ECLI:NL:RBLIM:2025:5104

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
03.135847.24, 03.047080.23 en 03.052009.24
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens bedreiging, de verkoop en het bezit van harddrugs, opzetheling en 5a WVW

Op 28 mei 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van bedreiging, de verkoop en het bezit van harddrugs, opzetheling en overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet. De rechtbank sprak de verdachte vrij van openlijke geweldpleging, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij geweld tegen het slachtoffer had toegepast. De verdachte werd wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van 112 dagen, een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden. De zaak omvatte meerdere parketnummers en werd behandeld in samenhang met andere strafzaken tegen medeverdachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 14 april 2024 de benadeelde had bedreigd met de dood door een schietbeweging te maken met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Daarnaast werd bewezen dat hij op 15 februari 2023 cocaïne en heroïne had verkocht en in bezit had, en dat hij zich schuldig had gemaakt aan opzetheling van gestolen goederen. De rechtbank legde ook een maatregel op die de verdachte verbiedt contact op te nemen met de benadeelde partij voor een periode van drie jaar.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
.
Strafrecht
Parketnummers : 03.135847.24; 03.047080.23; 03.052009.24 (ttz.gev.)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens 1] 1989,
[adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R.D. Maessen, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 mei 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
[benadeelde] (hierna ook wel: [benadeelde] ), heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is op de zitting gehoord mr. A.M.R. van Ginniken. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] onder parketnummers 03.129258.24 en 03.334902.22 en [medeverdachte 2] onder parketnummer 03.129238.24, 03.337166.23 en 03.109742.23 (tul).

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er na wijziging, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
In de zaak met parketnummer 03.135847.24
op 14 april 2024 in de gemeente Brunssum
Feit 1:[benadeelde] heeft bedreigd met de dood en/of zware mishandeling door een schietbeweging te maken met een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp;
Feit 2:openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde] , door hem te duwen, trekken of kogel(s) op hem af te vuren.
Kennelijke verschrijvingen zijn gecorrigeerd, waarbij de verdachte niet in zijn verdediging wordt geschaad.
In de zaak met parketnummer 03.047080.23
op 15 februari 2023 in Heerlen
Feit 1:ongeveer 0,3 gram cocaïne heeft verkocht, in elk geval aanwezig gehad;
Feit 2:in het bezit was van ongeveer 42,2 gram cocaïne en 51,5 gram heroïne;
Feit 3:twee motoren, twee Duitse kentekenplaten en een elektrische fiets heeft geheeld.
In de zaak met parketnummer 03.052009.24
op 7 februari 2024 in Hoensbroek zich gevaarlijk in het verkeer heeft gedragen, waardoor (
primair) levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was, dan wel (
subsidiair) gevaar of hinder op de weg is veroorzaakt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1 onder parketnummer 03.135847.24, feiten 1 en 2 onder parketnummer 03.047080.23 en het primair tenlastegelegde feit onder parketnummer 03.052009.24. De verdachte heeft deze feiten immers bekend. Er wordt bij de bedreiging voorts uitgegaan van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, nu op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat het een echt wapen betrof. Wat betreft de Opiumwetdelicten onder parketnummer 03.052009.24 heeft de officier van justitie verder nog gewezen op de getuigenverklaring van de koper, de waarnemingen van verbalisanten omtrent de deal en het aantreffen van de verdovende middelen bij de verdachte in de door hem gebruikte auto. Deze verdovende middelen zijn vervolgens ook positief getest op de aanwezigheid van cocaïne en heroïne. De verklaring die de verdachte heeft gegeven over zijn gevaarlijke rijgedrag op 7 februari 2024 kan als een bekennende verklaring worden gezien. In combinatie met het proces-verbaal van bevindingen, waaruit volgt dat verschillende andere verkeersdeelnemers actie hebben moeten ondernemen om een (frontale) aanrijding met de verdachte te voorkomen, is dit voldoende om tot een bewezenverklaring te komen van de primair tenlastegelegde overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet.
Met betrekking tot de openlijke geweldpleging en de heling heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat de verdachte hiervan naar zijn oordeel dient te worden vrijgesproken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de openlijke geweldpleging en het helen van verschillende goederen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat op de camerabeelden niet te zien is dat de verdachte [benadeelde] trekt of duwt, zoals dat wel is tenlastegelegd. Met het afschieten van een kogel heeft de verdachte al helemaal niets te maken gehad en hij probeerde de mensen zelfs nog uit elkaar te houden. De tenlastegelegde openlijke geweldpleging kan dientengevolge niet bewezen worden verklaard. Met betrekking tot de heling heeft de raadsman aangevoerd dat uit het dossier niet volgt dat de verdachte enige wetenschap of vermoeden had dat de goederen uit diefstal afkomstig waren. Ook de heling kan zodoende niet bewezen worden verklaard.
Wat betreft de bedreiging in het café heeft hij betoogd dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu aan de verdachte een geslaagd beroep op noodweer dan wel noodweerexces toekomt. Een beroep op noodweer kan immers ook slagen in het geval van dreigend gevaar. De raadsman heeft gesteld dat [benadeelde] een mes bij zich droeg toen hij het café binnenstormde. De verdachten zijn daarom ook naar achteren in het café gevlucht. Daarbij zijn er meerdere verklaringen die bevestigen dat [benadeelde] een mes bij zich droeg. Op de beelden is ook te zien dat [benadeelde] iets in zijn rechterhand heeft, alleen kan niet goed worden vastgesteld wat het precies is. De verdachte zag wel een mes, zag dat [benadeelde] handschoenen aanhad en in combinatie met de dreigende teksten die zijn geuit door [benadeelde] , voelde de verdachte zich hierdoor bedreigd. De verdachte heeft daarom op een afstand een nepvuurwapen laten zien om [benadeelde] op die afstand te houden. Dit was een noodzakelijke verdediging tegen een onmiddellijke wederrechtelijke aanval. Mocht de rechtbank hier niet in meegaan, dan dient de verdachte partieel te worden vrijgesproken van het dreigen met een vuurwapen, nu het een op een vuurwapen gelijkend voorwerp betreft.
De raadsman heeft zich ten slotte ten aanzien van de Opiumwetdelicten en het Wegenverkeerswetdelict gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
In de zaak met parketnummer 03.135847.24 [1]
De vrijspraakoverweging
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde openlijke geweldpleging, nu de rechtbank de verdachte op de beelden geen duwende of trekkende bewegingen ziet maken in de richting van [benadeelde] waardoor deze ten val komt. [benadeelde] komt, zo oordeelt de rechtbank na het zien van de camerabeelden, zelf ten val, zonder toedoen van een ander. Ook is op basis van het dossier niet vast te stellen dat hij een vuurwapen heeft gegeven aan een van zijn medeverdachten, waardoor hij evenmin direct iets heeft te maken met de afgeschoten kogel. De betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde geweldshandelingen kan derhalve niet wettig en overtuigend worden bewezen. De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van de openlijke geweldpleging (feit 2).
De bewijsmiddelen
Een verbalisant heeft – voor zover relevant en zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd over het bekijken van de camerabeelden, die hebben vastgelegd wat in de nacht van 14 april 2024 in en buiten café [naam café] te Brunssum heeft plaatsgevonden: [2]
Op 14 april 2024 zijn door een verbalisant de camerabeelden gevorderd met een 126nda Wetboek van Strafvordering voor de locatie [adres 2] . Dit betreft een café waar meerdere camera’s hangen. Deze beelden zijn gevorderd en direct veiliggesteld, omdat er voor het café het schietincident heeft plaats gevonden. In dit proces-verbaal worden de camerabeelden van verschillende cameraposities beschreven in chronologische volgorde hetgeen heeft afgespeeld op de [adres 2] te Brunssum. Het gehele incident speelt zich af tussen zondag 14 april 01:01:58 uur en 14 april 2024 01:28:45 uur.
(...)
Ik zag omstreeks 01:04:59 uur dat een van de personen een schiethouding aannam. Ik zag dat deze persoon niets vasthield. Ik zag dat deze persoon een wit shirt droeg, zwarte spijkerbroek, en witte schoenen. Deze had een opvallende donkere baard (zie afbeelding 9). Deze persoon werd herkend als: [verdachte] geboren op [geboortegegevens 1] .
(...)
Ik zag op camera 07 omstreeks 01:24:35 uur dat verdachte [medeverdachte 1] en verdachte [verdachte] , voordat [benadeelde] naar binnen kwam lopen, zich naar achteren verplaatsten. Ik zag dat [verdachte] een schiethouding aannam. Ik kon op dat moment niet zien of hij nu daadwerkelijk een vuurwapen vasthield. Ik zag dat de andere twee personen [benadeelde] tegenhielden en dat de verdachten naar achteren bleven lopen. Ik zag dat [benadeelde] op een gegeven moment naar buiten liep en verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] achteren uit beeld verdween.
(...)
Ik zag op camera 03 omstreeks 01:25:42 uur verdachte [verdachte] in beeld komen lopen met verdachte [medeverdachte 1] . Ik zag dat verdachte [verdachte] een voorwerp vast hield gelijkend op een vuurwapen. Ik zag dat hij dit voorwerp in zijn rechterhand vasthield (zie afbeelding 14).
Een andere verbalisant heeft – voor zover relevant en zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd over het bekijken van de camerabeelden, die hebben vastgelegd wat in de nacht van 14 april 2024 in en buiten café [naam café] te Brunssum heeft plaatsgevonden: [3]
Naar aanleiding van proces verbaal LB2R024035-21 werd door mij verbalisant de beelden van café [naam café] (binnen) nogmaals bekeken.
(...)
Uit vorenstaande kan gesteld worden dat:
- de verdachte [verdachte] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp vast had in het café [naam café] te Brunssum.
- [verdachte] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in het café [naam café] richt en gericht hield in de richting van het slachtoffer [benadeelde] .
De verdachte heeft op 2 mei 2024 – voor zover relevant en zakelijk weergegeven – het volgende verklaard over het voorgaande: [4]
“Ik had in de nacht van 14 april 2024 op [adres 2] te Brunssum een imitatiewapen bij mij.”
De bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [benadeelde] heeft bedreigd met de dood door een schietbeweging naar hem te maken met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De rechtbank gaat hierbij, net zoals de officier van justitie en de verdediging, uit van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, nu uit het dossier niet is gebleken dat het om een echt vuurwapen gaat.
3.3.2
In de zaak met parketnummer 03.047080.23 [5]
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie, bewezen dat de verdachte ongeveer 0,3 gram cocaïne heeft verkocht. Omdat de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;
  • het proces-verbaal van bevindingen over onder meer de aanleiding van het onderzoek en het aantreffen van de drugs;
- de getuigenverklaring van de koper van de drugs. [7]
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie, bewezen dat de verdachte opzettelijk ongeveer 42,2 gram cocaïne en 51,5 gram heroïne aanwezig heeft gehad. Omdat de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;
  • het proces-verbaal van bevindingen over onder meer de aanleiding van het onderzoek en het aantreffen van de drugs;
- de kennisgevingen van inbeslagname van de drugs; [9]
- het proces-verbaal van onderzoek naar verdovende middelen; [10]
- de rapporten van NFiDENT met de conclusies dat de onderzochte stoffen cocaïne dan wel heroïne bevatten. [11]
Ten aanzien van feit 3
De bewijsmiddelen
Op 13 november 2022 is in Duitsland door [naam 1] aangifte gedaan van diefstal van een KTM motor. [12]
Op 31 augustus 2022 is in Duitsland door [naam 2] aangifte gedaan van diefstal van een Suzuki Triumph motor met kentekenplaat [kenteken 1] . [13]
Op 28 april 2023 is in Duitsland aangifte gedaan van diefstal van een Vespa scooter met kentekenplaat [kenteken 2] . [14]
Op 4 juli 2022 heeft [naam 3] aangifte gedaan van diefstal van een elektrische Giant fiets. [15]
De woning aan de [adres 3] te Heerlen, die op dat moment vermoedelijk werd bewoond door de verdachte, is op 15 februari 2023 binnengetreden en vervolgens doorzocht door verbalisanten, waarover zij – voor zover relevant en zakelijk weergegeven – het volgende hebben gerelateerd: [16]
Op woensdag 15 februari 2023 begeven verbalisanten zich naar het adres [adres 3] in Heerlen. Dit betreft het vermoedelijk verblijfsadres van de verdachte.
Gedurende het binnentreden ter inbeslagname in bovengenoemde woning werden de volgende goederen in beslaggenomen:
- KTM;
- Suzuki Triumph;
- Kentekenplaten;
- E-bike Giant.
De vriendin van de verdachte, die woonachtig is op de [adres 3] te Heerlen, heeft op 7 juli 2023 het volgende verklaard – voor zover relevant en zakelijk weergegeven – over het voorgaande: [17]
V: Vraag verbalisant.
A: Antwoord vriendin van de verdachte.
V: Op welk adres sta je ingeschreven?
A: [adres 3] in Heerlen.
(...)
V: Verblijft [verdachte] (
de verdachte) bij u op het adres?
A: Ja.
De bewijsoverweging
Bij de beoordeling van de bewijsvraag moet het volgende worden vooropgesteld. Voor de beoordeling van de betekenis die aan het voorhanden hebben van een gestolen voorwerp moet worden gehecht, kan een rol spelen of de verdachte een aannemelijke verklaring heeft gegeven met betrekking tot het voorhanden hebben van het voorwerp. De omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden kan op zichzelf, mede gelet op het bepaalde in artikel 29, eerste lid, Sv, niet tot het bewijs bijdragen. Dat brengt echter niet mee dat de rechter, indien een verdachte voor een omstandigheid, die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd, redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem telastegelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven, zulks niet in zijn overwegingen omtrent het gebezigde bewijs zou mogen betrekken.
In de woning alwaar de verdachte verbleef trof de politie de in de tenlastelegging genoemde goederen aan, die van diefstal afkomstig bleken te zijn. De verdachte kwam voor het eerst tijdens de terechtzitting, ruim twee jaar na het politieverhoor, met een verklaring voor het voorhanden hebben van een deel van de voornoemde gestolen goederen, namelijk dat hij de elektrische fiets heeft gekocht en dat hij de aangetroffen motors moest stallen voor een vriend. Niet alleen is deze verklaring weinig concreet en nagenoeg onverifieerbaar -immers, de verdachte heeft niets verklaard over de details van de door hem gestelde aankoop van de elektrische fiets (voor hoeveel geld, van wie, wanneer of waar hij deze dan heeft gekocht)-; deze verklaring staat ook nog eens in een behoorlijke contradictie tot de verklaring van zijn vriendin. Zij heeft immers verklaard dat de verdachte tegen haar heeft gezegd dat hij de KTM-motor had gekocht. Bovendien weigerde de verdachte een verdere verklaring te geven over de vriend waarvoor hij de motoren zou moeten hebben stallen. De verdachte gaf voorts geen enkele verklaring voor de aangetroffen gestolen kentekenplaten in zijn woning. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte, gelet op het voorgaande, volstrekt ongeloofwaardig. Naast het voorgaande is het ook nog eens zo dat de verdachte niet in het bezit was van de eigendomspapieren van de genoemde goederen. Bij gebreke van een geloofwaardige hem ontlastende verklaring voor het voorhanden hebben van de in de tenlastelegging genoemde goederen, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen wist dat die van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank concludeert dan ook tot bewezenverklaring van de -impliciet primair- ten laste gelegde opzetheling.
3.3.3
In de zaak met parketnummer 03.052009.24 [18]
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie, de overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet bewezen. Omdat de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van de verdachte bij de politie d.d. 13 februari 2024; [19]
- het proces-verbaal van bevindingen waarin staat beschreven dat de verdachte wegrijdt na een stopteken; [20]
- het proces-verbaal van bevindingen over de achtervolging en de verkeersovertredingen die de verdachte hierbij maakt. [21]
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
T.a.v. 03.135847.24 feit 1:
op 14 april 2024, in de gemeente Brunssum, [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door in de richting van die [benadeelde] een schietbeweging te maken en een vuurwapen gelijkend voorwerp dreigend te tonen;
T.a.v. 03.047080.23 feit 1:
op 15 februari 2023 te Heerlen opzettelijk heeft verkocht ongeveer 0,3 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
T.a.v. 03.047080.23 feit 2:
op 15 februari 2023 te Heerlen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 42,2 gram cocaïne en ongeveer 51,5 gram heroïne, zijnde cocaïne en heroïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
T.a.v. 03.047080.23 feit 3:
op 15 februari 2023 te Heerlen, een KTM motor, [type] en een Triumph motor en
een Duitse kentekenplaat [kenteken 2] en een Duitse kentekenplaat [kenteken 1] , en een elektrische fiets Giant Prime E+ voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
T.a.v. 03.052009.24 feit 1 primair:
op 7 februari 2024 te Hoensbroek, gemeente Heerlen als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende op de wegen, Koumenweg, Breukerweg, Beersdalweg, N281, terwijl hij op die wegen werd achtervolgd door politieambtenaren, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, immers heeft verdachte
- het stopteken (via het stoptransparant en optische en geluidsignalen van het politiedienstvoertuig) genegeerd,
- een bord D01 genegeerd en een rotonde in tegengestelde richting opgereden,
- een rood uitstralend verkeerslicht genegeerd,
- meermalen gereden met een snelheid van tussen de 150 kilometer per uur en 200 kilometer per uur, althans met een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 120 kilometer per uur, én welke snelheid gelet op de bestaande verkeerssituatie te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse,
- over de vluchtstrook gereden en (daarbij) een of meerdere voertuigen rechts ingehaald,
- al slalommend voertuigen ingehaald,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het bewezenverklaarde een noodweersituatie oplevert en de verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Bij de beoordeling van het noodweerverweer van de verdediging dient de rechtbank allereerst te onderzoeken of de feitelijke grondslag van dat beroep, gelet op wat daarover door of namens de verdachte is aangevoerd en in het licht van het verhandelde ter terechtzitting, voldoende aannemelijk is geworden.
De verdediging heeft aangevoerd dat [benadeelde] een mes bij zich had toen hij het café binnenstormde en dat de verdachten daarom naar achteren zijn gevlucht. De verdachte voelde zich bedreigd doordat [benadeelde] met een mes op hem afkwam en derhalve kan hij een geslaagd beroep doen op noodweer dan wel noodweerexces. De rechtbank kan op de beelden niet zien dat [benadeelde] een mes bij zich had op het moment van binnenkomst. Een sterke contra-indicatie voor het bij zich dragen van een mes in het café, is het gegeven dat op de beelden te zien is dat [benadeelde] zich met beide handen vastgrijpt aan de deurposten als hij het café uit wordt gezet door andere mensen. Hij heeft op dat moment zichtbaar geen mes in zijn handen, wat het onaannemelijk maakt dat hij vlak daarvoor wel nog een mes vasthad. Een verbalisant heeft eveneens over de beelden in het café gerelateerd dat [benadeelde] geen mes bij zich droeg. De rechtbank neemt dit over en is van oordeel dat de door de verdediging geopperde feitelijke toedracht, dat [benadeelde] dreigend een mes in zijn hand heeft gehad in het café onvoldoende aannemelijk is geworden. Gelet op het voorgaande kan het noodweerverweer niet slagen.
Er zijn zodoende geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. 03.135847.24 feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
T.a.v. 03.047080.23 feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
T.a.v. 03.047080.23 feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
T.a.v. 03.047080.23 feit 3:
opzetheling, meermalen gepleegd;
T.a.v. 03.052009.24 feit 1 primair:
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Gelet op het oordeel van de rechtbank dat de feitelijke toedracht, zoals geopperd door de verdediging, niet aannemelijk is geworden, faalt het noodweerexcesverweer. De verdachte is derhalve strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Daarbij heeft hij gevorderd aan de verdachte een taakstraf op te leggen voor de duur van 120 uren en daarnaast een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Gelet op de feiten leent deze zaak zich voor een afdoening middels een gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest. Hij heeft de rechtbank verder verzocht om het hierbij te laten en daarnaast geen taakstraf meer op te leggen, aangezien de verdachte zijn leven momenteel goed op orde heeft met de zorg voor zijn dochter en zijn werk, waar hij hoopt binnenkort een vast contract te krijgen en hij ook voldoening uit haalt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich in 2023 en 2024 schuldig gemaakt aan verschillende strafbare feiten, waarbij hij onderdeel lijkt uit te maken van een milieu waarin dit als normaal wordt beschouwd. Zo heeft hij op 14 april 2024 een doodsbedreiging geuit richting het slachtoffer [benadeelde] door een schietbeweging naar hem te maken met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in een café vol mensen.
Bovendien heeft de verdachte zich op 7 februari 2024 schuldig gemaakt aan gevaarlijk rijgedrag, waardoor levensgevaar voor anderen is ontstaan of minst genomen gevaar voor zwaar lichamelijk letsel. Zo heeft hij meerdere stoptekens van de politie genegeerd, is hij een rotonde in tegengestelde richting opgereden, daarbij meerdere rode lichten genegeerd, meermalen met een snelheid tussen de 150 en 200 kilometer per uur gereden waar de maximale snelheid 120 kilometer per uur was, over de vluchtstrook gereden en al slalommend andere voertuigen ingehaald. Door het vertonen van dergelijk rijgedrag heeft hij de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht. De verdachte heeft onaanvaardbare risico’s genomen en heeft daarbij geen oog gehad voor de andere verkeersdeelnemers. Hij mag van geluk spreken dat hij hiermee geen ongeluk heeft veroorzaakt. Dit rekent de rechtbank hem zwaar aan.
Ten slotte heeft de verdachte op 15 februari 2023 niet alleen een hoeveelheid drugs verkocht, maar daarnaast ongeveer 42,2 gram cocaïne en 51,5 gram heroïne in zijn bezit gehad toen hij door de politie werd aangehouden in zijn auto. Vervolgens blijkt bij binnentreding in zijn woning dat hij zich bovendien schuldig heeft gemaakt aan het helen van twee motoren, twee Duitse kentekenplaten en een elektrische fiets.
Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs grote gevaren opleveren voor de gezondheid van gebruikers. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van verdovende middelen gepaard met verschillende vormen van (zware) criminaliteit, waardoor de samenleving in ernstige mate schade wordt berokkend. De verdachte heeft daaraan een bijdrage geleverd en dat rekent de rechtbank hem aan.
Heling is voorts een zeer hinderlijk strafbaar feit wat schade berokkent aan de benadeelden. De verdachte heeft door het plegen van deze feiten laten zien dat hij geen respect heeft voor andermans eigendommen en enkel oog heeft voor zijn eigen financiële gewin.
Gezien de ernst en hoeveelheid van de feiten kan in beginsel slechts worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Voorts heeft de rechtbank met betrekking tot de persoon van de verdachte acht geslagen op het strafblad van de verdachte, waarop meerdere veroordelingen staan voor Wegenverkeerswetdelicten. De rechtbank neemt mee in haar afweging dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 30 april 2025, waarin is beschreven dat de verdachte sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft gewerkt aan opnieuw stabiliteit aanbrengen in zijn leefgebieden. Hij werkt al geruime tijd voor dezelfde werkgever en hoopt daar binnenkort een vast contract te krijgen. Hij legt de focus op zijn gezin en heeft (weliswaar gedwongen) geen contact meer met de medeverdachten. De verdachte heeft aangegeven dat hij geen problemen ervaart in zijn leven en ook geen hulpvragen heeft, waardoor de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden adviseert, nu zij interventies of toezicht niet nodig acht. De reclassering kan geen uitspraken doen over een eventueel recidiverisico.
De rechtbank zal, zoals namens [benadeelde] is verzocht, aan de verdachte een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen, ter voorkoming van strafbare feiten gericht tegen [benadeelde] . De maatregel bestaat uit een contactverbod met [benadeelde] voor de duur van drie jaren en voor iedere keer dat de verdachte niet aan de maatregel voldoet 14 dagen hechtenis, waarbij de totale duur van de tenuitvoergelegde vervangende hechtenis ten hoogste zes maanden bedraagt. Dit omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit begaat of zich belastend gedraagt richting [benadeelde] .
Alles afwegende kan de rechtbank zich vinden in de eis van de officier van justitie en zal de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 112 dagen, waarbij de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht in mindering dient te worden gebracht bij de uitvoering van deze gevangenisstraf. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 120 uren opleggen en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden. Zij legt bovendien aan de verdachte een maatregel op strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht gedurende een periode van 3 jaren.
De rechtbank zal, gelet op de straf die zij aan verdachte zal opleggen, het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] vordert schadevergoeding ter zake van feit 2 onder parketnummer 03.135847.24 tot een bedrag van € 17.900,92 aan materiële schade en
€ 20.000,- aan immateriële schade. Deze vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:
materieel
eigen risico 2024: € 332,12
eigen risico 2025: € 385,-
medicinale cannabis: € 166,52
daggeldvergoeding: € 385,-
opvragen medische informatie: € 35,92
griffierechten mentorschap: € 90,-
kleding en schoeisel: € 250,-
toekomstig
eigen risico 2026: € 385,-
eigen risico 2027: € 385,-
medicinale cannabis: € 15.486,36
immaterieel
smartengeld: € 20.000,-
De benadeelde heeft verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het oordeel van de rechtbank
Nu aan de vordering een feitencomplex ten grondslag ligt waarvoor de verdachte niet zal worden veroordeeld, zal de rechtbank de benadeelde niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

8.Het beslag

Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, te weten de Duitse kentekenplaat (G1582598), dient te worden verbeurdverklaard, nu deze uit diefstal afkomstig is. De officier van justitie heeft verder aangegeven dat de in beslag genomen geldbedragen kunnen worden teruggegeven aan de beslagene. De rechtbank heeft geconstateerd dat er een conservatoir beslag ligt op de in beslag genomen geldbedragen met uitzondering van € 10,- en zal derhalve de teruggave aan de beslagene gelasten van deze € 10, hetgeen nader is gespecificeerd hierna in de beslissing. De rechtbank neemt geen beslissing over de inbeslaggenomen geldbedragen waarop conservatoir beslag rust.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a, 57, 63, 285 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 5a, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van feit 2 onder parketnummer 03.135847.24;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt de verdachte tevens tot
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen;
Bijkomende straf
  • veroordeelt de verdachte daarbij voor het tenlastegelegde onder parketnummer 03.052009.24 tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden;
  • bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994;

Maatregel

  • legt een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende dat verdachte gedurende 3 jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde] , geboren op [geboortegegevens 2] ;
  • beveelt dat vervangende hechtenis van 14 dagen wordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
Benadeelde partij
  • bepaalt ter zake van feit 2 onder parketnummer 03.135847.24 dat de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Beslag
- verklaart verbeurd het volgende in beslag genomen voorwerp:
1 STK Kentekenplaat (Omschrijving: PL2300-2023024775-G1582598);
- gelast de teruggave van het volgende in beslag genomen voorwerp aan [verdachte] :
- € 10 ( € 10 (Omschrijving: PL2300-2023024775-G1582850, ibn 15-02-2023);
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Osmić, voorzitter, mr. S.L.M. van Venrooij en mr. M.J.P. Waegemans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.M.A. Curfs en mr. R.H.R.G. van Kerkhof, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 mei 2025.
Buiten staat
Mrs. M.J.P. Waegemans en F.M.A. Curfs zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging, ten laste gelegd dat
T.a.v. 03.135847.24 feit 2:
hij op of omstreeks 14 april 2024,
in de gemeente Brunssum,
[benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door in de richting van die [benadeelde] een schietbeweging te maken en/of een vuurwapen, althans een vuurwapengelijkend voorwerp dreigend te tonen;
T.a.v. 03.135847.24 feit 3:
hij op of omstreeks 14 april 2024,
in de gemeente Brunssum,
openlijk, te weten, aan de [adres 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde] door meermalen althans eenmaal die [benadeelde] te duwen en/of te trekken waardoor hij ten val komt en/of een of meer kogels op die [benadeelde] af te vuren;
T.a.v. 03.047080.23 feit 1:
hij op of omstreeks 15 februari 2023 te Heerlen
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 0,3 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
T.a.v. 03.047080.23 feit 2:
hij, op of omstreeks 15 februari 2023 te Heerlen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 42,2 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of ongeveer 51,5 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
T.a.v. 03.047080.23 feit 3:
hij, op of omstreeks 15 februari 2023 te Heerlen,
een KTM motor, [type] en/of
een Triumph motor en/of
een duits kentekenplaat [kenteken 2] en/of
een duits kentekenplaat [kenteken 1] , en/of
een elektrische fiets Giant Prime E+
althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
T.a.v. 03.052009.24 feit 1 primair:
hij op of omstreeks 7 februari 2024 te Hoensbroek, gemeente Heerlen als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg(en), Koumenweg, Breukerweg, Beersdalweg, N281, terwijl hij op die wegen werd achtervolgd door politie-ambtenaren, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, immers heeft verdachte
- het stopteken (via het stoptransparant en/of optische en geluidsignalen
van het politiedienstvoertuig) genegeerd,
- een bord D01 genegeerd en een rotonde in tegengestelde richting
opgereden,
- een rood uitstralend verkeerslicht genegeerd,
- meermalen, althans eenmaal gereden met een snelheid van tussen de 150
kilometer per uur en 200 kilometer per uur, althans met een aanzienlijk
hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 120
kilometer per uur, én welke snelheid gelet op de bestaande
verkeerssituatie te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse,
- over de vluchtstrook gereden en (daarbij) een of meerdere voertuigen
rechts ingehaald,
- al slalommend voertuigen ingehaald,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was.
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 februari 2024 te Hoensbroek, gemeente Heerlen als bestuurder
van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de wegen, Koumenweg,
Breukerweg, Beersdalweg, N281, terwijl hij op die wegen werd achtervolgd door
politie-ambtenaren, op zodanige wijze heeft gereden dat hij
- het stopteken (via het stoptransparant en/of optische en geluidsignalen
van het politiedienstvoertuig) heeft genegeerd,
- een bord D01 heeft genegeerd en een rotonde in tegengestelde richting
is opgereden,
- een rood uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd,
- meermalen, althans eenmaal heeft gereden met een snelheid van tussen de
150 kilometer per uur en 200 kilometer per uur, althans met een
aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid
van 120 kilometer per uur, én welke snelheid gelet op de bestaande
verkeerssituatie te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse,
- over de vluchtstrook heeft gereden en (daarbij) een of meerdere voertuigen
rechts heeft ingehaald,
- al slalommend voertuigen heeft ingehaald,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2024059809, gesloten d.d. 28 juni 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 605.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 april 2024, pg. 347, 351, 353, 354.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 april 2024, pg. 362, 371.
4.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte van de raadkamer d.d. 2 mei 2024, pg. 2.
5.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2023024775, gesloten d.d. 15 februari 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 224.
6.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 februari 2023, pg. 1-3.
7.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige d.d. 16 februari 2023, pg. 13.
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 februari 2023, pg. 1-3.
9.De kennisgevingen van inbeslagname d.d. 15 februari 2023, pg. 52-58.
10.Het proces-verbaal van onderzoek naar verdovende middelen d.d. 14 maart 2023, pg. 62-70.
11.De rapporten van NFiDENT d.d. 10 maart 2023, pg. 72-88.
12.Strafanzeige d.d. 13 november 2022, pg. 143.
13.Strafanzeige d.d. 31 augustus 2022, pg. 203.
14.Strafanzeige d.d. 28 april 2023, pg. 216.
15.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 4 juli 2022, pg. 116-118.
16.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 februari 2023, pg. 103-104.
17.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [naam 4] d.d. 7 juli 2023, pg. 40 en 41.
18.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2024021335, gesloten d.d. 27 februari 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 54.
19.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 13 februari 2024, pg. 8-10.
20.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 februari 2024, pg. 37-38.
21.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 februari 2024, pg. 41-42.