ECLI:NL:RBLIM:2025:5001

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
11376820 MS VERZ 24-1311
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Instelling mentorschap op verzoek van medezuster en huisoverste van een congregatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 3 april 2025 een beschikking gegeven over de instelling van mentorschap op verzoek van een medezuster en huisoverste van een kloostergemeenschap. De verzoekster, geboren in 1978, woont in het Moederhuis van de Congregatie van de Karmelietessen van het Goddelijke Hart van Jezus, waar de betrokkene, geboren in 1937, ook verblijft. De verzoekster vraagt om mentorschap voor de betrokkene, omdat haar familie, bestaande uit een broer en zus, op hoge leeftijd zijn en ver weg wonen, waardoor zij niet in staat zijn om deze taak op zich te nemen. De betrokkene heeft verzorging nodig en er moeten belangrijke keuzes gemaakt worden, zoals medische behandelingen.

De kantonrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling op 24 maart 2025 de betrokkene geïnformeerd over de inhoud van het mentorschap en haar gevraagd of zij akkoord gaat met de benoeming van de verzoekster als haar mentor. De betrokkene heeft instemmend gereageerd. De kantonrechter heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld op basis van de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, die bepalen dat een mentorschap kan worden ingesteld indien de betrokkene niet in staat is om zijn belangen zelf waar te nemen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de congregatie waar de betrokkene verblijft, de verzoekster machtigt om het verzoek in te dienen. Ondanks dat de wet bepaalde beperkingen oplegt aan de benoeming van een mentor vanuit de zorginstelling, heeft de kantonrechter in dit geval geen bezwaren gezien tegen de benoeming van de verzoekster, gezien de uitzonderlijke omstandigheden binnen de kloostergemeenschap. De kantonrechter heeft het verzoek toegewezen en het mentorschap ingesteld met ingang van 16 april 2025, waarbij de verzoekster als mentor is benoemd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Team Toezicht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11376820 MS VERZ 24-1311
MB-nummer: 45222
Uitspraakdatum: 3 april 2025

Beschikking instelling mentorschap

op het verzoek van:
[verzoekster] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1978,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna: verzoekster.
met betrekking tot:

[betrokkene] ,

geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 1937,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna: de betrokkene.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 29 oktober 2024,
- een bereidverklaring van de voorgestelde mentor,
  • een e-mailbericht van de verzoekster, ingekomen op 15 januari 2025,
  • een e-mailbericht met bijlagen van de verzoekster, ingekomen op 27 januari 2025,
  • een e-mailbericht met bijlagen van de verzoekster, ingekomen op 3 februari 2025,
  • een e-mailbericht met bijlagen van de verzoekster, ingekomen op 17 en 21 maart 2025,
- de aantekeningen van de mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 maart 2025.
Verschenen zijn:
  • betrokkene,
  • verzoekster,
  • mevrouw [naam medezuster] , medezuster.
De uitspraak is bepaald op heden.

verzoek

Het verzoek strekt tot instelling van mentorschap ten behoeve van de betrokkene.

beoordeling

Verzoekster is medezuster en huisoverste in het Moederhuis van de Congregatie van de Karmelietessen van het Goddelijke Hart van Jezus, zijnde de plek waar betrokkene woonachtig is en verzorgd wordt. Het verzoek strekt tot instelling van mentorschap ten behoeve van de betrokkene, met benoeming van verzoekster tot mentor. De enige familie van betrokkene, haar broer en zus, zijn op hoge leeftijd en wonen ver weg. Zij kunnen deze taak niet op zich nemen. Verzoekster geeft aan dat de betrokkene verzorging nodig heeft en er vaker keuzes dienen te worden gemaakt, zoals het ondergaan van een operatie en bezoeken aan de dokter. De zusters van de congregatie lopen tegen het probleem aan dat ze niet de bevoegdheid hebben om dergelijke keuzes voor de betrokkene te maken. Verzoekster vertelt daarnaast dat de betrokkene niet wordt verzorgd door de zusters van de congregatie zelf, maar dat er verplegers zijn - zoals thuiszorg - die dit komen doen. Verzoeker is als huisoverste ‘de baas’ over de zusters, maar niet over de verplegers die betrokkene verzorgen.
De kantonrechter heeft aan de betrokkene uitgelegd wat mentorschap inhoudt en gevraagd of zij akkoord gaat met de benoeming van verzoekster tot haar mentor, waarop de betrokkene meerdere keren instemmend heeft gereageerd.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Artikel 1:450 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat de kantonrechter een mentorschap kan instellen ten behoeve van de betrokkene indien de betrokkene als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen.
Artikel 1:451 lid 2 BW bepaalt dat het mentorschap (ook) kan worden verzocht door de instelling waar de betrokkene wordt verzorgd of die aan de betrokkene begeleiding biedt. In dat geval wordt in het verzoekschrift tevens vermeld waarom de in het eerste lid genoemde personen - bloedverwanten in de zijlijn in de derde en vierde graad daaronder niet begrepen - niet tot indiening van een verzoek zijn overgegaan.
De kantonrechter verklaart verzoekster op grond van genoemde artikelen ontvankelijk in haar verzoek, omdat de congregatie de plek is waar de betrokkene verblijft en verzorgd wordt. De congregatie is tevens ingeschreven in het handelsregister en uit een door de Generaal Overste van de congregatie afgegeven schriftelijke verklaring leidt de kantonrechter af dat verzoekster is gemachtigd de congregatie te vertegenwoordigen.
De kantonrechter acht daarnaast uit de stukken en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling voldoende aannemelijk dat de betrokkene als gevolg van haar geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt haar belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen.
Ten aanzien van de te benoemen mentor overweegt de kantonrechter verder als volgt.
Artikel 1:452 lid 6 sub c tot en met e BW bepaalt dat de direct betrokken of behandelend hulpverlener, personen behorende tot de leiding of tot het personeel van de instelling waar de betrokkene wordt verzorgd of die aan de betrokkene begeleiding biedt en personen verbonden met de instelling waar de betrokkene wordt verzorgd of die aan de betrokkene begeleiding biedt niet kunnen worden benoemd tot mentor. Dit is in de wet opgenomen vanwege een mogelijke verstrengeling van belangen en de afhankelijkheidsrelatie tussen betrokkene en diegene die hem/haar verzorgt of behandelt. Blijkens de wetsgeschiedenis wilde de regering in uitzonderingsgevallen wel de benoeming van de instelling waar de betrokkene verblijft mogelijk maken, bijvoorbeeld in gevallen waarin de hele familie of vriendenkring van betrokkene was weggevallen, maar dit is door de wetgever niet overgenomen (MvT, Kamerstukken II 1991/92, 22474, nr. 3, p. 23).
Het voorgaande neemt niet weg dat de kantonrechter geen bezwaren ziet tegen de benoeming van de voorgestelde mentor. De kantonrechter neemt daarbij in overweging dat er sprake is van een uitzonderlijk geval als bedoeld in de wetsgeschiedenis. Binnen een klooster-gemeenschap is het immers gebruikelijk dan de zusters voor elkaar zorgen en een onderlinge band hebben die vergelijkbaar is met de band tussen familieleden. De kantonrechter ziet in dit geval geen gevaar voor belangenverstrengeling tussen de congregatie, de voorgestelde mentor en de betrokkene. De kantonrechter acht het mentorschap en de benoeming van de voorgestelde mentor bovendien in het belang van de betrokkene.
De kantonrechter zal het verzoek daarom toewijzen.

beslissing

De kantonrechter:
- verklaart de verzoeker ontvankelijk in haar verzoek,
- stelt een mentorschap in ten behoeve van
[betrokkene]met ingang van
16 april 2025,
- benoemt tot mentor:
[verzoekster] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1978,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Schreurs-van de Langemheen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, R. Beenkens. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze beschikking kan – door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te