ECLI:NL:RBLIM:2025:5677

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
11724309 \ CV EXPL 25-2394
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake huurrecht en achterstallige huur tussen Stichting Woonpunt en gedaagde

Op 11 juni 2025 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een vonnis gewezen in de zaak tussen Stichting Woonpunt, eisende partij, en een gedaagde die in persoon procedeerde. De procedure is gestart met een dagvaarding en een antwoord van de gedaagde partij. De gedaagde heeft de vordering van de eiseres niet betwist, waardoor de kantonrechter heeft besloten de vordering toe te wijzen. De gedaagde heeft verzocht om een betalingsregeling, maar de kantonrechter heeft aangegeven dat deze niet kan worden opgelegd en dat de gedaagde zich rechtstreeks tot de gemachtigde van de eiseres moet richten.

De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld om aan de eisende partij een bedrag van € 2.373,91 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente over een deel van dit bedrag vanaf 9 januari 2025. Daarnaast is de gedaagde partij veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van de eisende partij zijn begroot op € 726,38. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is openbaar uitgesproken door mr. R.H.J. Otto.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11724309 \ CV EXPL 25-2394
Vonnis van de kantonrechter van 11 juni 2025
in de zaak van:
Stichting Woonpunt,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde Flanderijn,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het antwoord van gedaagde partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Gedaagde betwist de vordering van eiseres niet. De vordering zal daarom ook worden toegewezen. Gedaagde wenst een betalingsregeling, doch de kantonrechter kan deze niet opleggen. Gedaagde zal zich daartoe rechtstreeks moeten richten tot de (gemachtigde van) eiseres.
2.2.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 137,38
  • griffierecht € 385,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € ‭726,38‬‬‬

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 2.373,91, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.964,83 vanaf 9 januari 2025 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij voorts in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € ‭726,38‬ , ‬‬
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.