ECLI:NL:RBLIM:2025:5225

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
30 mei 2025
Zaaknummer
11405098 \ CV EXPL 24-5708
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van monteurswerkzaamheden en buitengerechtelijke kosten in een internationale context

In deze zaak vordert PGZ B.V., een besloten vennootschap gevestigd te Eindhoven, betaling van een bedrag van € 3.766,14 van een gedaagde partij, gevestigd in Luxemburg. De vordering is gebaseerd op monteurswerkzaamheden die door PGZ zijn verricht aan een Porsche SUV, waarvoor een factuur is verzonden. De gedaagde heeft nagelaten te betalen, ondanks dat de werkzaamheden zijn besproken en goedgekeurd. PGZ heeft de vordering onderbouwd met bewijsstukken, waaronder de factuur en correspondentie.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen, gezien het internationale karakter van de zaak en de locatie van de verrichte werkzaamheden. Het toepasselijk recht is Nederlands recht, zoals overeengekomen in de algemene voorwaarden van PGZ. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering ten aanzien van de hoofdsom niet is weersproken en daarom moet worden toegewezen.

Daarnaast heeft de kantonrechter de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten toegewezen, waarbij de gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn gematigd tot het wettelijke tarief. De proceskosten zijn eveneens toegewezen aan PGZ, aangezien de gedaagde in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 28 mei 2025 en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11405098 \ CV EXPL 24-5708
Vonnis van 28 mei 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PGZ B.V.,onder meer h.o.d.n.
PORSCHE CENTRUM MAASTRICHT,
gevestigd te Eindhoven,
eisende partij,
hierna te noemen: PGZ,
gemachtigden: mr. A.C.T. Paijmans en C.H.J.J. Spierings,
tegen
de vennootschap naar Luxemburgs recht
[gedaagde],
gevestigd [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het verzoek om uitstel van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
PGZ vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 3.766,14, vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
PGZ legt aan de vordering het volgende ten grondslag.
PGZ heeft op of omstreeks 8 augustus 2023, in opdracht en voor rekening van [gedaagde] monteurswerkzaamheden verricht, met bijlevering van de daartoe benodigde materialen, betreffende de SUV van het merk Porsche, type Panamera Diesel, met kenteken [kenteken] . Daartoe heeft PGZ een factuur (20545163 d.d. 8 augustus 2023) naar [gedaagde] gestuurd. De uit te voeren werkzaamheden zijn in de vestiging van PGZ in Maastricht-Airport met [gedaagde] besproken en door [gedaagde] akkoord bevonden. [gedaagde] blijft in gebreke met betaling van een bedrag van € 3.076,16. Naast de hoofdsom maakt PGZ aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten van € 461,42 en wettelijke handelsrente. PGZ berekent die rente vanaf 30 dagen na factuurdatum tot 21 maart 2024 op € 228,56.

3.De beoordeling

Rechtsmacht en bevoegde rechter
3.1.
Nu [gedaagde] in het buitenland gevestigd is en de vordering uit dien hoofde een internationaal karakter draagt, dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen.
3.2.
De kantonrechter beantwoordt die vraag bevestigend en wel op grond van artikel 7 lid 1 sub a van de in deze zaak toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012 (EEX-Vo 2012), nu de verrichte werkzaamheden in Maastricht-Airport (Nederland) hebben plaatsgevonden.
Toepasselijk recht
3.3.
PGZ vordert nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Het toepasselijk recht te dient daarom te worden bepaald conform de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: Rome I-Verordening), die universele toepassing heeft. Artikel 3 van de Rome I-Verordening bepaalt dat een overeenkomst wordt beheerst door het recht dat de partijen hebben gekozen. Artikel XIX van de toepasselijke algemene voorwaarden bepaalt dat op alle overeenkomsten die door PGZ worden gesloten Nederlands recht van toepassing is. Ook op de tussen partijen gesloten overeenkomst is dus Nederlands recht van toepassing.
Hoofdsom
3.4.
[gedaagde] heeft na verkregen uitstel niet meer geantwoord. De vordering ten aanzien van de hoofdsom staat daarom als niet weersproken tussen partijen vast en behoort als onvoldoende betwist te worden toegewezen.
Wettelijke handelsrente
3.5.
[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde vervallen wettelijke handelsrente van € 228,56, zodat die wordt toegewezen. Ook de wettelijke handelsrente vanaf 22 maart 2024 tot de dag van algehele voldoening kan worden toegewezen.
Conclusie
3.6.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
- wettelijke handelsrente tot 21 maart 2024

3.076,16
228,56
+
Totaal
3.304,72
Buitengerechtelijke incassokosten
3.7.
PGZ vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Partijen zijn een vergoeding overeengekomen die van de wettelijke regeling afwijkt. Omdat [gedaagde] heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf, mag van de wettelijke regeling worden afgeweken. Daarom zal de vordering worden getoetst aan de oriëntatiepunten in het Rapport BGK-integraal, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn.
In het onderhavige geval acht de kantonrechter echter termen aanwezig om deze vergoeding op grond van het bepaalde in artikel 242 Rv te matigen, en wel op grond van de volgende omstandigheid. PGZ heeft wel gesteld dat er kosten zijn gemaakt maar niet gesteld dat de werkelijke kosten hoger zijn dan het toepasselijke tarief van het Besluit. De gevorderde vergoeding zal daarom worden gematigd tot het tarief van de staffel van het Besluit wat neerkomt op een bedrag van € 432,62.
Proceskosten
3.8.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van PGZ worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
287,62
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
238,00
(1 punt × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.140,62
3.9.
PGZ heeft verzocht het te wijzen vonnis te voorzien van het certificaat als bedoeld in art. 53 van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012. Dit verzoek wordt toegewezen.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan PGZ te betalen een bedrag van € 3.304,72, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 3.076,16, met ingang van 22 maart 2024, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan PGZ te betalen een bedrag van € 432,62 aan buitengerechtelijke kosten,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.140,62, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.V.L. Heuts en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.
type: JEC