In deze zaak vordert CZ Zorgverzekeringen N.V. betaling van zorgpremies van de gedaagde, die in detentie heeft verbleven van 23 december 2021 tot en met 7 april 2022. De gedaagde is van mening dat hij geen premie verschuldigd is voor de periode dat hij gedetineerd was, omdat de rechten en plichten uit de zorgverzekering tijdens detentie zijn opgeschort volgens artikel 24 lid 1 van de Zorgverzekeringswet. De vordering van CZ betreft premies over de periode na de detentie, van 8 april 2022 tot en met 31 december 2023, en bedraagt in totaal € 3.760,69, inclusief rente en kosten. De kantonrechter oordeelt dat de verzekering na de detentie weer herleeft en dat de gedaagde verplicht is om de verschuldigde premies te betalen. De kantonrechter wijst de vordering van CZ toe en legt de gedaagde de proceskosten op, die in totaal € 1.293,72 bedragen. Het vonnis is uitgesproken op 21 mei 2025.