ECLI:NL:RBLIM:2025:5449

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
6 juni 2025
Zaaknummer
10751743 \ CV EXPL 23-4450
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake loonvordering en eindafrekening tussen werknemers en werkgever

In deze zaak vorderen twee werknemers, eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1 en eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2, betaling van achterstallig loon en andere vergoedingen van hun werkgever, [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie]. De werknemers hebben beiden een arbeidsovereenkomst gehad met de werkgever en stellen dat zij recht hebben op betaling van niet-betaalde toeslaguren, opgebouwde vakantie-uren en vakantiebijslag. De werkgever heeft de vorderingen betwist en stelt dat de dagvaarding niet voldoet aan de eisen van de wet. De kantonrechter heeft de vorderingen van de werknemers in conventie grotendeels toegewezen, waarbij de werkgever is veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. In reconventie heeft de werkgever een vordering ingesteld die is afgewezen. De proceskosten zijn voor rekening van de werkgever, die grotendeels in het ongelijk is gesteld. De uitspraak is gedaan op 4 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10751743 \ CV EXPL 23-4450
Vonnis van 4 juni 2025
in de zaak van

1.[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] ,
gemachtigde: mr. N.P.J. Frijns,
tegen

1.[gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 1] , H.O.D.N. [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 1] VOF,

te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 2] , vennoot van gedaagde partij sub 1 (in conventie),
te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 3],
vennoot van gedaagde partij sub 1 (in conventie),
te [woonplaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in voorwaardelijke reconventie,
hierna samen (in vrouwelijk enkelvoud) te noemen: [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] ,
gemachtigde: mr. B.K. Louws.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in voorwaardelijke reconventie
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de conclusie van antwoord in reconventie
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 22 januari 2025
- de akte van [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] ,
- de antwoordakte van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] exploiteert een winkel met een keuken en een terras.
2.2.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] is van 1 mei 2022 tot 1 april 2023 op grond van een arbeidsovereenkomst in dienst geweest van [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] .
2.3.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] is van 1 april 2021 tot 1 mei 2023 op grond van een arbeidsovereenkomst in dienst geweest van [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] .
2.4.
Beiden zijn bij [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] werkzaam geweest in de functie van medewerker winkel en bediening, bij een overeengekomen arbeidsduur van 40 uur per week. Verder is in de met hen gesloten arbeidsovereenkomsten bepaald dat de CAO Levensmiddelen (hierna: de cao) van toepassing is.
2.5.
Bij brief van 9 augustus 2023 heeft de gemachtigde van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] aan [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] verzocht om een eindafrekening en om betaling van (volgens hem) achterstallig loon.
2.6.
[gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] heeft geen eindafrekening verstrekt en niets aan [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] betaald.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] vorderen (na vermindering van eis) [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] hoofdelijk te veroordelen tot:
1. betaling aan [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] van:
a. het netto-equivalent van € 3.097,99 bruto aan achterstallig loon, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2023 tot de dag van betaling;
b. het netto-equivalent van € 1.548,99 bruto aan wettelijke verhoging, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding
(25 september 2023);
c. verstrekking van de correcte loonspecificaties, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
d. € 589,70, aan buitengerechtelijke kosten;
2. betaling aan [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] van:
a. het netto-equivalent van € 7.918,19 bruto aan achterstallig loon, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2023 tot de dag van betaling;
b. het netto-equivalent van € 3.959,09 bruto aan wettelijke verhoging, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding
(25 september 2023);
c. verstrekking van de correcte loonspecificaties, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
d. € 1.893,77 aan buitengerechtelijke kosten.
3.2.
[gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] vordert – onder de voorwaarde dat de vorderingen van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] in conventie worden afgewezen – :
  • primair: voor recht te verklaren dat de eindafrekening en betaling conform de cao, in het bijzonder artikel 7, € 636,30 bedraagt voor [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] en € 1.423,91 voor [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] ;
  • subsidiair: [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] te veroordelen tot betaling aan [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] van bedragen “ter zake de eindafrekening en betaling van de zogenaamde toeslaguren conform de van toepassing zijnde CAO in goede justitie te bepalen”.
3.5.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] voeren verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] vorderen [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] te veroordelen tot betaling van het (volgens hen) achterstallige loon. Daarnaast hebben zij een aantal daarmee samenhangende vorderingen ingediend. Alvorens deze vorderingen inhoudelijk te beoordelen, zal de kantonrechter eerst het door [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] opgeworpen formele verweer beoordelen.
formeel verweer
4.2.
[gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] stelt dat het in deze zaak gaat om “twee losstaande vorderingen van twee losstaande eisers”. Volgens haar kan een en ander niet in één dagvaarding gevat worden. Ze vraagt zich verder af of de gang van zaken niet in strijd is met art. 111 Rv en of de dagvaarding wel voldoet aan de eisen die daaraan gesteld mogen worden. De kantonrechter verwerpt dit formele verweer. Er is namelijk geen rechtsregel die verbiedt om twee vorderingen in één dagvaarding aan te brengen. [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] lijkt te suggereren dat de dagvaarding in deze zaak niet voldoet aan artikel 111 Rv omdat deze dagvaarding vorderingen van zowel [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] als [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] bevat. Van strijd met art. 111 Rv is echter geen sprake.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] : niet betaalde toeslaguren inclusief vakantiebijslag
4.3.
Artikel 7 van de cao bevat een regeling op grond waarvan werknemers recht hebben op een toeslag wanneer gewerkt wordt op een zondag of een feestdag.
4.4.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] stelt dat hij:
  • in mei 2022 16,5 “toeslaguren” gewerkt heeft. Zijn bruto-uurloon bedroeg toen
  • in de periode juni tot en met december 2022 75,25 “toeslaguren” gewerkt heeft. Zijn bruto-uurloon bedroeg toen € 12,31.
4.5.
Volgens [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] heeft hij over voornoemde uren recht op een toeslag op grond van artikel 7 van de cao en hij stelt dat [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] die toeslag niet uitbetaald heeft. Het gaat volgens hem om een brutobedrag van in totaal € 1.124,45 ( [16,5 x € 12,01] + [75,25 x
€ 12,31] ).
4.6.
[gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] heeft betwist dat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] in de bewuste periodes 16,5 en 75,25 “toeslag-uren” gewerkt heeft. Ter onderbouwing van deze betwisting heeft zij productie 4 overgelegd: een door haarzelf opgesteld overzicht van de gewerkte uren van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] in de bewuste periode. [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] komt daardoor uit op een lager aantal “toeslaguren”. Dit verweer kan [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] niet baten. [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] is namelijk ter onderbouwing van zijn (verminderde) vordering uitgegaan van dezelfde gegevens als [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] , met dien verstande dat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] bij de betreffende zon- en feestdagen telkens de door [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] in mindering gebrachte pauze ook als werktijd geteld heeft. Ook heeft [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] bij die dagen steeds een kwartier extra werktijd gerekend. Verder heeft [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] zich gebaseerd op de werkroosters die hij als productie 5 bij dagvaarding heeft overgelegd. Met dit alles heeft hij voldoende gesteld ter onderbouwing van de door hem gestelde werkuren. [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] kan dan niet volstaan met een door haarzelf opgesteld overzicht van de uren die [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] volgens haar heeft gewerkt. In een dergelijke situatie ligt het op de weg van de werkgever om aan de hand van een deugdelijk registratiesysteem voor arbeids- en rusttijden haar verweer nader te onderbouwen. Haar betwisting van de door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] gestelde uren heeft zij in de gedingstukken dan ook onvoldoende gemotiveerd met het door haarzelf opgestelde urenoverzicht. Ter zitting heeft [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] echter betoogd dat de werktijden dagelijks werden bijgehouden in een klapper. [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] heeft het bestaan van die klapper erkend en daarover verklaard dat zij daarin dagelijks de gewerkte uren moesten noteren. Naar aanleiding hiervan heeft de kantonrechter [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] in de gelegenheid gesteld de klapper in het geding te brengen.
4.7.
[gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] heeft een akte genomen maar daarbij niet de betreffende klapper in het geding gebracht. Wel heeft zij nog andere stukken in het geding gebracht en enkele stellingen gewijd aan de discussie over het aantal toeslaguren. Die stukken en stellingen geven echter geen aanleiding om tot het oordeel te komen dat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] stellingen over de gewerkte uren onjuist zijn.
4.8.
Op grond van voorgaande overwegingen is de kantonrechter van oordeel dat het door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] gestelde aantal “toeslag-uren” voor juist gehouden moet worden. Aangezien [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] voor het overige geen verweer gevoerd heeft tegen de berekening van het loon over die uren, zal de vordering van € 1.124,45 worden toegewezen.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] : niet betaalde opgebouwde vakantie-uren
4.9.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] stelt dat hij in 2022 24 vakantie-uren niet had opgenomen en 32,5 uren in 2023. Verder stelt hij dat zijn bruto-uurloon ten tijde van het einde van de arbeidsovereenkomst € 12,44 bedroeg. Vermeerderd met 8% vakantietoeslag komt [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] zodoende op een nog door [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] te betalen bedrag van € 759,09 bruto (56,5 x
€ 12,44 x 1,08). Het verweer van [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] op dit onderdeel is te weinig concreet. Zij volstaat met verwijzing naar de door haar overgelegde productie 4 en stelt dat de stellingen van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] onjuist zijn. Het is echter niet de taak van de kantonrechter om dan zelf in de gedingstukken op zoek te gaan naar de reden van deze betwisting. Het verweer van [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] is op dit punt dus onvoldoende gemotiveerd. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van de stellingen van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] en op grond van die stellingen is het bedrag van
€ 759,09 toewijsbaar.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] : niet betaalde vakantiebijslag bij einde dienstverband
4.10.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] stelt dat [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] aan hem nog de vakantiebijslag dient uit te betalen van € 1.214,45. [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] betwist niet dat zij bij het einde van de arbeidsovereenkomst de door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] opgebouwde vakantiebijslag niet uitbetaald heeft. Evenmin betwist zij op een afdoende manier de hoogte van het door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] gestelde bedrag. Ook dit onderdeel van de vordering van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] zal dus worden toegewezen.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] : de wettelijke verhoging
4.11.
Het totaal aan [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] toe te wijzen achterstallig loon bedraagt op grond van voorgaande overwegingen € 3.097,99 bruto. [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] is veel te laat met de betaling van dit bedrag. De arbeidsovereenkomst is immers geëindigd per 1 april 2023 en ten tijde van dit geding heeft zij nog steeds geen betaling gedaan aan [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] . Het verweer van [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] dat zij niet wist dat de cao van toepassing was, kan haar niet baten. Partijen zijn immers uitdrukkelijk de toepasselijkheid van de cao met elkaar overeengekomen in de schriftelijk gesloten arbeidsovereenkomst. Ook het verweer dat zij heeft gewacht met betaling tot de werknemers “aan de bel trokken”, althans dat zij heeft gewacht totdat partijen het met elkaar eens waren over de hoogte van de afrekening, kan haar niet baten. [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] is op grond van de wet verplicht het loon tijdig te betalen en zij kan het tijdstip van betaling dus niet laten afhangen van deze door haar aangevoerde omstandigheden. Uit dit alles volgt dat de gevorderde wettelijke verhoging van € 1.548,99 bruto eveneens toewijsbaar is.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] : de incassokosten
4.12.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] vordert een bedrag van € 589,70 aan buitengerechtelijke kosten. [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] voert daartegen aan dat dit onderdeel moet worden afgewezen op dezelfde grond als waarom de wettelijke verhoging afgewezen dient te worden. Dit verweer wordt verworpen.
Relevant voor de beoordeling van de toewijsbaarheid van deze vordering is namelijk dat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] daadwerkelijke buitengerechtelijke werkzaamheden heeft laten verrichten voor de voldoening van haar vordering. Die werkzaamheden rechtvaardigen dat hij voor de daarmee gepaard gaande kosten een vergoeding ontvangt. De door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] gevorderde vergoeding is bovendien niet hoger dan de staffel van het Besluit vergoeding buitengerechtelijke kosten voorschrijft. Hieruit volgt dat ook dit onderdeel van de vordering van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] zal worden toegewezen.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] : de wettelijke rente
4.13.
De door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] gevorderde wettelijke rente over de toewijsbare bedragen, zal worden toegewezen overeenkomstig de gevorderde ingangsdata.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] : de loonspecificaties
4.14.
[gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] is op grond van hetgeen hiervoor is overwogen verplicht diverse loonbedragen aan [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] uit te betalen. Die bedragen dienen alsnog te worden opgenomen in loonspecificaties. Ook dit onderdeel van de vordering is toewijsbaar evenals de daarover gevorderde dwangsom.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] : niet betaalde toeslaguren
4.15.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] stelt dat zij:
  • van 1 april 2021 tot 1 december 2021 145,75 “toeslaguren” in de zin van art. 7 van de cao gewerkt heeft en dat het bruto-uurloon toen € 10,46 bedroeg
  • van 1 december 2021 tot 1 januari 2022 24,75 “toeslaguren” in de zin van art. 7 van de cao gewerkt heeft en dat het bruto-uurloon toen € 10,88 bedroeg.
  • van 1 januari 2022 tot 1 april 2022 57,75 “toeslaguren” in de zin van art. 7 van de cao gewerkt heeft en dat het bruto-uurloon toen € 12,01 bedroeg,
  • van 1 april 2022 tot 1 juni 2022 57,75 “toeslaguren” in de zin van art. 7 van de cao gewerkt heeft en dat het bruto-uurloon toen € 13,56 bedroeg
  • van 1 juni 2022 tot 1 januari 2023 74,25 “toeslaguren” in de zin van art. 7 van de coa gewerkt heeft en het bruto-uurloon toen € 13,70 bedroeg.
4.16.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] stelt dat [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] voornoemde toeslaguren niet aan haar betaald heeft. Zij vordert daarom [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] te veroordelen tot betaling van een brutobedrag van € 4.287,75.
4.17.
[gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] heeft de omvang van de door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] gestelde toeslaguren betwist. Die betwisting kan [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] niet baten. De kantonrechter verwijst daartoe naar zijn overwegingen in rechtsoverweging 4.6, welke overwegingen ook opgaan tussen [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] en [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] . Kort gezegd is de kantonrechter dus van oordeel dat [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] niet kan volstaan met de betwisting van de door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] gestelde en aannemelijk gemaakte toeslaguren. [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] dient die betwisting te onderbouwen aan de hand van gegevens uit een deugdelijk registratiesysteem voor arbeids- en rusttijden. Die registratie was er wel in de vorm van een klapper waarin de werktijden werden geregistreerd, maar die klapper heeft [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] niet overgelegd.
4.18.
Op grond van voorgaande overwegingen is de kantonrechter van oordeel dat het door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] gestelde aantal “toeslag-uren” voor juist gehouden moet worden. Aangezien [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] voor het overige geen verweer gevoerd heeft tegen de berekening van het loon voor die uren, gaat de kantonrechter uit van de juistheid van de gestelde uurlonen en zal de vordering van € 4.287,75 worden toegewezen. Eveneens is de daarover gevorderde vakantiebijslag van 8% toewijsbaar. Hieruit volgt dat op dit onderdeel in totaal een bedrag van € 4.630,77 bruto zal worden toegewezen.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] : niet betaalde opgebouwde vakantie-uren
4.19.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] stelt dat [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] bij het einde van de arbeidsovereenkomst aan haar nog 80 niet-opgenomen vakantie-uren diende uit te betalen. Op basis van het op dat moment geldende uurloon, door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] gesteld op € 13,93, heeft zij naar eigen zeggen nog recht op een bedrag van € 1.203,52 (inclusief vakantiebijslag). [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] heef tegen dit onderdeel van de vordering van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] hetzelfde verweer gevoerd als tegen de vordering van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] . Dat verweer kan [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] niet baten. De kantonrechter verwijst naar rechtsoverweging 4.9. Het gevorderde bedrag van 1.203,52 bruto zal dus worden toegewezen.
Lensen: niet betaalde vakantiebijslag bij einde dienstverband
4.20.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] stelt dat [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] aan haar nog de vakantiebijslag dient uit te betalen van
€ 2.083,90 bruto. [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] betwist niet dat zij bij het einde van de arbeidsovereenkomst de door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] opgebouwde vakantiebijslag niet uitbetaald heeft. Evenmin betwist zij op een afdoende manier de hoogte van het door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] gestelde bedrag. Ook dit onderdeel van de vordering van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] zal dus worden toegewezen.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] : de wettelijke verhoging
4.21.
Op grond van voorgaande overwegingen zal [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] dus veroordeeld worden tot betaling aan Lennsen van een bedrag van in totaal € 7.918,19 aan achterstallig bruto-loon. [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] is veel te laat met de betaling van dit bedrag. De arbeidsovereenkomst is immers geëindigd per 1 mei 2023. Het verweer van [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] tegen de door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] gevorderde wettelijke verhoging is gelijk aan het verweer dat zij heeft gevoerd tegen de door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] gevorderde wettelijke verhoging. Dat verweer moet worden verworpen. De kantonrechter verwijst daartoe naar rechtsoverweging 4.11. De gevorderde wettelijke verhoging van
€ 3.959,09 zal dus worden toegewezen.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] : de incassokosten
4.22.
De door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 1.893,77, zal eveneens worden toegewezen. Het daartegen gevoerde verweer van [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] kan haar namelijk niet baten. De kantonrechter verwijst naar rechtsoverweging 4.12, welke rechtsoverweging eveneens opgaat voor de door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] ingestelde vordering.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] : de wettelijke rente
4.23.
De door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] gevorderde wettelijke rente over de toewijsbare bedragen, zal worden toegewezen met ingang van de gestelde ingangsdata.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] : de loonspecificaties
4.24.
[gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] is op grond van hetgeen hiervoor is overwogen verplicht diverse loonbedragen aan [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] uit te betalen. Die bedragen dienen alsnog te worden opgenomen in loonspecificaties. Ook dit onderdeel van de vordering is toewijsbaar evenals de daarover gevorderde dwangsom.
de proceskosten
4.25.
[gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
133,84
- griffierecht
693,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
Totaal
1.638,84
De wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen op de wijze als in de beslissing is bepaald.
hoofdelijkheid
4.26.
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de een (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
in reconventie
4.27.
[gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] vordert primair voor recht te verklaren dat de eindafrekening en betaling conform de cao, in het bijzonder artikel 7, € 636,30 bedraagt voor [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] en € 1.423,91 voor [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] . Deze vordering is niet toewijsbaar. Uit de beoordeling in conventie volgt immers dat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] in het kader van de eindafrekening van hun dienstverbanden recht hebben op hogere bedragen dan [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] voor recht verklaard wenst te zien.
4.28.
De subsidiaire vordering zal eveneens afgewezen worden. [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] wordt in conventie veroordeeld tot betaling van (onder meer) het loon wegens niet betaalde toeslaguren en niet volledig betaalde eindafrekeningen. Er is dan geen grond en geen belang om [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] in reconventie daartoe nogmaals te veroordelen.
4.29.
[gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] worden begroot op € 406,00 salaris gemachtigde (2 punten x factor 0,5 x € 406,00).
4.30.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] hoofdelijk om aan [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] te betalen:
  • het netto-equivalent van € 3.097,99 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2023 tot de dag van betaling,
  • het netto-equivalent € 1.548,99 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 september 2023 tot de dag van betaling,
  • € 589,70, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 september 2023 tot de dag van betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] hoofdelijk om aan [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis correcte loonspecificaties te verstrekken, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,00 voor elke dag dat de loonspecificaties niet worden verstrekt, tot een maximum van € 2.500,00,
5.3.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] hoofdelijk om aan [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] te betalen:
  • het netto-equivalent € 7.918,19 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2023 tot de dag van betaling,
  • het netto-equivalent € 3.959,09 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 september 2023 tot de dag van betaling,
  • € 1.893,77, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 september 2023 tot de dag van betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] hoofdelijk om aan [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 2] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis correcte loonspecificaties te verstrekken, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,00 voor elke dag dat de loonspecificaties niet worden verstrekt, tot een maximum van € 2.500,00,
5.5.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.638,84, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie sub 1] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis zijn betaald,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.8.
wijst de vordering af,
5.9.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] hoofdelijk in de proceskosten van € 406,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.10.
verklaart onderdeel 5.9. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op
4 juni 2025.
RW