In deze zaak heeft de kantonrechter te Maastricht op 18 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonpunt en twee gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], over de ontbinding van een huurovereenkomst en de ontruiming van een woning. Woonpunt vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, omdat de gedaagden een huurachterstand hadden van € 4.558,16 op het moment van dagvaarding, die opliep tot € 7.344,51 in mei 2025. De gedaagden hebben de huurachterstand niet betwist, maar voerden aan dat de woning in een verwaarloosde staat was opgeleverd, waardoor zij deze niet konden bewonen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagden tekort zijn geschoten in hun verplichtingen uit de huurovereenkomst, omdat zij de woning niet bewoonden en de huurachterstand niet hadden ingelost. De rechter overwoog dat de belangen van de kinderen van de gedaagden niet voldoende zwaarwegend waren om de ontruiming te blokkeren. Uiteindelijk werd de vordering van Woonpunt toegewezen, waarbij de huurovereenkomst werd ontbonden en de gedaagden werden veroordeeld tot ontruiming en betaling van de huurachterstand en proceskosten.