ECLI:NL:RBLIM:2025:5452

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
6 juni 2025
Zaaknummer
11372292 \ CV EXPL 24-5410
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake loonvordering en arbeidsovereenkomst tussen ex-partners

In deze zaak heeft de kantonrechter te Maastricht op 4 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres in conventie, die ook verweerster in reconventie is, en een gedaagde in conventie, die tevens eiseres in reconventie is. De eiseres vorderde betaling van achterstallig loon en vakantietoeslag, terwijl de gedaagde betwistte dat er een arbeidsovereenkomst bestond. De eiseres had vanaf januari 2022 een arbeidsovereenkomst met de gedaagde, maar de kantonrechter oordeelde dat er in de periode van januari 2019 tot en met december 2021 geen arbeidsovereenkomst was. De kantonrechter oordeelde dat de eiseres recht had op betaling van achterstallig loon over de periode van november 2024 tot 3 december 2024, alsook op vakantietoeslag over de periode van januari 2022 tot en met 2 december 2024. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van deze bedragen, terwijl de reconventionele vordering van de gedaagde tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen werd afgewezen. De kosten van de procedure werden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11372292 \ CV EXPL 24-5410
Vonnis van 4 juni 2025
in de zaak van
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ,
gemachtigde: mr. A. van den Eshoff,
tegen
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ,
gemachtigde: mr. P.H.J. Nass.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de akte vermeerdering van eis in conventie
- de aanvullende producties 16 tot en met 25 van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie]
- de aanvullende productie 5 van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie]
- de mondelinge behandeling van 11 april 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt
- de pleitaantekeningen van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie]
- de pleitaantekeningen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] is op 28 december 2018 opgericht.
2.2.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] had vanaf december 2001 een affectieve relatie met de directeur-grootaandeelhouder van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , de heer [naam directeur] (hierna: [naam directeur] ).
2.3.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft vanaf 2019 werkzaamheden verricht voor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] en andere ondernemingen van [naam directeur] , te weten [naam bv] en de eenmanszaak [handelsnaam] .
2.4.
Vanaf 1 januari 2022 staat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] opgenomen op de loonlijst van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] en ontvangt zij een maandelijks loon van € 2.000,00 bruto. Zij heeft maandelijks loonstroken ontvangen.
2.5.
Eind 2022 is de affectieve relatie tussen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [naam directeur] verbroken.
2.6.
Vanaf 28 november 2022 heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] geen werkzaamheden meer verricht. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft tot 1 november 2024 het loon betaald.
2.7.
Bij brief van 27 maart 2024 heeft (de gemachtigde van) [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] gesommeerd om het achterstallig salaris over de periode januari 2019 - december 2021 aan haar te betalen.
2.8.
Bij brief van 19 april 2024 heeft (de gemachtigde van) [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] de loonvordering van de hand gewezen met als motivering dat er tussen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] geen arbeidsverhouding heeft bestaan.
2.9.
Bij brief van 3 december 2024 heeft de gemachtigde van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] - voor zover wel sprake zou zijn van een rechtsverhouding - die opgezegd met ingang van 3 december 2024.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vordert, na vermeerdering van eis (samengevat):
I. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te veroordelen tot betaling van het maandloon van € 2.000,00 bruto exclusief vakantietoeslag over de periode 1 januari 2019 tot en met december 2021, bestaande uit € 72.000,00, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van € 36.000,00 en te vermeerderen met de wettelijke rente over de som van deze bedragen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van die bedragen;
II. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te veroordelen tot betaling van de vakantiebijslag van € 5.760,00 over de periode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2021, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van € 2.880,00 en te vermeerderen met de wettelijke rente over de som van deze bedragen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van die bedragen;
III. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te veroordelen tot betaling van de vakantiebijslag van € 4.640,00 over de periode 1 januari 2022 tot en met 31 mei 2024, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van € 2.320,00 en te vermeerderen met de wettelijke rente over de som van deze bedragen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van die bedragen;
IV. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te veroordelen tot betaling van het bruto maandloon van € 2.000,00 exclusief vakantietoeslag over de periode van 1 november 2024 tot en met 31 januari 2025, zijnde € 6.000,00, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van € 3.000,00 en te vermeerderen met de wettelijke rente over de som van deze bedragen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van die bedragen;
V. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te veroordelen tot betaling van het bruto maandloon van € 2.000,00 exclusief vakantietoeslag met ingang van 1 juni 2024 tot en met de einddatum van de arbeidsovereenkomst, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over de som van deze bedragen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van die bedragen;
VI. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te veroordelen in de proceskosten, de nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten.
3.2.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij met [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in december 2018 een mondelinge arbeidsovereenkomst heeft gesloten. Volgens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] is voldaan aan de voorwaarden van een arbeidsovereenkomst. Zo was zij gehouden de werkzaamheden die zij in opdracht van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] verrichtte zelf te doen en stond zij onder gezag van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] had immers de bevoegdheid om aanwijzingen en instructies te geven, die door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] moesten worden opgevolgd. Ook stelt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dat het van meet af aan de bedoeling van partijen is geweest dat zij voor haar werkzaamheden betaald zou krijgen. In de opstartfase van het bedrijf was daar nog geen ruimte voor, maar toen die ruimte er wel was, heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] hier meerdere malen bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] om verzocht. Uiteindelijk is zij met ingang van 1 januari 2022 op de loonlijst geplaatst en heeft zij een bruto maandloon ontvangen van
€ 2.000,00 exclusief vakantietoeslag. De aanspraak op betaling van 8% vakantietoeslag baseert [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] op artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
3.3.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in de kosten van deze procedure.
3.4.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] voert het volgende aan. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft weliswaar werkzaamheden voor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] verricht, maar dat was op vrijwillige basis in het kader van de affectieve relatie met [naam directeur] . Er was geen sprake van een (mondelinge) arbeidsovereenkomst. Verder betwist [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] om betaling voor haar werkzaamheden heeft verzocht. Met ingang van 1 januari 2022 is [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] enkel om fiscale redenen op de loonlijst geplaatst om de winst uit de onderneming te drukken. Dit was gunstig voor het besteedbaar gezinsinkomen. Partijen hebben ook toen geen arbeidsovereenkomst gesloten. Verder voert [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aan dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] niet verplicht was om werkzaamheden te verrichten en dat zij dit enkel op vrijwillige basis deed, wanneer en hoe het haar uitkwam, zoals gebruikelijk in een familiebedrijf. Tot slot was er volgens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] geen sprake van een gezagsverhouding omdat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] geen toezicht uitvoerde op de werkzaamheden van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en geen invloed had op haar werktijden. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] werd niet ingeroosterd en er werd geen urenregistratie bijgehouden. Voor het geval er wel een arbeidsovereenkomst is geweest, is die door opzegging door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] per 3 december 2024 beëindigd.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.6.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vordert (samengevat):
I. Een verklaring voor recht dat er geen sprake is en is geweest van een arbeidsovereenkomst;
II. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te veroordelen tot terugbetaling van € 44.072,59 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve betaaldata van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ;
III. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te veroordelen tot betaling van € 1.215,73 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum conclusie;
VII. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te veroordelen in de proceskosten, de nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten.
3.7.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] legt aan haar vordering ten grondslag dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] met ingang van december 2022 geen werkzaamheden meer heeft verricht vanwege het verbreken van de relatie met [naam directeur] . Niettemin is [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] tot en met oktober 2024 blijven betalen, zonder dat hier een verplichting toe bestaat. Er was immers geen arbeidsovereenkomst en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft vanaf december 2022 geen werkzaamheden meer verricht. De betalingen kunnen volgens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ook niet gezien worden als een voorziening in het levensonderhoud van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , omdat er geen alimentatieplicht jegens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] bestaat. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] stelt zich op het standpunt dat de betaalde bedragen in de periode december 2022 tot en met oktober 2024 van in totaal € 44.072,59 onverschuldigd aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] betaald zijn.
3.8.
Daarnaast vordert [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] een vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten van
€ 1.215,73 omdat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] na sommatie niet is overgegaan tot terugbetaling van het gevorderde bedrag.
3.9.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . Zij betwist dat er geen rechtsgrond zou zijn voor de betalingen in de periode december 2022 tot en met oktober 2024. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] stelt zich op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst vanaf december 2022 is blijven doorlopen en dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] daardoor maandelijks het bedrag van € 2.000,00 bruto is blijven betalen. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft geen werkzaamheden meer verricht omdat zij zich op 28 november 2022 ziek heeft gemeld. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in de kosten van deze procedure.
3.10.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie
4.1.
Centraal staat de vraag of er tussen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] een arbeidsovereenkomst bestaat of heeft bestaan. De kantonrechter is van oordeel dat dit vanaf 1 januari 2022 het geval was, maar in de periode daarvóór niet. Ook komt de kantonrechter tot het oordeel dat de arbeidsovereenkomst op 3 december 2024 is beëindigd. Hieronder zal worden uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.
Het juridische kader
4.2.
Artikel 7:610 BW omschrijft de arbeidsovereenkomst als de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten.
4.3.
Om te kunnen beoordelen of een overeenkomst als een arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt, moet door uitleg aan de hand van de Haviltexmaatstaf worden vastgesteld welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen. Als de overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst, moet de overeenkomst als zodanig worden aangemerkt. Voor deze kwalificatie is niet van belang of partijen de bedoeling hadden de overeenkomst onder de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst te laten vallen.
4.4.
Of een overeenkomst moet worden aangemerkt als arbeidsovereenkomst, hangt af van alle omstandigheden van het geval in onderling verband bezien. Van belang kunnen onder meer zijn:
(i) de aard en duur van de werkzaamheden;
(ii) de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald;
(iii) de inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht;
(iv) het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren;
(v) de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen is tot stand gekomen;
(vi) de wijze waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd;
(vii) de hoogte van deze beloning;
(viii) de vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt;
(ix) of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen, bijvoorbeeld bij het verwerven van een reputatie, bij acquisitie, wat betreft fiscale behandeling, en gelet op het aantal opdrachtgevers voor wie hij werkt of heeft gewerkt en de duur waarvoor hij zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt;
(x) Het gewicht dat toekomt aan een contractueel beding bij beantwoording van de vraag of een overeenkomst als arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt, hangt mede af van de mate waarin dat beding daadwerkelijk betekenis heeft voor de partij die de werkzaamheden verricht. [1]
Periode januari 2019 tot en met december 2021
Wel arbeid, geen loon
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in deze periode werkzaamheden heeft verricht voor [naam bv] en [handelsnaam] . Ook staat vast dat zij in deze periode voor deze werkzaamheden van geen van deze ondernemingen betalingen heeft ontvangen. Daarmee is in deze periode niet voldaan aan een belangrijke voorwaarde om het bestaan van een arbeidsovereenkomst te kunnen aannemen: arbeid verrichten
tegen betaling van loon.
4.6.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft aangevoerd dat zij geen betaling heeft ontvangen, maar dat er wel was overeengekomen dat dat zou gebeuren, en dat zij daar meermalen om heeft verzocht. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] is eind 2018 opgericht en bevond zich begin 2019 in de oprichtingsfase. In de beginperiode was er onvoldoende financiële ruimte om salarissen uit te betalen; ook [naam directeur] heeft zichzelf toen geen salaris uitbetaald. Ter zitting is aangevoerd dat partijen in die periode leefden van de huuropbrengsten van hun (gezamenlijke) panden. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] stelt dat het de bedoeling van partijen is geweest dat zij salaris zou ontvangen, zodra daar de financiële ruimte voor was, maar dit wordt door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] betwist. Op een gegeven moment heeft [naam directeur] salaris ontvangen en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] stelt dat zij toen ook aanspraak heeft gemaakt op betaling van salaris. Dit wordt echter ook door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] betwist. Vanaf januari 2022 is [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] op de loonlijst geplaatst van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] en heeft zij een salaris ontvangen van € 2.000,00 bruto per maand. Daarna stelt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] nog herhaaldelijk om betaling te hebben gevraagd van het salaris over de periode januari 2019 tot en met december 2021. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] voert aan dat zij dit pas geruime tijd na het verbreken van de affectieve relatie tussen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [naam directeur] heeft gevraagd.
4.7.
Gezien de betwisting door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ligt het op de weg van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] om haar stellingen, dat tussen partijen was overeengekomen dat zij vanaf januari 2019
van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie]loon zou ontvangen voor haar werkzaamheden voor [naam bv] en [handelsnaam] en dat zij meerdere malen om betaling hiervan heeft verzocht, nader te onderbouwen. Door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] is hierover alleen een brief van 27 maart 2024 [2] overgelegd waarin gevraagd wordt om betaling van salaris over de periode 2019 tot en met 2021. Zij heeft niet nader met stukken onderbouwd dat zij daar al eerder om heeft gevraagd. Evenmin heeft zij onderbouwd dat partijen de intentie hadden dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zou gaan betalen zodra daar de financiële mogelijkheden toe waren, en welk bedrag dit dan zou zijn.
4.8.
Gelet op het bovenstaande kan niet worden vastgesteld dat partijen zijn overeengekomen dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] betaald zou worden voor haar werkzaamheden in de periode 2019 tot en met 2021. Nu aan één van de in artikel 7:610 BW genoemde voorwaarden voor het aannemen van een arbeidsovereenkomst niet is voldaan, behoeven de resterende elementen geen bespreking meer. De vorderingen die betrekking hebben op de periode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2021 worden afgewezen.
Periode vanaf januari 2022
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft in deze periode arbeid verricht en ontving loon
4.9.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gemiddeld 20 uur per week werkzaamheden verrichtte voor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , [naam bv] en [handelsnaam] . [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft in de dagvaarding een overzicht gegeven van de werkzaamheden die zij voor deze bedrijven verrichtte. Door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zijn die werkzaamheden niet betwist. Uit de aard en omvang van de door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] genoemde werkzaamheden leidt de kantonrechter af dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vrijwel de gehele administratieve afhandeling van deze bedrijven voor haar rekening nam.
Op de zolder van de toenmalige gezamenlijke woning van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [naam directeur] was daarvoor een werkplek ingericht, waar twee bureaus stonden en zij beiden hun werkzaamheden uitvoerden, zo hebben [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [naam directeur] op de mondelinge behandeling verklaard.
4.10.
Daarnaast ontving [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vanaf 1 januari 2022 loon. Dit loon werd betaald door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , waar [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] op de loonlijst is geplaatst. Zij ontving een salaris van € 2.000,00 bruto per maand. Ook ontving zij maandelijks loonstroken. Daarop staat dat zij een uurloon ontving van € 19,23 bruto bij een arbeidsomvang van 104 uren per maand (omgerekend 24 uur per week). Haar functie is volgens deze loonstroken hoofd administratie en de ingangsdatum van het dienstverband 1 januari 2022.
4.11.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] voert aan dat deze loonbetaling is gedaan om fiscale redenen. Het op de loonlijst plaatsen van een gezinslid, drukte de winst van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] en zorgde voor een hoger gezinsinkomen doordat er minder afdrachten op het salaris werden ingehouden. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] voert aan dat dit een veelgebruikte constructie is bij samenwerkende partners.
4.12.
De kantonrechter overweegt ten aanzien van dit verweer dat de bedoeling van partijen niet leidend is voor het vaststellen of voldaan is aan de voorwaarden van een arbeidsovereenkomst [3] . Bovendien heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] betwist dat
enkelsprake was van een fiscale constructie. Ook als de bedoelingen – deels – fiscaal zijn ingegeven, kan er nog steeds sprake zijn van een arbeidsovereenkomst. De kantonrechter is dit met [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] eens. Partijen hebben zelf ook in de afwikkeling van hun affectieve relatie besproken wat er moest gebeuren met de arbeidsovereenkomst van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] . [4] Hoewel ook hier geldt dat de kwalificatie die partijen zelf aan hun overeenkomst geven niet doorslaggevend is, is deze brief wel een aanwijzing dat er niet louter sprake was van een fiscale constructie.
4.13.
Naar het oordeel van de kantontrechter staat het door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ontvangen salaris in verhouding tot haar arbeidsomvang en takenpakket. De betaling van € 2.000,00 bruto is daarmee te beschouwen een redelijke vergoeding voor haar werkzaamheden. Bovendien is [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] met het betalen van het salaris doorgegaan nadat de relatie is beëindigd. Door de beëindiging van de relatie is ook het fiscale voordeel komen te vervallen. Als het uitbetalen van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] enkel en alleen een fiscale reden had, zou het aannemelijk zijn dat de boekhouder [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zou hebben geadviseerd tot een aanpassing.
4.14.
Gelet op het bovenstaande is de kantonrechter van oordeel dat de betaling van
€ 2.000,00 bruto per maand moet worden gekwalificeerd als een loonbetaling voor de door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] verrichte arbeid.
Gezagsverhouding
4.15.
Partijen twisten of er sprake is van een gezagsverhouding tussen [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] . De invulling van de gezagsverhouding staat in beginsel ter vrije beschikking van partijen. Bij steeds meer beroepen en functies heeft de werknemer een grote zelfstandigheid bij de uitvoering van de werkzaamheden. Sinds het hierboven genoemde Deliveroo-arrest heeft dit element aan betekenis ingeboet. Voor het bestaan van een gezagsverhouding is niet vereist dat daadwerkelijk opdrachten en aanwijzingen worden gegeven over hoe het werk moet worden gedaan, voldoende is dat dergelijke aanwijzingen kunnen worden gegeven [5] .
4.16.
Uit hetgeen partijen in deze procedure over en weer hebben aangevoerd blijkt dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] enige vrijheid had in de wijze waarop en wanneer zij uitvoering gaf aan haar werkzaamheden. Dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [naam directeur] (ex-)partners van elkaar zijn, heeft ook meegespeeld in de wijze waarop invulling werd gegeven aan de wijze waarop [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] werd aangestuurd en dit zal ongetwijfeld anders zijn dan wanneer het een andere werknemer zou betreffen. Daaruit kan echter niet zonder meer worden afgeleid dat er dan geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Bovendien is achterhaald dat tussen (ex-)partners geen arbeidsrechtelijke gezagsverhouding zou kunnen bestaan.
4.17.
Zoals reeds in r.o. 4.9. overwogen heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] de (gemiddelde) arbeidsomvang van 20 uur per week onvoldoende weersproken. Ook heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] het takenpakket van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] niet weersproken. Kennelijk was het tussen partijen vanzelfsprekend dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dit takenpakket voor haar rekening nam en voor de correcte uitvoering daarvan verantwoordelijk was. Nu deze werkverdeling gedurende een langere periode door partijen is gevolgd, kan niet worden volgehouden dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dit takenpakket louter “vrijwillig” uitvoerde. De omvang van het takenpakket en de verantwoordelijkheid voor de zorgvuldige uitvoering daarvan, laten geen ander oordeel toe dan dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] verwachtte dat zij deze taken deed. Dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] geen aanwijzingen heeft gegeven of daarop toezicht hield, is overigens door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] (onderbouwd met stukken [6] ) weersproken. [naam directeur] gaf wel degelijk opdrachten aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] die met de uitoefening van haar werkzaamheden samenhingen.
4.18.
Nu er sprake was van verrichte arbeid, die gedurende een langere periode gedurende gemiddeld 20 uur per week werd verricht, met een duidelijk takenpakket dat werd uitgevoerd, waarvoor een vaste werkplek was ingericht en waarbij af en toe instructies werden gegeven, waarvoor maandelijks loon werd betaald dat aansloot bij de aard en omvang van de werkzaamheden, komt de kantonrechter tot het oordeel dat de relatie tussen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vanaf 1 januari 2022 kwalificeert als een arbeidsovereenkomst.
De arbeidsovereenkomst is geëindigd
4.19.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft met haar brief van 3 december 2024 [7] de arbeidsovereenkomst opgezegd met ingang van 3 december 2024. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft tijdens de mondelinge behandeling de geldigheid van deze opzegging weliswaar betwist, maar, zoals ook [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft aangevoerd, het verzoek tot vernietiging van de opzegging had binnen twee maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst moeten worden ingediend [8] . Nu [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dit heeft nagelaten en deze wettelijke vervaltermijn dus is verlopen, staat vast dat de arbeidsovereenkomst met ingang van 3 december 2024 is geëindigd.
Loonvordering
4.20.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vordert het loon van € 2.000,00 bruto per maand met ingang van 1 november 2024. Uit r.o. 4.19. volgt dat de arbeidsovereenkomst per 3 december 2024 is geëindigd, zodat de vordering over de periode 1 november 2024 tot 3 december 2024 toewijsbaar is. Het betreft dan het loon van november 2024 van € 2.000,00 bruto en het loon van 1 t/m 2 december 2024, zijnde € 129,03 bruto (2/31 x € 2.000,00), totaal € 2.129,03 bruto.
Vakantietoeslag
4.21.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft vakantietoeslag gevorderd over het tijdvak 1 januari 2022 tot en met 31 mei 2024 van € 4.640,00 bruto en 8% over het loon vanaf 1 juni 2024.
4.22.
Uit de voorgaande overwegingen volgt dat er van 1 januari 2022 tot en met 2 december 2024 sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst. Op grond van artikel 15 Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag heeft een werknemer recht op een vakantietoeslag van 8% van het loon.
4.23.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft de hoogte van de door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gevorderde vakantietoeslag over de periode 1 januari 2022 tot en met 31 mei 2024 van € 4.640,00 bruto niet betwist, zodat deze vordering toewijsbaar is. Over de periode 1 juni tot en met 2 december 2024 betreft het een bedrag van € 970,32 bruto, namelijk 8% over € 12.129,03 bruto (zijnde (6 x € 2.000,00) + € 129,03 [9] ). In totaal zal € 5.610,32 aan vakantietoeslag worden toegewezen.
Matiging
4.24.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft om matiging van het loon en de vakantietoeslag verzocht omdat sprake zou zijn van een bijzondere arbeidsovereenkomst tussen twee partners en omdat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vanaf eind 2022 geen werkzaamheden meer heeft verricht.
4.25.
De kantonrechter ziet hier geen goede redenen voor. Van een bijzondere arbeidsovereenkomst tussen twee partners is vanaf eind 2022 geen sprake meer omdat partijen toen reeds gescheiden leefden. Verder behoort het voor rekening van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te blijven dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] geen werkzaamheden meer heeft verricht na het verbreken van de relatie. De ziekmelding van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] wordt weliswaar betwist, maar [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] niet opgeroepen om haar werkzaamheden te hervatten.
Wettelijke verhoging
4.26.
De door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gevorderde wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW zal eveneens worden toegewezen. Deze wettelijke verhoging is verschuldigd bij niet tijdige betaling van het loon indien de niet tijdige betaling aan de werkgever kan worden toegerekend. Zoals in r.o. 4.25. overwogen, is daar in onderhavige zaak sprake van. De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen.
Wettelijke rente
4.27.
De wettelijke rente over het loon, de vakantietoeslag en de wettelijke verhoging zal worden toegewezen zoals in het dictum is bepaald.
In reconventie
4.28.
Uit voorgaande rechtsoverwegingen volgt dat er van 1 januari 2022 tot en met 2 december 2024 sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst. Daaruit volgt dat de gevorderde verklaring voor recht dat er geen arbeidsovereenkomst is en is geweest alleen zal worden toegewezen voor de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2021.
4.29.
De reconventionele vordering van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] tot terugbetaling van € 44.072,59 is gebaseerd op de stelling dat er geen rechtsgrond aan deze betaling ten grondslag heeft gelegen waardoor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dit bedrag onverschuldigd aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft betaald. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] stelt dat er geen arbeidsovereenkomst was en dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in de periode van december 2022 tot en met oktober 2024 geen werkzaamheden heeft uitgevoerd, zodat er geen vergoeding voor verrichte arbeid hoefde te worden betaald. In conventie is reeds overwogen dat er vanaf
1 januari 2022 wel sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst, en dus ook in de periode december 2022 tot en met oktober 2024. Op grond van artikel 7:628 lid 1 BW heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ook recht op betaling van het loon van € 2.000,00 bruto per maand wanneer zij geen werkzaamheden verricht, tenzij het niet werken voor rekening van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] behoort te komen. Dit laatste is echter niet door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] gesteld, waardoor [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] over deze periode recht had op doorbetaling van haar loon. Daarom wordt de vordering van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] afgewezen.
4.30.
Nu de hoofdvordering in reconventie van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] wordt afgewezen, zullen de daarmee verband houdende nevenvorderingen (buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente) eveneens worden afgewezen.
In conventie en in reconventie
4.31.
In de aard van deze procedure en vooral de relationele verhouding tussen partijen ziet de kantonrechter aanleiding de kosten van de procedure te compenseren.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] om aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te betalen een bedrag van € 2.129,03 bruto aan achterstallig loon, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van € 1.064,52 bruto en beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het moment van opeisbaarheid tot aan de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] om aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te betalen een bedrag van € 5.610,32 bruto aan achterstallige vakantietoeslag, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van € 2.805,16 bruto en beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf het moment van opeisbaarheid tot aan de dag van volledige betaling,
in reconventie
5.3.
verklaart voor recht dat er tussen partijen in de periode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2021 geen arbeidsovereenkomst is geweest,
in conventie en in reconventie
5.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt,
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.1. en 5.2. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2025.
VC

Voetnoten

1.Hoge Raad 24 maart 2023 ECLI:NL:HR:2023:443 (Deliveroo)
2.Zie hiervoor onder 2.7.
3.ECLI:NL:HR:2020:1746 (X./Gemeente Amsterdam)
4.Productie 13 bij conclusie van antwoord in reconventie, e-mail van 9 februari 2024.
6.Productie 10 bij conclusie van antwoord in reconventie: screenprints van door [naam directeur] aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gestuurde e-mails.
7.Zie hiervoor onder 2.9.
8.Zie artikel 7:686a lid 4 BW.
9.Zie r.o. 4.20.