haar zal hebben. Het is echter wel belangrijk dat een reis naar Aruba geen spanningen voor [het kind] gaat opleveren en dat ze verder onbelast kan opgroeien.
De verdere beoordeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
2.7.
De rechtbank gaat er aan de hand van de verklaringen van de moeder tijdens de mondelinge behandeling vanuit dat de vader vermoedelijk de Colombiaanse nationaliteit heeft. Het internationale karakter van de zaak vraagt een beoordeling van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. De rechtbank is, na dit ambtshalve te hebben onderzocht, van oordeel dat de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht heeft, omdat de gewone verblijfplaats van [het kind] in Nederland gelegen is. Gelet op dit laatste feit is Nederlands recht op het verzoek van toepassing.
Gezagsbeëindiging
2.8.
Op grond van artikel 1:253n lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of één van hen het gezamenlijk gezag bedoeld in een aantal limitatief opgesomde wettelijke bepalingen beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
2.9.
In het tweede lid is bepaald dat – onder meer – artikel 1:251a lid 1 BW van overeenkomstige toepassing is. Dit houdt in dat het gezamenlijk gezag kan worden beëindigd indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen, of wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
2.10.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de omstandigheden zijn gewijzigd (als bedoeld in artikel 1:253n lid 1 BW). De moeder heeft onweersproken gesteld dat de vader al geruime tijd niet betrokken is bij [het kind] en niet bereikbaar is voor de moeder. Daarmee komt de rechtbank toe aan toetsing aan de criteria van artikel 1:251a lid 1 BW.
2.11.
De rechtbank acht gelet op de in het geding gebrachte stukken en de door de moeder gegeven onweersproken toelichting ter zitting, voldoende aangetoond dat een wijziging van het gezag in het belang van [het kind] noodzakelijk is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat van gezamenlijke uitoefening van het gezag al geruime tijd geen sprake is. De vader speelt al jaren geen rol in het leven van [het kind] en neemt zijn ouderlijke verantwoordelijkheid niet. Hij kan of wil dit ook niet zo lijkt te volgen uit de door de moeder overgelegde volmacht, die de moeder met de vader heeft opgesteld voordat ze met [het kind] naar Nederland kwam. In deze volmacht heeft de vader, los van de vraag over de rechtsgeldigheid van deze volmacht, kort gezegd de moeder toestemming gegeven om alle beslissingen over [het kind] te nemen in verband met het vestigen in Nederland en gedurende minderjarigheid, zonder enig voorafgaand overleg met de hem. De rechtbank stelt vast dat er sprake is van “uitgekleed gezag”, waarvoor overigens geen wettelijke basis bestaat.
De moeder oefent het gezag feitelijk al jaren alleen uit. Een wijziging van het gezag vindt aansluiting bij de feitelijke situatie en doet hier ook recht aan. Het is voor de moeder, als verzorgende ouder, van belang dat zij tijdig belangrijke beslissingen kan nemen met betrekking tot [het kind] , en samen met [het kind] familie kan bezoeken op Aruba. Het is voldoende aannemelijk dat zij bij de instandhouding van het gezamenlijk gezag daarin wordt bemoeilijkt. Een reis naar Aruba, zonder toestemming van de vader, zal mogelijk opnieuw tot complicaties en de nodige spanningen bij de moeder en [het kind] leiden. Dit is niet in het belang van [het kind] . Aan de zijde van de vader is verder niet gebleken van enig initiatief om nog samen met de moeder zijn rol als opvoeder op te pakken. De verwachting is ook niet dat daar binnen afzienbare tijd nog verandering in zal komen. Ten slotte overweegt de rechtbank dat zij geen heil ziet in een raadsonderzoek.
2.12.
Gelet op het vorenstaande en het gegeven dat de vader geen verweer heeft gevoerd tegen het verzoek van de moeder, acht de rechtbank het in het belang van [het kind] noodzakelijk dat het gezamenlijk gezag over haar wordt beëindigd en dat de moeder alleen met het gezag over haar wordt belast. De rechtbank zal dan ook het verzoek van de moeder toewijzen.
2.13.
De rechtbank zal verder in verband met het bepaalde in artikel 2, aanhef en onder sub a, van het Besluit gezagsregisters bepalen dat de griffier een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het Centraal Gezagsregister om daarin aantekening te doen van de gewijzigde gezagssituatie.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
beëindigt het gezamenlijk gezag over [het kind] , geboren te Aruba op [datum] 2013, en bepaalt dat het gezag over [het kind] voortaan alleen aan de moeder toekomt;
3.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het centrale gezagsregister, om daarin aantekening te doen van de gewijzigde gezagssituatie.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.N. Geerman, rechter, tevens kinderrechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 2 mei 2025.
sd
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.