ECLI:NL:RBLIM:2025:5940

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
C/03/337240 / FA RK 24-3503
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag en benoeming voogd in een gezagsvacuüm door afwezigheid van de moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 11 juni 2025 een beschikking gegeven over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige [het kind] en de benoeming van de pleegmoeder tot voogd. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen, omdat er een gezagsvacuüm is ontstaan door de afwezigheid en onbereikbaarheid van de moeder. Het kind, dat al zes jaar bij de pleegmoeder woont, ontwikkelt zich goed, maar ervaart onduidelijkheid en teleurstelling door het gebrek aan contact met de moeder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is haar gezagspositie uit te oefenen, wat leidt tot stagnatie in de hulpverlening en een bedreiging van de ontwikkeling van het kind. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van het kind is dat de pleegmoeder als voogd wordt benoemd, zodat de juridische situatie overeenkomt met de feitelijke situatie. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en er is een verzoek gedaan om de wijziging in het gezagsregister vast te leggen.

Uitspraak

Rechtbank Limburg

Familie en jeugd
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/337240 / FA RK 24-3503
Beschikking van 11 juni 2025 betreffende gezag
in de zaak van:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Limburg,
locatie Maastricht,
hierna te noemen: de raad,
betreffende de minderjarige:
[het kind], geboren te [plaatsnaam] op [datum] 2014.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
wonend in [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: de moeder,
en
[pleegmoeder],
wonend in [plaatsnaam] , gemeente Kerkrade,
hierna te noemen: de pleegmoeder.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het volgende:
- het verzoek van de raad van 11 december 2024 en aangehecht het rapport van de raad van 10 december 2024;
- de bereidverklaring aanvaarding voogdij van 11 december 2024, ingekomen bij de griffie op 2 januari 2025;
- de brief van de raad van 1 april 2025;
- het wijzigingsverzoek van de raad van 11 april 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 mei 2025. Daarbij zijn verschenen:
- de pleegmoeder;
- een vertegenwoordiger van de raad.
De moeder is, hoewel correct opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
Aan [begeleidster] , begeleidster vanuit pleegzorg, is bijzondere toegang verleend.
1.3.
De rechtbank heeft [het kind] naar haar mening gevraagd. Op 16 april 2025 heeft zij hierover een gesprek gehad met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank samengevat wat [het kind] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De vaststaande feiten

2.1.
De moeder is belast met het gezag over [het kind] .
2.2.
[het kind] verblijft sinds eind 2019 bij de pleegmoeder.

3.Het advies van de raad

3.1.
De raad verzoekt de rechtbank om het gezag van de moeder over [het kind] te beëindigen en de pleegmoeder te benoemen tot voogd over [het kind] .
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek stelt de raad het volgende. [het kind] verblijft al zes jaar bij de pleegmoeder. [het kind] ontwikkelt zich positief en leeftijdsadequaat. De samenwerking tussen de pleegmoeder en pleegzorg verloopt goed. De pleegmoeder legt haar zorgen voor en vraagt advies. De raad heeft naar aanleiding van het onderzoek echter zorgen over [het kind] . [het kind] heeft veel vragen die te maken hebben met haar identiteit. Ze wil antwoorden op de vragen waarom ze bij de pleegmoeder verblijft, waarom de moeder de afspraken niet nakomt en wie haar vader is. Voor de identiteitsvorming van [het kind] is het van belang dat de moeder daarin anticipeert. Het is de raad niet gelukt om met de moeder te spreken over [het kind] en over haar persoonlijke situatie. De raad heeft daardoor niet kunnen toetsen wat haar vermogen of bereidheid is om de zorgen rondom [het kind] weg te nemen. Op basis van de summiere informatie, maakt de raad zich zorgen over de moeder. Mogelijk verkeert zij in kringen die te maken hebben met drugs en heeft zij verslavings- en geldproblemen. [het kind] ervaart onduidelijkheid en teleurstelling over de plek van de moeder in haar leven. [het kind] zit regelmatig voor het raam te wachten op de moeder. Ook heeft [het kind] last van verlatingsangst. De pleegmoeder betrekt de moeder zoveel mogelijk bij [het kind] , maar de moeder komt de (contact)afspraken regelmatig niet na. Er zijn periodes geweest waarin [het kind] maanden niks heeft vernomen van de moeder. De raad acht hulpverlening in het kader van speltherapie noodzakelijk voor [het kind] , maar de moeder geeft daarvoor geen toestemming. De hulpverlening komt niet in contact met de moeder en de moeder werkt niet mee aan de al ingezette hulpverlening, waardoor de bedreiging van de ontwikkeling van [het kind] blijft voortbestaan. [het kind] verkeert al zes jaar in onzekerheid of ze al dan niet bij de pleegmoeder kan blijven. Dat zorgt voor stress, dat zich uit in haaruitval en hevige buikpijn. Wanneer er medische beslissingen gemaakt moeten worden of een ID-kaart aangevraagd moet worden, is de moeder niet beschikbaar. De pleegmoeder is al op leeftijd en mogelijk zal haar draagkracht in de toekomst afnemen. De pleegmoeder beschikt over een groot familienetwerk, die ook contact hebben met [het kind] . Pleegzorg wil deze gezinnen screenen en onderzoeken of een structurele netwerkplek tot de mogelijkheden behoort, maar dat kan niet zonder de toestemming van de moeder. Dat maakt dat [het kind] momenteel onduidelijkheid ervaart over haar perspectief. Volgens de raad is er sprake van een gezagsvacuüm. De moeder is niet beschikbaar om haar gezag uit te oefenen.

4.De mening van [het kind]

4.1.
noemt de pleegmoeder ook wel eens ‘mama’, maar het onderscheid tussen de moeder en de pleegmoeder is duidelijk voor haar. [het kind] woont al ongeveer zes jaar bij de pleegmoeder. [het kind] had een aantal weken geleden voor het laatst contact met de moeder. De moeder en [het kind] zien elkaar sporadisch en hoe het de moeder uitkomt. De moeder komt dan op bezoek bij de pleegmoeder. [het kind] vindt het leuk als ze de moeder ziet. De moeder is in het verleden best vaak vergeten dat [het kind] en de moeder een afspraak hadden. Dat vindt [het kind] niet erg, want de moeder is gewoon zo. [het kind] vindt het fijn als de pleegmoeder beslissingen over haar kan nemen. De pleegmoeder neemt hele goede beslissingen over haar. Ze denkt dat de pleegmoeder dat beter kan dan de moeder. [het kind] moet de moeder contacteren als ze op vakantie wil. Het lukt de moeder dan niet altijd om een handtekening te zetten.

5.Het standpunt van de pleegmoeder

5.1.
De pleegmoeder en [het kind] hebben drie maanden geleden voor het laatst fysiek contact gehad met de moeder. De pleegmoeder heeft de moeder op de hoogte gesteld van de zitting en de telefoonnummers van de rechtbank en pleegzorg gegeven. Vorige week zou de moeder [het kind] bezoeken, maar ze heeft de afspraak weer afgezegd. [het kind] weet inmiddels dat ze niet volledig op de moeder kan vertrouwen in het nakomen van de afspraken. Ze raakt eraan gewend, maar het doet [het kind] alsnog veel verdriet. [het kind] is heel vriendelijk, maar deelt lastige dingen niet graag. Pleegzorg wil speltherapie opstarten om te onderzoeken hoe [het kind] denkt over bepaalde zaken. Het heeft lang geduurd voordat de moeder overging tot het zetten van haar handtekening voor het opstarten van de hulpverlening. Daardoor ervaren de pleegmoeder en [het kind] veel stress en stagneert de hulpverlening. Ook de basisschool van [het kind] heeft vaak de toestemming van de moeder nodig, maar ook daaraan werkt de moeder niet mee. De pleegmoeder heeft een groot familienetwerk, dat [het kind] graag wil opvangen op het moment dat de draagkracht van de pleegmoeder zal afnemen. De moeder heeft ermee ingestemd dat de pleegmoeder de voogdij krijgt over [het kind] . De deur staat altijd open voor de moeder en de pleegmoeder zal altijd positief over de moeder blijven praten. De pleegmoeder zal er alles aan doen om de band met de moeder goed te houden.
5.2.
De moeder heeft geen verweer gevoerd.

6.Het oordeel van de rechtbank

Gezag
6.1.
De raad verzoekt op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en artikel 1:267 BW om het gezag van de moeder te beëindigen en de pleegmoeder te belasten met de voogdij over [het kind] .
6.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:266 lid 1 BW kan de rechtbank het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Op grond van lid 2 van voormeld artikel kan het gezag van de ouder ook worden beëindigd indien het gezag is geschorst, mits aan het eerste lid is voldaan.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat [het kind] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd, door het gezagsvacuüm dat tot stand is gekomen door de afwezigheid van de moeder. [het kind] kan niet vertrouwen op de emotionele en fysieke beschikbaarheid van de moeder en ze ervaart continu gevoelens van afwijzing en teleurstelling. Het contact met de moeder is niet structureel. De moeder zegt regelmatig afspraken af en er doen zich periodes van enkele maanden voor waarin [het kind] de moeder niet ziet en niets van de moeder verneemt. De moeder is niet in staat haar gezagspositie uit te oefenen. Door de afwezigheid van de moeder, kunnen er regelmatig geen gezagsbeslissingen worden genomen. Daardoor stagneert de hulpverlening of starten noodzakelijke hulpverleningstrajecten later dan gewenst, waardoor [het kind] in haar belang wordt geschaad en haar ontwikkelingsbedreiging blijft voortbestaan. Bovendien ervaart [het kind] veel onduidelijkheid over haar toekomstperspectief. [het kind] wil graag bij de pleegmoeder blijven, aangezien ze zich daar goed ontwikkelt en die plek al zes jaar haar thuis is. Gelet op de leeftijd en de draagkracht van de pleegmoeder is het in het belang van [het kind] dat het netwerk van de pleegmoeder gescreend wordt, zodat duidelijk wordt waar [het kind] terecht kan op het moment dat de pleegmoeder de zorg voor [het kind] misschien niet meer alleen aankan. De moeder dient haar toestemming daarvoor te verlenen, maar ze is en blijft onbereikbaar voor hulpverleningsinstanties. De pleegmoeder en [het kind] ervaren stress op het moment dat de moeder ergens haar toestemming voor moet verlenen, omdat zij niet erop kunnen vertrouwen dat de moeder deze toestemming op tijd verleent. Bovendien, wanneer er acute toestemming gegeven moet worden, bijvoorbeeld bij een medisch noodgeval, kan er niet op de beschikbaarheid van de moeder vertrouwd worden. Tekenend in dit verband acht de rechtbank de afwezigheid van de moeder tijdens de mondelinge behandeling, waardoor het beeld, dat de moeder geen betrokkenheid heeft bij de verzorging en opvoeding van [het kind] , bevestigd wordt. Feitelijk neemt de pleegmoeder hierdoor al jarenlang alleen beslissingen over [het kind] . Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de moeder al langdurig geen verantwoordelijkheid neemt voor de verzorging en opvoeding van [het kind] , zodat voor haar gezag geen plaats meer is.
6.4.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de gronden voor het beëindigen van het gezag van de moeder. De rechtbank zal het verzoek van de raad dan ook toewijzen.
Benoeming voogd
6.5.
Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [het kind] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over haar te benoemen.
6.6.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De rechtbank acht het in het belang van [het kind] dat haar verblijf bij de pleegmoeder kan worden gecontinueerd en de situatie blijft zoals die nu is. [het kind] woont al zes jaar bij de pleegmoeder en ontwikkelt zich goed. De pleegmoeder heeft zich bij schriftelijke verklaring van 11 december 2024 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden en heeft dit ter zitting bevestigd. Niet is gebleken dat het belang van [het kind] zich daartegen verzet. De pleegmoeder heeft ter zitting aangegeven de omgang tussen [het kind] en de moeder altijd te stimuleren en het contact met de moeder te onderhouden. De deur voor de moeder staat altijd open. Met het benoemen van de pleegmoeder als voogd over [het kind] , wordt de juridische situatie in overeenstemming gebracht met de feitelijke situatie.
6.7.
Gelet op bovenstaande, zal de rechtbank de pleegmoeder tot voogd over [het kind] benoemen.
6.8.
De rechtbank zal in verband met het bepaalde in artikel 2, aanhef en onder sub a, van het Besluit gezagsregisters tevens bepalen dat de griffier een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het centrale gezagsregister om daarin aantekening te doen van de gewijzigde gezagssituatie. [1]

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van [moeder] , geboren op [datum] 1987 in [plaatsnaam] over [het kind] , geboren op [datum] 2014 in [plaatsnaam] ;
7.2.
benoemt tot voogd over [het kind] : [pleegmoeder] , geboren op [datum] 1950 in [plaatsnaam] ;
7.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
7.4.
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.N. Geerman, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. R.A.P.M. Jacobs, griffier, op 11 juni 2025.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 2 aanhef en onder a van het Besluit gezagsregisters.