ECLI:NL:RBLIM:2025:4988

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
11394833 \ CV EXPL 24-5652
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremies na detentie

In deze zaak vordert CZ Zorgverzekeringen N.V. betaling van zorgpremies van de gedaagde, die in detentie heeft verbleven van 23 december 2021 tot en met 7 april 2022. De gedaagde is van mening dat hij geen premie verschuldigd is voor de periode dat hij gedetineerd was, omdat de rechten en plichten uit de zorgverzekering tijdens detentie zijn opgeschort volgens artikel 24 lid 1 van de Zorgverzekeringswet. De vordering van CZ betreft premies over de periode na de detentie, van 8 april 2022 tot en met 31 december 2023, en bedraagt in totaal € 3.760,69, inclusief rente en kosten. De kantonrechter oordeelt dat de verzekering na de detentie weer herleeft en dat de gedaagde verplicht is om de verschuldigde premies te betalen. De kantonrechter wijst de vordering van CZ toe en legt de gedaagde de proceskosten op, die in totaal € 1.293,72 bedragen. Het vonnis is uitgesproken op 21 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11394833 \ CV EXPL 24-5652
Vonnis van 14 mei 2025
in de zaak van
CZ ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
kantoorhoudend te Tilburg,
eisende partij,
hierna te noemen CZ,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen CZ en [gedaagde] was sprake van een zorgverzekeringsovereenkomst. Op grond van deze zorgverzekeringsovereenkomst is [gedaagde] premie aan CZ verschuldigd. Het gaat hierbij om een basisverzekering met een aanvullende verzekering.
2.2.
[gedaagde] heeft van 23 december 2021 tot en met 7 april 2022 in detentie verbleven.
2.3.
CZ vordert betaling van premies over de periode 8 april 2022 tot en met 31 december 2023.

3.Het geschil

3.1.
CZ vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 3760,69, bestaande uit:
  • € 3.200,07 aan hoofdsom
  • € 445,01 aan buitengerechtelijke incassokosten
  • 115,61 aan wettelijke rente tot 24 oktober 2024
vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Waar gaat het over?
4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] nog een bedrag aan CZ moet betalen op grond van de zorgverzekeringsovereenkomst.
Inhoudelijke beoordeling
4.2.
Vast staat dat [gedaagde] van 23 december 2021 tot en met 7 april 2022 gedetineerd heeft gezeten. Met ingang van die datum is hij weer in vrijheid gesteld. Over de periode dat iemand in detentie verblijft, is die persoon aangewezen op geneeskundige zorg die aan hem wordt verstrekt door of de Minister van Justitie. De rechten en plichten uit de zorgverzekering worden gedurende die periode van rechtswege opgeschort. Dit is bepaald in artikel 24 lid 1 van de Zorgverzekeringswet. Met andere woorden, over de periode dat [gedaagde] in detentie is geweest, is hij geen premie aan CZ verschuldigd.
4.3.
De gevorderde hoofdsom heeft betrekking op de premies die [gedaagde] verschuldigd zou zijn ná zijn detentie en beslaat de periode 8 april 2022 tot en met 31 december 2023.
CZ stelt zich terecht op het standpunt dat na de detentie, de verzekering weer herleeft. Dit volgt zo uit de wet en ook uit de polisvoorwaarden van CZ.
4.4.
In deze zaak gaat het in essentie erom dat [gedaagde] het niet terecht vindt dat CZ eind 2023, onaangekondigd, een bedrag van € 3.200,07 laat afschrijven. [gedaagde] heeft dit bedrag laten storneren. De kantonrechter kan begrijpen dat [gedaagde] onaangenaam verrast was door de afschrijving van CZ. Het had op de weg van CZ gelegen om [gedaagde] eerst bij brief te informeren over de hoogte van de achterstallige premies omdat de verzekering na de detentie weer was herleefd. Dat de verzekering herleeft, heeft [gedaagde] zich ook gerealiseerd, aangezien hij zelf verklaart in de conclusie van antwoord dat hij het vreemd vond dat de premies voor 2023 op € 0,00 waren gesteld. Of [gedaagde] nu wel of niet contact heeft gelegd met CZ hierover, maakt niet uit voor het antwoord op de vraag óf de betalingsverplichting op [gedaagde] rust. De verzekering herleeft namelijk weer en daarmee ook de betalingsverplichting. [gedaagde] had echter met het informeren van CZ alleen kunnen voorkomen dat het achterstallige premiebedrag verder op zou lopen.
4.5.
Omdat [gedaagde] van rechtswege sinds het moment van het einde van zijn detentie weer verzekerd was voor vergoeding van zorgkosten (voor zover gedekt), heeft dat tot gevolg dat de daarvoor verschuldigde premies moeten worden betaald. Weliswaar is het bedrag dat [gedaagde] moet betalen hierdoor hoog, maar CZ heeft in de correspondentie die tussen partijen is gevoerd, meermaals aangeboden dat een betalingsregeling kon worden getroffen. Daar heeft [gedaagde] geen gebruik van gemaakt. De gevolgen daarvan komen voor zijn rekening en risico.
4.6.
De kantonrechter komt dan ook tot de conclusie dat de vordering van CZ tot betaling van de premies over de periode 8 april 2022 tot en met 31 december 2023.
Rente en incassokosten
4.7.
CZ vordert betaling van rente en buitengerechtelijke incassokosten. Hiertegen is geen afzonderlijk verweer gevoerd door [gedaagde] , zodat deze nevenvorderingen kunnen worden toegewezen.
4.8.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van CZ Zorgverzekeringen N.V. worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2 punten × € 271,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.293,72

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan CZ Zorgverzekeringen N.V. te betalen een bedrag van € 3.760,69, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 3.200,07, met ingang van 24 oktober 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.293,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2025.
SM