ECLI:NL:RBLIM:2025:5546

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
C/03/3405700/ KG ZA 25-128
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan verkoop van de gezamenlijke woning na beëindiging van affectieve relatie

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, vordert de vrouw (eiseres) dat haar ex-partner (gedaagde) meewerkt aan de verkoop van hun gezamenlijke woning. De affectieve relatie tussen partijen is in maart 2023 beëindigd, maar zij wonen nog steeds samen in de woning met hun drie minderjarige kinderen. De vrouw heeft de man verzocht om de woning te verkopen, maar hij heeft niet aangetoond dat hij de woning financieel kan overnemen, ondanks dat hij meer dan twee jaar de tijd heeft gehad. De vrouw heeft betalingsachterstanden van de hypotheeklasten en andere lasten aangekaart, en stelt dat de man geen verantwoordelijkheid neemt voor de situatie. De voorzieningenrechter oordeelt dat er een spoedeisend belang is bij de vordering van de vrouw, gezien de langdurige onhoudbare situatie. De rechter wijst de vordering van de vrouw toe, waarbij de man wordt verplicht om mee te werken aan de verkoop van de woning en de kosten van de makelaar te delen. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad en de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/340577 / KG ZA 25-128
Vonnis in kort geding van 10 juni 2025
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. B. Coomans,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. R.F. Cohen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 5
- producties 6 en 7 zijdens [eiseres]
- de mondelinge behandeling van 27 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] hebben sinds juni 2009 een affectieve relatie. Gedurende hun relatie zijn drie (thans nog minderjarige) kinderen geboren.
2.2.
Op 29 oktober 2010 hebben [eiseres] en [gedaagde] ten overstaan van notaris
[naam notaris] een samenlevingsovereenkomst gesloten (productie 1).
2.3.
Omstreeks maart 2023 heeft [eiseres] aan [gedaagde] laten weten de affectieve relatie te willen beëindigen.
2.4.
Sindsdien hebben [eiseres] en [gedaagde] geprobeerd in onderling overleg
afspraken te maken over (onder meer) de vermogensrechtelijke afwikkeling van hun
samenleving.
2.5.
Bij vonnis in kort geding van deze rechtbank (team familie en jeugd) van 18 juni 2024 (zaaknummer: C/03/330302 KG ZA 24-139) heeft de voorzieningenrechter het door [eiseres] gevorderde voortgezet gebruik van de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] (hierna: de woning), met uitsluiting van [gedaagde] , toegewezen totdat partijen daar andere afspraken over maken of in rechte daarover wordt beslist, althans totdat de woning aan [gedaagde] of aan een derde wordt geleverd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.6.
Om haar moverende redenen heeft [eiseres] het voornoemde vonnis van 18 juni 2024 niet geëxecuteerd.
2.7.
Op 18 september 2024 heeft een overleg met partijen en hun advocaten plaatsgevonden. Partijen hebben daarna gezamenlijk opdracht gegeven aan [naam taxateur] om een taxatie van de woning te maken. In weerwil van de afspraken heeft [gedaagde] niet de helft van de taxatiekosten voldaan en heeft [eiseres] deze kosten volledig moeten betalen. Het taxatierapport is op 12 november 2024 gereed gekomen.
2.8.
[eiseres] probeert sinds maart 2023 vervangende woonruimte te vinden, hetgeen pas zeer recent is gelukt. Tot op heden verblijven partijen (met de kinderen) nog steeds gezamenlijk in de woning.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. ten aanzien van de gezamenlijk woning:
a. [gedaagde] te veroordelen om binnen één week na de betekening van het vonnis
onvoorwaardelijke en onherroepelijke medewerking te verlenen om de echtelijke
woning zo spoedig mogelijk te verkopen en te leveren aan een derde, waaronder dient te worden begrepen dat:
  • [gedaagde] daartoe de verkoopopdracht geeft aan [naam taxateur] , gevestigd te [vestigingsplaats] aan de [adres 2] , althans aan een door voorzieningenrechter aan te wijzen makelaar;
  • [gedaagde] alle adviezen van de behandelend makelaar ter zake de bespoediging van de verkoop van de echtelijke woning;
  • [gedaagde] de makelaar en potentiële kopers in gelegenheid stelt om de echtelijke woning te bezichtigen;
  • [gedaagde] alle redelijke adviezen van de makelaar ter zake de prijsstelling van de echtelijke woning en eventuele onderhoudswerkzaamheden (zowel het doen als het laten daarvan) tot het tijdstip van de eigendomsoverdracht aan de toekomstige kopers opvolgt;
te bepalen dat partijen de verkoopovereenkomst zullen aangaan met degene die de
hoogste prijs biedt; ingeval er slechts één bieder is, dat dan de makelaar de koopprijs zal
bepalen;
[gedaagde] te veroordelen om aan de daaropvolgende notariële levering van de echtelijke woning aan de koper(s) mee te werken;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van de helft van de kosten van de makelaar
II. te bepalen dat, bij gebreke van medewerking van [gedaagde] het in deze te wijzen vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening(en) van [gedaagde] ;
III. te bepalen dat de netto verkoopopbrengst van de woning, conform de eigendomsverhouding, bij helfte tussen partijen dient te worden uitgekeerd door de notaris waaronder de levering plaatsvindt.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna -voor zover van belang- nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
[eiseres] betoogt -kort gezegd- dat zij een spoedeisend belang heeft bij de vordering. De relatie is al sinds maart 2023 verbroken, zodat de bestaande situatie nu al (meer dan) twee jaar voortduurt, terwijl [gedaagde] zich blijft gedragen alsof er niets aan de hand is. Enig gevoel van verantwoordelijkheid voor het welzijn van de kinderen of een gevoel van urgentie om de bestaande situatie op te lossen, ontbreekt bij [gedaagde] . Ook nadat [gedaagde] een advocaat in de arm heeft genomen, onderneemt hij geen concrete stappen om gevolg te geven aan hetgeen hij stelt te willen en te kunnen, namelijk het overnemen van de woning. [eiseres] is inmiddels een bodemprocedure gestart, maar van haar kan niet worden verwacht dat zij -gelet op de doorlooptijden van bodemprocedures- de uitkomst daarvan afwacht. Daarbij komt dat is gebleken dat [gedaagde] de aan de woning verbonden lasten niet of niet-tijdig voldoet. Zo is het al twee keer voorgekomen dat [eiseres] ermee werd geconfronteerd dat de watermaatschappij het water wilde afsluiten, omdat de rekeningen niet waren betaald. [gedaagde] lijkt hier niet van onder de indruk en wuift dit weg. [eiseres] betaalt van haar beperkte inkomen alle boodschappen/kosten voor de kinderen en heeft zodoende geen financiële ruimte om ook nog alle aan de woning verbonden lasten te voldoen, aldus [eiseres] . Ter zitting is zijdens [eiseres] nog aangevoerd dat zij inmiddels een andere woonruimte heeft gevonden in Maastricht en dat zij medio juni zal verhuizen. Zij kan echter geen dubbele woonlasten betalen. Ook dit onderstreept haar spoedeisend belang, aldus [eiseres] .
4.2.
[gedaagde] heeft het spoedeisend belang betwist. [gedaagde] werkt overdag, zodat het vreemd is dat [eiseres] , zoals zij stelt, overdag de woning moet verlaten om hem te ontlopen. Ook is er een kortgedingvonnis gewezen, waaraan [eiseres] geen uitvoering heeft gegeven. De vraag is dus welk spoedeisend belang [eiseres] dan heeft. Dat geldt te meer nu zij andere woonruimte heeft gevonden en per 16 juni 2025 gaat verhuizen. Ook hieruit is geen spoedeisend belang af te leiden. [eiseres] zal de huur van die huurwoning betalen, terwijl [gedaagde] in de woning blijft wonen en de lasten verbonden aan de woning blijft voldoen. Voor zover er spanningen zijn, dan verdwijnen die op het moment dat [eiseres] verhuist. De kinderen hebben aangeven bij hun vader te willen blijven wonen. Er is ook een bodemprocedure aangespannen. Er zijn nog verrekenposten van [gedaagde] die bij de verdeling moeten worden meegenomen. Als de verkoopopbrengst onderling bij helfte wordt verdeeld, wordt de toestand onzeker. Als het deel van het geld van [eiseres] dan op is, heeft [gedaagde] het nakijken. [gedaagde] kan en wil de woning overnemen, maar dat is niet binnen een week geregeld. De situatie is niet dusdanig onhoudbaar dat de bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Er is geen spoedeisend belang en het is onduidelijk waarom het ineens zo snel moet, aldus [gedaagde] ter zitting.
4.3.
Het spoedeisend belang vloeit naar het oordeel van de voorzieningenrechter voort uit de aard van de gevraagde voorzieningen, te meer nu door [eiseres] - onweersproken - is gesteld dat de relatie tussen partijen al sinds maart 2023 is verbroken, terwijl partijen (met hun drie kinderen) al die tijd nog in de woning verblijven. Dat [eiseres] medio juni de woning zal verlaten, omdat ze een huurwoning heeft gevonden, doet hieraan niet af, nu [eiseres] -zoals zij ter zitting onweersproken heeft aangevoerd- hoofdelijk aansprakelijk blijft voor de hypotheeklasten verbonden aan de woning. Daarbij komt dat [gedaagde] ter zitting niet heeft weersproken dat er in december 2024 een betalingsachterstand wat betreft de hypotheek is ontstaan en WML al twee keer heeft laten weten het water af te zullen sluiten in verband met een betalingsachterstand. Dat -zoals [gedaagde] ter zitting heeft aangevoerd- deze betalingsachterstand inmiddels zijn ingelopen, doet hieraan niet af.
Inhoudelijk
4.4.
[eiseres] heeft -kort gezegd- gesteld dat, hoewel [gedaagde] sinds het verbreken van de relatie in maart 2023 heeft aangegeven de woning te willen overnemen, hij niets onderneemt om dat daadwerkelijk te bewerkstelligen. [eiseres] heeft ter zitting verklaard [gedaagde] inmiddels meer dan twee jaar te hebben gegund om te regelen dat hij de woning overneemt, maar er ligt nog steeds niets concreets waaruit is af te leiden dat hij de woning financieel daadwerkelijk kan overnemen. Het taxatierapport is meer dan een half jaar geleden opgesteld en ook naar aanleiding daarvan heeft [gedaagde] niets ondernomen om de woning over te nemen. Hij zegt wel steeds dat hij bij een bank is geweest en dat hij de woning kan overnemen, maar hij staaft dit met niets. Als hij de woning inderdaad kan overnemen, had dat na deze lange tijd toch allang geregeld kunnen worden. Ook nu ter zitting komt [gedaagde] weer met blote stellingen. [eiseres] blijft aansprakelijk en vreest dat de bank op enig moment de woning gaat verkopen. [eiseres] heeft een beperkt inkomen, waarmee ze alle boodschappen en de kosten voor de kinderen betaalt en zij heeft geen financiële ruimte om alle aan de woning verbonden lasten te voldoen, te meer nu zij per 16 juni a.s. zal verhuizen naar een door haar gehuurde woning en zij geen dubbele lasten kan betalen. Naar aanleiding van een betalingsachterstand (productie 4) heeft [eiseres] een betalingsregeling gesloten met de hypotheekhouder om verdere maatregelen te voorkomen. De hypotheekhouder heeft contact gezocht met [gedaagde] om tot een betalingsregeling te komen, maar hij heeft niet gereageerd op hun berichten. Een gedwongen verkoop door de hypotheekhouder is niet in het belang van partijen, aldus [eiseres] . Verder heeft [eiseres] onlangs een brief van het CAK ontvangen, waaruit blijkt dat [gedaagde] thans geen zorgverzekering heeft afgesloten, hetgeen verplicht is (productie 5). [gedaagde] voelt geen enkele urgentie om dingen te regelen, zo heeft [eiseres] gesteld. De nood om een einde aan de bestaande toestand te maken, is hoog, zowel gelet op het belang van de kinderen alsook financieel gezien. Het afwachten op de uitkomst van de bodemprocedure is geen optie. Volgens [eiseres] moet de woning verkocht worden, te meer nu [gedaagde] ruimschoots de tijd heeft gehad deze over te nemen.
4.5.
[gedaagde] heeft ter zitting aangevoerd dat er al een jaar lang geen ruzie meer tussen partijen is, dat [eiseres] medio juni de woning zal verlaten en dat er dus geen onhoudbare situatie is die maakt dat de uitkomst van de bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Een ordemaatregel als thans gevorderd, is volgens hem dan ook niet nodig. [gedaagde] heeft aangevoerd nog verrekenposten te hebben, die moeten worden meegenomen in de verdeling: hij heeft veel extra kosten gehad, waaronder € 10.000,00 die hij aan Essent heeft betaald, omdat [eiseres] de verwarming hoog zette en het verbruik ineens van 1000 kuub naar 3000 kuub ging. Ook is ineens een bedrag van € 80.000,00 van het vermogen van partijen verdwenen, waardoor hij met betrekking tot de overname van de woning in een slechte(re) onderhandelingspositie met de bank kwam. [eiseres] weet hier volgens [gedaagde] alles van. Ter zitting heeft [gedaagde] verklaard dat hij qua salaris de woning kan overnemen. [gedaagde] verklaarde dat hij alle stukken aan (de advocaat van) [eiseres] heeft gegeven. [gedaagde] heeft verklaard dat alles moet worden verdeeld, niet alleen de woning, maar dat [eiseres] daar niets over zegt. Als de overwaarde van de woning tussen partijen bij helfte moet worden verdeeld, heeft [gedaagde] het nakijken. In dat geval - zo verklaarde [gedaagde] ter zitting - zal hij bij de overdracht gelijk beslag laten leggen op het geld en is er financieel voor [eiseres] dus niets veranderd, aldus [gedaagde] .
4.6.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat als uitgangspunt heeft te gelden dat partijen niet gehouden zijn om in een onverdeelde gemeenschap te blijven. Dit betekent dat het aandeel van de één in de woning (met de daaraan verbonden hypothecaire verplichtingen) aan de ander moet worden overgedragen of dat de woning moet worden verkocht aan een derde.
4.7.
Desgevraagd is ter zitting zijdens [eiseres] verklaard dat de grondslag van de vordering is gebaseerd op het meewerken aan de verkoop van een gemeenschappelijk goed met de bepaling dat de uitspraak in de plaats van een (deel van de) akte treedt zoals in de dagvaarding onder (3) staat en niet op een machtiging ex art. 3:174 BW (zoals in de dagvaarding onder (2) staat). De voorzieningenrechter neemt dit als vaststaand aan.
4.8.
Vaststaat verder dat de affectieve relatie tussen partijen inmiddels meer dan twee jaar geleden is beëindigd, terwijl partijen tot op heden nog steeds (samen met de kinderen) in de woning verblijven en nog in onverdeeldheid verkeren.
4.9.
Hoewel [gedaagde] heeft verklaard in staat te zijn om op basis van zijn salaris de woning over te kunnen nemen, heeft hij -ondanks dat hij hiertoe meer dan twee jaar de tijd heeft gehad- dit op geen enkele manier met stukken onderbouwd, terwijl die van hem wel kon en mocht worden verwacht. Ook nadat het taxatierapport van 12 november 2024 aan partijen is vrijgeven en de woning op een waarde van € 290.000,00 is getaxeerd, is niet aannemelijk geworden dát en/of welke actie(s) [gedaagde] sindsdien heeft ondernomen om de woning tegen die waarde over te nemen. [gedaagde] heeft op geen enkele manier aannemelijk gemaakt dat hij in gesprek is met een financiële instelling, hetgeen ook van hem kon en mocht worden verwacht.
4.10.
Verder staat als onweersproken vast dat er in januari 2025 een betalingsachterstand was wat betreft hypotheeklasten en dat WML twee keer heeft laten weten in verband met een betalingsachterstand het water te zullen afsluiten. Dat deze achterstanden inmiddels zijn ingelopen, doet hier niet aan af.
4.11.
Gelet op al het vooroverwogene, bezien in het licht van (i) de hoofdelijke
aansprakelijkheid van [eiseres] voor de aan de woning verbonden hypothecaire schuld, (ii) het tijdsverloop sinds het verbreken van de relatie en het verschijnen van het taxatierapport en (iii) de slechts blote stelling van [gedaagde] dat hij de woning kan overnemen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de rechter in een bodemprocedure een vordering als de onderhavige zal toewijzen. Het door [eiseres] bij petitum sub I onder a, b en c gevorderde ligt om die reden voor toewijzing gereed, met dien verstande dat de voorzieningenrechter (sub I) het adres van de woning zal toevoegen en (sub a tweede streepje) zal toevoegen het woord “opvolgt”. Aangezien er nu nog geen factuur van een makelaar voorligt en het een toekomstige schuld van partijen betreft, begrijpt de voorzieningenrechter het bij petitum sub I onder d gevorderde aldus dat [eiseres] heeft bedoeld te vorderen om te bepalen dat [gedaagde] draagplichtig is voor de helft van de (toekomstige) kosten van de makelaar, hetgeen als onweersproken eveneens voor toewijzing gereed ligt.
4.12.
[gedaagde] heeft het bij petitum sub II gevorderde niet weersproken, zodat dit eveneens zal worden toegewezen. [gedaagde] heeft wel het bij petitum sub III gevorderde weersproken, in die zin dat hij stelt dat er allerlei verrekenposten zouden zijn, die maken dat de verkoopopbrengst niet bij helfte moet worden gedeeld. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter lag het op de weg van [gedaagde] om aannemelijk te maken dat en waarom er sprake zou zijn van voor verrekening met [eiseres] in aanmerking komende posten en waarom zulks ertoe zou moeten leiden dat de verkoopopbrengst niet bij helfte zou moeten worden verdeeld. Nu [gedaagde] hierover slechts blote stellingen inneemt, die bovendien weersproken zijn door [eiseres] , is de voorzieningenrechter van oordeel dat [gedaagde] die stellingen op dit moment onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt.
4.13.
In het feit dat partijen een affectieve relatie hebben gehad, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
ten aanzien van de gezamenlijke woning aan de [adres 1] te [woonplaats] :
5.1.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen één week na betekening van het vonnis onvoorwaardelijk en onherroepelijke medewerking te verlenen om de woning zo spoedig mogelijk te verkopen en te leveren aan een derde, waaronder dient te worden begrepen dat:
  • [gedaagde] daartoe de verkoopopdracht geeft aan [naam taxateur] , gevestigd te [vestigingsplaats] aan de [adres 2] ,
  • [gedaagde] alle adviezen van de behandelend makelaar ter zake de bespoediging van de verkoop van de woning opvolgt,
  • [gedaagde] de makelaar en potentiële kopers in de gelegenheid stelt de woning te bezichtigen,
  • [gedaagde] alle adviezen van de makelaar ter zake de prijsstelling van de woning en eventuele onderhoudswerkzaamheden (zowel het doen als het laten daarvan) tot het tijdstip van de eigendomsoverdracht aan de toekomstige kopers opvolgt,
5.1.2.
bepaalt dat partijen de verkoopovereenkomst zullen aangaan met degene die de hoogste prijs biedt; ingeval er slechts één bieder is, dat dan de makelaar de koopprijs zal bepalen,
5.1.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan de daaropvolgende levering van de woning aan de koper(s) mee te werken,
5.1.4.
bepaalt dat [gedaagde] draagplichtig is voor de helft van de kosten van de makelaar,
5.2.
bepaalt dat, bij gebreke van medewerking van [gedaagde] , dit vonnis in de plaats
komt van de noodzakelijk toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening(en) van
[gedaagde] ,
5.3.
bepaalt dat de netto-verkoopopbrengst van de woning, conform de eigendomsverhouding, bij helfte tussen partijen dient te worden uitgekeerd door de notaris waaronder de levering plaatsvindt,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2025.
JC