ECLI:NL:RBLIM:2025:5933

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
11491173 \ CV EXPL 25-444
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis in huurrechtelijke zaak met ontbinding en ontruiming

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 18 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerder verstekvonnis. De oorspronkelijke eisende partij, Stichting Wonen Zuid, had een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, die in verzet kwam tegen het verstekvonnis van 4 december 2024. De gedaagde had een huurachterstand van meer dan drie maanden laten ontstaan en was daardoor tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde, ondanks haar persoonlijke en financiële omstandigheden, niet kon worden ontheven van haar betalingsverplichtingen. De rechter bekrachtigde het verstekvonnis en verklaarde het verzet ongegrond. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van de verzetprocedure, die op € 306,00 werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt dat een huurachterstand van drie maanden of meer in beginsel de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, en dat betalingsonmacht niet automatisch leidt tot een uitzondering op deze regel.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11491173 \ CV EXPL 25-444
Vonnis van 18 juni 2025
in de zaak van
STICHTING WONEN ZUID,
te Roermond,
oorspronkelijk eisende partij,
gedaagde partij in verzet,
gemachtigde: mr. W.V.J.M. Bonnie (Adactio Gerechtsdeurwaarders),
tegen

1.[gedaagde, eiseres in verzet sub 1] ,

2.
[gedaagde, eiser in verzet sub 2],
beiden te [woonplaats] ,
oorspronkelijk gedaagde partijen,
eisende partijen in verzet,
gemachtigde: mr. J.G. van Ek.
Partijen worden hierna Wonen Zuid en [gedaagde] (oorspronkelijk gedaagden gezamenlijk, in vrouwelijk enkelvoud) genoemd.

1.De procedure

1.1.
[gedaagde] heeft bij exploot van dagvaarding van 20 december 2024 verzet ingesteld tegen een op vordering van Wonen Zuid door de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht, gewezen verstekvonnis van 4 december 2024 (met zaaknummer 11408867 CV EXPL 24-5784).
1.2.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
- de mondelinge behandeling van 7 april 2025, waarvan de griffier zittingsaantekeningen heeft gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Wonen Zuid verhuurt sinds 9 augustus 2016 aan [gedaagde] de woning aan de [adres] in [woonplaats] (hierna: het gehuurde). De huurprijs bedraagt € 711,72 per maand en is bij vooruitbetaling verschuldigd.
2.2.
[gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding die heeft geleid tot het verstekvonnis had de achterstand betrekking op meer dan drie maanden aan huur, namelijk (een deel van) de maand juli 2023 en de maanden september, oktober en november 2024, samen een bedrag van € 2.303,33.

3.Het geschil

3.1.
In de op 7 november 2024 uitgebrachte dagvaarding heeft Wonen Zuid bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gevorderd: ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en een veroordeling tot betaling van de huurachterstand van € 2.303,33, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding, de buitengerechtelijke kosten van € 288,88 incl. btw en een bedrag van € 711,72 per maand voor iedere ingegane maand vanaf 1 december 2024 tot aan het tijdstip van ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente, en de proces- en nakosten.
3.2.
Wonen Zuid heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat [gedaagde] door het laten ontstaan van een huurachterstand van meer dan drie maanden toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, welke tekortkoming ontbinding van die overeenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.
3.3.
Bij voornoemd verstekvonnis van 4 december 2024 heeft de kantonrechter de onder 3.1 genoemde vorderingen van Wonen Zuid toegewezen, met uitzondering van de buitengerechtelijke kosten.
3.4.
[gedaagde] komt in verzet van voornoemd verstekvonnis en vordert dat zij wordt ontheven van de veroordelingen uit het verstekvonnis, dat Wonen Zuid niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vorderingen, dan wel dat de vorderingen aan Wonen Zuid worden ontzegd als zijnde niet of niet voldoende bewezen, met veroordeling van Wonen Zuid in de proceskosten, die van deze verzetprocedure daaronder begrepen.
3.5.
[gedaagde] heeft de gevorderde huurachterstand weliswaar erkend maar voert aan dat er geen sprake is van betalingsonwil maar van (tijdelijke) betalingsonmacht doordat zij haar baan is verloren en het een tijd heeft geduurd voordat zij een uitkering heeft ontvangen. Zij wil een betalingsregeling treffen voor de ontstane achterstand. Zij voert tevens aan dat zij een zwaarwegend belang bij behoud van de woning heeft, nu zij daar samen met haar minderjarige zoon woont en nooit eerder sprake is geweest van betalingsachterstand.
3.6.
Wonen Zuid concludeert tot bekrachtiging van voormeld verstekvonnis. De huurachterstand is na het uitbrengen van de oorspronkelijke dagvaarding verder opgelopen. Wonen Zuid heeft tijdens de mondelinge behandeling echter ook aangegeven dat zij zich bij betaling van de huurachterstand coulant zal opstellen en dat het vonnis niet ten uitvoer zal worden gelegd zolang de achterstand wordt ingelopen en de reguliere huur correct wordt voldaan.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] tijdig verzet heeft ingesteld en dus ontvankelijk is in haar vorderingen.
4.2.
Wonen Zuid heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat [gedaagde] tekort geschoten is in de nakoming van de verbintenissen die voortvloeien uit de huurovereenkomst nu zij een huurachterstand heeft laten ontstaan van, ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding op 7 november 2024, meer dan drie maanden. Deze huurachterstand is door [gedaagde] erkend.
4.3.
Artikel 6:265 BW bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Met andere woorden: slechts een tekortkoming van voldoende gewicht geeft, na afweging van de belangen over en weer en rekening houdende met de omstandigheden van het geval, recht op de ontbinding van de huurovereenkomst. Het tijdig betalen van de maandelijkse huur is de hoofdverplichting van de huurder. Een verhuurder hoeft niet te dulden dat de huur gedurende langere tijd niet en/of te laat wordt voldaan. Door een huurachterstand te laten ontstaan, is [gedaagde] tekortgeschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichting jegens Wonen Zuid. Het is vaste rechtspraak dat een huurachterstand van drie maanden of meer niet aan te merken is als een geringe tekortkoming en in beginsel de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de door [gedaagde] aangevoerde persoonlijke en financiële omstandigheden geen omstandigheden zijn die ertoe leiden dat sprake is van een uitzonderingssituatie waardoor de ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd is. Betalingsonmacht ontslaat [gedaagde] niet van haar betalingsverplichtingen en komt niet voor rekening en risico van Wonen Zuid. Ook het feit dat [gedaagde] met haar minderjarige kind in het gehuurde woont, leidt niet tot een ander oordeel nu Wonen Zuid tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat zij niet tot ontruiming zal overgaan indien [gedaagde] tot betaling van de achterstallige (en toekomstige) bedragen zal overgaan. Dit komt er op neer dat [gedaagde] met haar zoon in het gehuurde zal mogen blijven wonen indien zij haar betalingsverplichtingen correct blijft nakomen.
4.5.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter het verzet ongegrond verklaren en het verstekvonnis van 4 december 2024 bekrachtigen.
4.6.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de kosten van de verzetprocedure. De proceskosten van Wonen Zuid worden begroot op:
- salaris gemachtigde
204,00
(1 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
306,00
4.7.
De proceskostenveroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de een (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart het verzet ongegrond en bekrachtigt het verstekvonnis van 4 december 2024 met zaaknummer 11408867 CV EXPL 24-5784,
5.2.
veroordeelt [gedaagde, eiseres in verzet sub 1] en [gedaagde, eiser in verzet sub 2] hoofdelijk in de proceskosten van € 306,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde, eiseres in verzet sub 1] en [gedaagde, eiser in verzet sub 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2025.
LC