ECLI:NL:RBLIM:2025:5785

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
03.335628.24
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van alle rechtsvervolging voor brandstichting wegens niet strafbare verdachte

Op 17 juni 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 21 oktober 2024 brand heeft gesticht in zijn woning, wat gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen met zich meebracht. De verdachte, geboren in 1963, werd bijgestaan door mr. D.M. Penn. Tijdens de zitting op 3 juni 2025 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van het feit, terwijl de verdediging zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het feit heeft bekend en dat er bewijs is van de brandstichting, maar heeft ook geconstateerd dat de verdachte lijdt aan een ernstige geestelijke stoornis die zijn gedragskeuzes beïnvloedde. De psycholoog en psychiater hebben geconcludeerd dat de verdachte niet strafbaar is, wat de rechtbank heeft overgenomen. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, niet meer aan de orde zijn en de verdachte inmiddels stabiel is. De rechtbank heeft ook overwogen of een maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd moest worden, maar heeft geconcludeerd dat dit niet proportioneel is gezien het lage recidiverisico. De beslissing is gebaseerd op artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.335628.24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1963,
huidig BRP-adres te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. D.M. Penn, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 juni 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op 21 oktober 2024 brand heeft gesticht waardoor gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen is ontstaan, door in zijn woning de gasmeter te demonteren en brandend papier in aanraking te brengen met de meterkast.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit. De verdachte heeft het feit bekend en uit het forensisch onderzoek volgt dat door de brandstichting gevaar voor goederen en personen is ontstaan. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van het onderdeel dat de verdachte de gasmeter heeft gedemonteerd. Het dossier bevat daarvoor geen bewijs.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank acht het feit bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 3 juni 2025;
  • het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] Geleen) d.d. 29 oktober 2024, pagina 29 tot en met 31.
De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezenverklaarde feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 21 oktober 2024 in de gemeente Sittard-Geleen opzettelijk brand heeft gesticht (in een woning, gelegen aan de [adres] te Geleen) door brandend papier in aanraking te brengen met de meterkast, ten gevolge waarvan brand is ontstaan in de meterkast en de woning en daarvan gemeen gevaar voor die woning en omliggende woningen en
inboedels van die woningen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor de in die woningen aanwezigen personen te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psycholoog [naam 1] en psychiater [naam 2] hebben over de geestvermogens van de verdachte op 10 maart 2025 een rapport uitgebracht. Beide deskundigen hebben geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van een ernstige depressieve stemmingsstoornis met psychotische kenmerken. Deze stoornis was aanwezig ten tijde van het bewezenverklaarde en beïnvloedde de gedragskeuzes van de verdachte in sterke mate. Na zijn pensionering begon hij zich steeds meer zorgen te maken over zijn financiële situatie.
De verdachte kwam terecht in een vicieuze cirkel van piekeren en malen, wat leidde tot
ernstige slaapproblemen, verlies van eetlust en een verdere verslechtering van zijn
stemming. De onderwerpen waarmee hij worstelde namen een waanachtig karakter aan en werden disproportioneel. Daarnaast ontwikkelde de verdachte psychotische symptomen, waaronder visuele en auditieve hallucinaties en nihilistische wanen, zoals de overtuiging dat "het einde was gekomen" en dat hij niet meer geholpen kon worden. Hij raakte obsessief bezig met gedachten over zelfdoding en maakte concrete plannen om zijn leven te beëindigen. De verdachte gleed steeds dieper weg in een ernstige depressie en psychotische toestand, waarbij hij niet meer bereikbaar was voor zijn omgeving. Zijn gedachten waren niet meer vatbaar voor correctie of redelijke reflectie. Zijn psychotische overtuigingen beheersten volledig zijn handelen waardoor hij volledig los kwam te staan van de werkelijkheid en geen controle meer had over zijn gedrag. De deskundigen adviseren het bewezenverklaarde in het geheel niet toe te rekenen aan de verdachte.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat op basis van de in de rapporten vervatte bevindingen en de daarin vervatte adviezen bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit en dat hij om die reden moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de beantwoording van de vraag of aan de verdachte, zoals ter terechtzitting is besproken, de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden moet worden opgelegd of dat de behandeling van de verdachte in een vrijwillig kader moet plaatsvinden.
De psychiater adviseert de verdachte ter beschikking te stellen met voorwaarden waarbij behandeling binnen een klinische setting het meest passend is. Ter terechtzitting heeft de psychiater naar voren gebracht dat de meeste zorg ligt in de impulsiviteit van de verdachte, waarbij sprake is van beperkte zelfredzaamheid en beperkte coping. Het aanwezige recidiverisico bestaat vooral hieruit dat de verdachte – net zoals in deze zaak – zichzelf zal beschadigen en daarbij onbedoeld ook derden gevaar lopen.
De psycholoog adviseert behandeling op vrijwillige basis. Ter terechtzitting heeft de psycholoog naar voren gebracht dat inmiddels de juiste diagnostiek bekend is, waarbij de juiste zorg is opgestart en de juiste medicatie wordt genomen. Er is bij de verdachte sprake van ziektebesef en -inzicht waar hij helder over communiceert. Zijn eerdere zorgmijding was onderdeel van de nihilistische waan, die door de huidige diagnostiek, medicatie en behandeling verdwenen is.
Uit het reclasseringsadvies d.d. 20 mei 2025 volgt dat terbeschikkingstelling met voorwaarden haalbaar is, maar dat de reclassering zich afvraagt of terbeschikkingstelling met voorwaarden proportioneel is bij een laag gewogen recidiverisico en het vrijwel ontbreken van forensische risicofactoren.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat terbeschikkingstelling met voorwaarden niet passend is, omdat er geen direct gevaar voor anderen schuilt achter de diagnostiek van de verdachte, maar enkel gevaar voor zichzelf waarbij hij geen oog heeft voor anderen.
Ook de raadsman heeft om dezelfde redenen betoogd dat de rechtbank geen maatregel zou moeten opleggen.
De rechtbank stelt voorop dat ten tijde van het bewezenverklaarde feit bij de verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en dat het bewezenverklaarde feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld. Echter, op grond van artikel 37a lid 1 van het Wetboek van Strafrecht dient ook de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de terbeschikkingstelling te eisen. De rechtbank is van oordeel dat aan dit vereiste niet is voldaan.
Voorafgaande en ook tijdens het bewezenverklaarde feit lukte het de verdachte niet met de noodzakelijke zorg en de behandeling mee te werken. Tijdens zijn verblijf in voorlopige hechtenis heeft de verdachte gedurende een aantal maanden verbleven in het [naam instelling] , is hij ingesteld op medicatie en heeft hij meegewerkt aan zijn behandeling aldaar. Na de opheffing van het bevel voorlopige hechtenis heeft de verdachte de behandeladviezen vanuit het [naam instelling] uit eigen beweging opgevolgd en is hij stabiel gebleven. Sinds zijn vrijlating wordt de verdachte behandeld door zijn huisarts en diens praktijkondersteuner, zolang de behandeling nog niet plaatsvindt binnen de reguliere zorg van de GGZ. Dat die behandeling aldaar nog niet plaatsvindt, is het gevolg van de omstandigheid dat eerst het vonnis van de rechtbank dient te worden afgewacht. Die behandeling zal echter, wanneer de rechtbank geen maatregel zal opleggen, binnen afzienbare termijn starten. Anders dan voorafgaande en ten tijde van het bewezenverklaarde geeft de verdachte thans betrouwbaar aan dat hij mee wil werken aan een behandeling en laat hij geen verzet tegen de voorgestelde behandeling zien.
Uit het door de rapporteurs verrichte onderzoek volgt dat het recidiverisico zonder medicatie, behandeling en begeleiding laag tot matig wordt geschat. Volgens de reclassering is sprake van een laag recidiverisico. En voor zover al sprake is van enig recidiverisico, bestaat dat hieruit dat de verdachte voornamelijk een gevaar vormt voor zichzelf en niet direct voor anderen. Volgens de psycholoog is bij de verdachte sprake van ziektebesef- en inzicht.
Naar het oordeel van de rechtbank is het bewezenverklaarde begaan onder zeer situationeel bepaalde omstandigheden, welke omstandigheden thans, gelet op het feit dat de verdachte met zijn partner in Den Haag is gaan samenwonen en hij vrijwillig aan zijn noodzakelijke behandeling meewerkt, niet meer aan de orde zijn en waarvan ook in de toekomst, gezien het beschreven specifieke recidiverisico, voor zover op dit moment te voorzien, geen sprake meer zal zijn. Daarmee is niet voldaan aan het vereiste criterium voor de oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van de terbeschikkingstelling eisen.

6.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezenverklaarde.

7.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Osmić, voorzitter, mr. N.P.J. van de Pasch en mr. D.W.H.M. Wolters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A.M. Tubée, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 17 juni 2025.
Buiten staat
Mr. Van de Pasch en mr. Wolters zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 21 oktober 2024 in de gemeente Sittard-Geleen
opzettelijk
brand heeft gesticht (in een woning, gelegen aan de [adres] te Geleen) door
(brandend) papier, in elk geval open vuur, in aanraking te brengen met de
meterkast (waarin de gasmeter reeds (deels) door hem, verdachte, gedemonteerd
was),
ten gevolge waarvan brand is ontstaan in/aan de meterkast en/of de woning en
daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of omliggende woningen en/of
inboedels van die woningen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor de in die woningen aanwezigen personen, in elk geval levensgevaar voor
een ander of anderen voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, registratienummer PL2300-2024171993, gesloten d.d. 1 november 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 96.