ECLI:NL:RBLIM:2025:584
Rechtbank Limburg
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beëindiging uitzendovereenkomst en onterecht ontslag op staande voet
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 16 januari 2025 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een werknemer, hierna te noemen [verzoeker], die zich beklaagde over een vermeend ontslag op staande voet. De werknemer had een uitzendovereenkomst gesloten met [naam bv] voor de duur van vier weken, met een uitzendbeding dat de overeenkomst automatisch beëindigde na deze periode. De werknemer werd tewerkgesteld bij DocMorris B.V. en ontving op 6 augustus 2024 een e-mail van [naam bv] waarin werd meegedeeld dat de arbeidsovereenkomst was beëindigd vanwege een verschil van inzicht over de werkzaamheden. De werknemer verzocht de kantonrechter om vernietiging van het ontslag, loondoorbetaling en een wettelijke verhoging.
De verwerende partij, hierna te noemen [verweerster], stelde dat het verzoek was gericht tegen de verkeerde rechtspersoon, aangezien de werknemer een overeenkomst had met [naam bv]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer inderdaad zijn verzoek tegen de verkeerde partij had ingediend. De rechter oordeelde dat de uitzendovereenkomst van rechtswege eindigde op basis van het uitzendbeding, en dat er geen sprake was van een ontslag op staande voet. De kantonrechter wees het verzoek van de werknemer af en veroordeelde hem in de proceskosten, die op € 949,00 werden begroot. De beschikking werd openbaar uitgesproken op 16 januari 2025.