Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
primair),dan wel heeft beledigd (
subsidiair).
3.De beoordeling van het bewijs
verbalisant [naam 2]het volgende [3] :
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf en/of de maatregel
Aanranding is een zeer ernstig en beangstigend feit en vormt een grove inbreuk op de lichamelijke integriteit. Uit de tijdens de zitting voorgedragen slachtofferverklaring is gebleken dat de gebeurtenis nog altijd een grote impact heeft op het slachtoffer. Het gevoel van zorgeloosheid is haar door de verdachte ontnomen. Daarnaast heeft zij door het vele piekeren studievertraging opgelopen. Feiten zoals deze, zorgen ook voor de rest van de samenleving voor verontwaardiging en een gevoel van onveiligheid. Dit is de verdachte allemaal aan te rekenen.
De verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan belediging van een politieagent tijdens zijn werk door te spugen. Dat is respectloos en buitengewoon smerig.
De rechtbank vindt het bovendien kwalijk dat de verdachte als asielzoeker naar Nederland is gekomen om bescherming te vragen, terwijl hij door zo te handelen, zelf geen enkel respect heeft getoond voor de bescherming van andermans lijf en goederen. Bovendien heeft het handelen van de verdachte ertoe geleid dat andere, welwillende, asielzoekers in een kwaad daglicht worden gesteld. Ook dat vindt de rechtbank kwalijk.
7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
€ 9.666,67 euro als de immateriële schade van een bedrag van € 2.500,00 zijn door de verdachte niet betwist. De vordering komt de rechtbank ook anderszins niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat de vordering voor toewijzing in aanmerking komt.
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.3 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte voor feiten 1, 2 en 3 subsidiair tot
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- wijstde vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1], ten aanzien van feit 1
toeen veroordeelt de verdachte
hoofdelijkom tegen bewijs van betaling ten behoeve van voornoemde benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 12.166,67, bestaande uit 9.666,67 euro materiële schade en 2.500,00 euro immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 7 oktober 2023 tot de dag der algehele voldoening; - bepaalt dat voor zover voornoemd bedrag door de mededader is betaald, de veroordeelde niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen, tot heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de
- bepaalt dat voor zover voornoemd bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
- bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt,
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
- wijstde vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]ten aanzien van feit 3
gedeeltelijk toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
250,00 euro, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening; - wijstde vordering van de benadeelde partij voor het overige
af; - veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling
- bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
mr. J.S. Spijkerman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Mooijekind, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 mei 2025.