ECLI:NL:RBLIM:2025:5671

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
11475403 \ CV EXPL 25-273
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en ontbinding van overeenkomst in bouwrechtelijke context

In deze zaak vorderen eisers, bestaande uit twee partijen, schadevergoeding en ontbinding van een overeenkomst met gedaagde, die een aannemer is. De overeenkomst betrof het waterdicht maken van een garagedak door middel van een coating. Eisers hebben in oktober 2021 en opnieuw in juni 2023 melding gemaakt van gebreken aan de coating, die niet goed hechtte en losliet. Gedaagde heeft in september 2023 de coating verwijderd, wat schade aan de natuurstenen trap heeft veroorzaakt. Eisers hebben gedaagde in verschillende brieven in de gelegenheid gesteld om de schade te herstellen, maar gedaagde heeft geweigerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde tekort is geschoten in zijn verplichtingen en dat de tekortkoming aan hem kan worden toegerekend. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de overeenkomst buitengerechtelijk is ontbonden en gedaagde veroordeeld tot betaling van schadevergoeding en incassokosten. De wettelijke rente is toegewezen vanaf specifieke data. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11475403 \ CV EXPL 25-273
Vonnis van 11 juni 2025
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: AGIN Pranger Gerechtsdeurwaarders Juristen incassospecialisten,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam
[handelsnaam],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. W.J.F. Geertsen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding van 23 december 2024 met producties 1 tot en met 13;
- de conclusie van antwoord met producties 1 en 2;
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
- de mondelinge behandeling van 4 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt, en waarbij [eisers] een pleitnota hebben voorgedragen en overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben op basis van een offerte van 9 maart 2021 een overeenkomst gesloten inhoudende dat [gedaagde] het garagedak van de woning van [eisers] waterdicht zou maken door middel van het aanbrengen van een coating boven op de garage en dat [eisers] daarvoor € 2.964,50 incl. btw betaalt.
2.2.
In mei 2021 heeft [gedaagde] de werkzaamheden uitgevoerd.
2.3.
In oktober 2021 hebben [eisers] bij [gedaagde] gemeld dat de coating op het tegelwerk bij de voordeur en op de natuurstenen trap naar de voordeur – onderdeel van de opdracht – niet goed was aangebracht. De coating hechtte niet aan de ondergrond en liet ondanks meerdere herstelpogingen steeds los.
2.4.
Op 13 juni 2023 hebben [eisers] wederom bij [gedaagde] gemeld dat de coating loslaat en dat de garage daardoor niet waterdicht is.
2.5.
Op 7 september 2023 heeft [gedaagde] de coating op het tegelwerk bij de voordeur en op de natuurstenen trap naar de voordeur verwijderd. Daarbij is schade ontstaan.
2.6.
Bij brief van 7 oktober 2023 hebben [eisers] [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om de schade aan de natuurstenen trap en de tegels alsmede vochtproblemen bij het terras door gebrekkig herstel van het terras binnen veertien dagen te verhelpen. Vervolgens hebben partijen met elkaar gecorrespondeerd.
2.7.
Bij brief van 11 juni 2024 heeft de gemachtigde van [eisers] [gedaagde] nogmaals in de gelegenheid gesteld om de schades aan de trap en het tegelwerk te herstellen en de lekkage te verhelpen.
2.8.
Op 1 juli 2024 heeft de gemachtigde van [eisers] telefonisch contact gehad met [gedaagde] . [gedaagde] verklaarde niet bereid te zijn om het herstelwerk uit te voeren of de herstelkosten te vergoeden.
2.9.
Bij brief van 6 augustus 2024 heeft de gemachtigde van [eisers] [gedaagde] bericht dat hij in verzuim is komen te verkeren, dat [eisers] genoodzaakt zijn een derde partij in te schakelen om het herstelwerk aan de trap uit te voeren en dat deze brief geldt als een omzettingsverklaring als bedoeld in artikel 6:87 BW.
2.10.
Bij e-mail van 21 augustus 2024 heeft de gemachtigde van [gedaagde] gereageerd.
2.11.
Bij brieven van 22 augustus 2024 en 12 september 2024 heeft de gemachtigde van [eisers] [gedaagde] voor een laatste maal gesommeerd respectievelijk de tussen partijen gesloten overeenkomst ontbonden.
2.12.
De gemachtigde van [gedaagde] heeft bij brief van 20 september 2024 gereageerd.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen – samengevat – dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
A. voor recht zal verklaren dat de tussen partijen gesloten overeenkomst buitengerechtelijk is ontbonden, dan wel deze zal ontbinden;
[gedaagde] zal veroordelen om binnen twee weken na datum vonnis aan [eisers] te betalen:
€ 2.964,50 ter ongedaanmaking van de overeenkomst;
€ 3.749,67 aan schadevergoeding;
€ 710,71 aan incassokosten;
de wettelijke rente over B, C en D;
de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] , met voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eisers] leggen aan hun vorderingen de stelling ten grondslag dat [gedaagde] de overeengekomen werkzaamheden niet goed en deugdelijk heeft uitgevoerd. Het garagedak bleek niet waterdicht en de coating op het tegelwerk en op de trap hechtte niet en liet los. [gedaagde] is volgens [eisers] daarmee toerekenbaar tekortgeschoten in zijn contractuele verplichtingen jegens [eisers] . Als gevolg van het aanbrengen van de coating en nadien het verwijderen daarvan, is schade ontstaan aan de natuurstenen trap en – wat geen onderdeel uitmaakt van de procedure – het tegelwerk voor de trap. [gedaagde] heeft [eisers] er niet voor gewaarschuwd dat de ondergrond beschadigd zou kunnen raken. [eisers] hebben de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden.
Ontbinding
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen uit een overeenkomst aan de wederpartij de bevoegdheid geeft die overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt (artikel 6:265 lid 1 BW). Alleen een tekortkoming van voldoende gewicht geeft recht op ontbinding van de overeenkomst (Hoge Raad 28 september 2018,ECLI:NL:HR:2018:1810).
4.3.
Vast is komen te staan dat de coating op het tegelwerk en op de trap van het voorportaal niet hechtte en los liet nu [gedaagde] dat tijdens de mondelinge behandeling heeft erkend. Daarmee is sprake van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. Desalniettemin zal de gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomst buitengerechtelijk is ontbonden dan wel de vordering dat de overeenkomst zal worden ontbonden worden afgewezen. Gezien haar geringe betekenis rechtvaardigt de tekortkoming de (volledige) ontbinding met haar gevolgen niet omdat [eisers] in randnummer 9 van het exploot van dagvaarding naar voren brengen dat de coating op het dak van de garage goed blijkt aangebracht. Voor het toewijzen van een gedeeltelijke ontbinding ziet de kantonrechter geen ruimte omdat het daarbij gaat om een evenredige vermindering van de wederzijdse prestaties en dan had het gelet op artikel 150 Rv op de weg van [eisers] gelegen om uit te leggen welke prestaties aan hun kant verminderd moeten worden, opdat een evenredige vermindering van de wederzijdse prestaties wordt bereikt. [eisers] hebben daarover niets naar voren gebracht en de kantonrechter heeft geen handvatten aangereikt gekregen om die knoop zelf door te hakken. Het verweer van [gedaagde] dat het verzuim niet is ingetreden, behoeft dan ook geen bespreking en beoordeling meer.
Schadevergoeding
4.4.
[eisers] vorderen tevens schadevergoeding voor de schade die is ontstaan aan de natuurstenen trap.
4.5.
De kantonrechter stelt voorop dat iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de schuldenaar verplicht de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend (artikel 6:74 lid 1 BW). Voor zover nakoming niet reeds blijvend onmogelijk is, vindt het voorgaande slechts toepassing indien de schuldenaar in verzuim is (artikel 6:74 lid 2 BW).
4.6.
Vast is komen te staan dat bij het verwijderen van de coating schade is ontstaan aan de trap nu [gedaagde] dat tijdens de mondelinge behandeling heeft erkend. Daarmee is sprake van een tekortkoming in de nakoming van een uit de overeenkomst voortvloeiende nevenverbintenis om bij het uitvoeren van de werkzaamheden geen schade toe te brengen aan het eigendom van [eisers] en tevens dat sprake is van schade en een causaal verband tussen de tekortkoming en de schade. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat die tekortkoming niet aan hem kan worden toegerekend omdat deze niet het gevolg is van een gebrek in de uitvoering, maar rechtstreeks voortvloeit uit de beslissing van [eisers] om de coating te laten verwijderen.
4.7.
Of de tekortkoming aan [gedaagde] kan worden toegerekend, hangt af van de vraag of [gedaagde] aan zijn waarschuwingsplicht heeft voldaan. Op een overeenkomst van aanneming van werk is namelijk artikel 7:754 BW van toepassing. Dit artikel bepaalt dat de aannemer een waarschuwingsplicht heeft richting de opdrachtgever voor onjuistheden in de opdracht bij het aangaan van de overeenkomst of tijdens de uitvoering van de overeenkomst. Hieronder wordt ook verstaan fouten of gebreken in de door de opdrachtgever verstrekte plannen, tekeningen, berekeningen, bestekken of uitvoeringsvoorschriften. Ook is artikel 7:760 BW van toepassing op de overeenkomst. Dit artikel bepaalt, kort gezegd, dat de gevolgen van ondeugdelijke uitvoering van werk voor rekening komen van de aannemer als de gevolgen te wijten zijn aan de door de opdrachtgever verstrekte plannen, tekeningen, berekeningen, bestekken of uitvoeringsvoorschriften én de aannemer niet heeft voldaan aan zijn waarschuwingsplicht op grond van artikel 7:754 BW.
4.8.
De kantonrechter is van oordeel dat de tekortkoming aan [gedaagde] kan worden toegerekend omdat hij niet aan zijn waarschuwingsplicht heeft voldaan. [gedaagde] had als aannemer de plicht om [eisers] te waarschuwen dat de natuurstenen trap dof zou kunnen worden door het verwijderen van de daarop aangebrachte coating en dat heeft hij verzaakt. Weliswaar brengt [gedaagde] naar voren dat hij [eisers] heeft gewezen op de mogelijke gevolgen van het verwijderen van de coating, maar hij heeft niet uiteengezet op welke gevolgen hij heeft gewezen en dat hij hen erop heeft gewezen dat de trap dof zou kunnen worden. Ook heeft [gedaagde] naar voren gebracht dat hij tegen [eisers] heeft gezegd dat hij moest schuren en slijpen, maar ook hieruit blijkt niet dat hij hen heeft gewaarschuwd dat de natuurstenen trap dof zou worden. Dat [eisers] een eventuele beschadiging van de trap als gevolg van het verwijderen van de coating zouden hebben geaccepteerd, blijkt – anders dan [gedaagde] meent – ten slotte niet uit het whatsappbericht van [eisers] van
13 juni 2023. [gedaagde] kon de mededeling van [eisers] in dat bericht dat ze tegels wilden gaan leggen redelijkerwijs niet in die zin opvatten. Dat verweer wordt verworpen.
4.9.
Ook stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat er nooit verzuim is ingetreden. Dit verweer slaagt niet omdat nakoming van de nevenverbintenis om geen schade toe te brengen aan het eigendom van [eisers] blijvend onmogelijk is, zodat verzuim niet nodig is (artikel 6:74 lid 2 BW).
4.10.
Uit rechtsoverwegingen 4.4 tot en met 4.9 volgt dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de tekortkoming en daarom gehouden is tot het vergoeden van de daardoor door [eisers] geleden schade aan de natuurstenen trap. De omvang van de (vervangende) schadevergoeding wordt bepaald aan de hand van de bepalingen van afdeling 10 van titel 1 van Boek 6 BW.
4.11.
Ten aanzien van de omvang van de schade heeft [gedaagde] aangevoerd dat de offerte van Marmor König van 16 december 2024, die dient ter onderbouwing van de schade, deels ziet op vervanging van de tegels, maar die opvatting deelt de kantonrechter niet. De offerte heeft volledig betrekking op vervanging van de natuurstenen trap, dat wil zeggen het daarmee gepaarde gaande materiaal en de arbeidsuren. De kantonrechter heeft verder geen reden aan de offerte te twijfelen. Ook het verweer dat sprake zou zijn van een “nieuw voor oud”-situatie wordt verworpen. Weliswaar is het resultaat van toewijzing van de vordering dat [eisers] beschikken over een nieuwe trap terwijl die voorheen niet nieuw was, maar die waardevermeerdering moet worden bezien op het niveau van de waarde van de gehele onroerende zaak en is in dat opzicht verwaarloosbaar, althans is van een substantiële waardevermeerdering – de hier aan te leggen maatstaf – geen sprake. De schadevergoeding zoals gevorderd is toewijsbaar.
4.12.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten voldoen aan de daarvoor geldende maatstaf en kunnen worden toegewezen.
4.13.
De wettelijke rente over de toe te wijzen schadevergoeding is, zoals gevorderd, toewijsbaar vanaf 21 oktober 2023 en de wettelijke rente over de incassokosten vanaf
22 augustus 2024 (conform de brief van de gemachtigde van [eisers] van
6 augustus 2024).
4.14.
Omdat beide partijen gedeeltelijk gelijk resp. ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eisers] van een schadevergoeding van € 3.749,67, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 21 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eisers] van een bedrag van € 710,71 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 augustus 2024 tot de dag der algehele voldoening,
5.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.1 en 5.2 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op
11 juni 2025.
CL