Uitspraak
1.[gedaagde, eiseres in verzet sub 1] ,
[gedaagde, eiser in verzet sub 2],
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 18 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerder verstekvonnis. De oorspronkelijke eisende partij, Stichting Wonen Zuid, had een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, die in verzet kwam tegen het verstekvonnis van 4 december 2024. De gedaagde had een huurachterstand van meer dan drie maanden laten ontstaan en was daardoor tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde, ondanks haar persoonlijke en financiële omstandigheden, niet kon worden ontheven van haar betalingsverplichtingen. De rechter bekrachtigde het verstekvonnis en verklaarde het verzet ongegrond. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van de verzetprocedure, die op € 306,00 werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt dat een huurachterstand van drie maanden of meer in beginsel de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, en dat betalingsonmacht niet automatisch leidt tot een uitzondering op deze regel.