Uitspraak
1.[gedaagde sub 1] ,
CATHARINA BASTIANA [gedaagde sub 2],
1.De procedure
2.De feiten
Art. 1.
Rechtbank Limburg
In deze zaak vordert de eiser, [eiser], bij de kantonrechter een verklaring voor recht dat de huurovereenkomst met de gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], per 1 augustus 2024 van rechtswege is geëindigd. Tevens vraagt hij om de gedaagden te veroordelen om het gehuurde te verlaten en ontruimd te houden. De eiser stelt dat hij de woning dringend nodig heeft voor eigen gebruik, omdat hij geen eigen woonruimte meer heeft na het beëindigen van zijn relatie. De gedaagden betwisten de vorderingen en stellen dat de huurovereenkomst niet correct is opgezegd en dat zij recht hebben op een stabiele woonomgeving vanwege gezondheidsredenen.
De kantonrechter oordeelt dat de huurovereenkomst niet van rechtswege is geëindigd op 1 augustus 2024, omdat de huurovereenkomst als een overeenkomst voor onbepaalde tijd moet worden gekwalificeerd. De eiser heeft niet tijdig de huurovereenkomst opgezegd volgens de wettelijke vereisten. De kantonrechter concludeert echter dat de eiser wel degelijk recht heeft op beëindiging van de huurovereenkomst op grond van dringend eigen gebruik. De kantonrechter stelt de einddatum van de huurovereenkomst vast op 1 juli 2025 en veroordeelt de gedaagden om het gehuurde uiterlijk op die datum te verlaten. De gedaagden worden ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten.