Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf en de maatregel
7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
kledingvan € 200,00 euro voor toewijzing in aanmerking komt. De schadepost
studievertragingzou volgens hem niet-ontvankelijk verklaard moeten worden, omdat het causaal verband tussen de studievertraging en de schadeveroorzakende gebeurtenis onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie de gedeeltelijke toewijzing gevorderd, omdat het psychisch letsel slechts zeer summier is onderbouwd.
kledingte matigen en de schadepost
studievertragingniet-ontvankelijk te verklaren. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de reclasseringswerker geen psycholoog is, dat uit het dossier volgt dat bij de benadeelde partij ten tijde van het incident veel meer aan de hand was en dat de vordering op dit punt onvoldoende is onderbouwd. De reden voor de studievertraging is volgens hem niet duidelijk. Met betrekking tot de
immateriële schadebrengt de raadsman naar voren dat de jurisprudentie waarnaar wordt verwezen niet vergelijkbaar is met de onderhavige situatie en dat de benadeelde partij eigen schuld heeft aan het incident. Deze schadepost zou volgens de verdediging gematigd moeten worden.
kledingin de begeleidende brief bij het voegingsformulier, acht de rechtbank die schade aannemelijk. Het gevorderde bedrag van € 200,00 euro zal worden toegewezen.
studievertragingis de rechtbank van oordeel dat zij op basis van hetgeen is aangevoerd niet kan vaststellen of de studievertraging een direct gevolg is van het bewezenverklaarde feit c.q. dat deze enkel door het bewezenverklaarde feit is veroorzaakt. Voorts is het bestaan van psychisch letsel op dit moment te summier onderbouwd. Nadere onderbouwing acht de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding. De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor dit deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk.
immateriële schadeoverweegt de rechtbank als volgt. Ingevolge artikel 6:106 aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek, kan een benadeelde partij recht hebben op schadevergoeding indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Op grond van het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. Door het handelen van de verdachte heeft de benadeelde partij letsel aan zijn rug opgelopen. De rechtbank neemt ook aan dat er bij [slachtoffer 1] sprake was van psychisch onbehagen, pijn en gevoelens van angst. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde immateriële schadevergoeding onder het bereik van voornoemd artikel valt. De rechtbank zal naar maatstaven van billijkheid een bedrag van € 1.000,00 euro toewijzen. Voor het overige zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
8.De vordering tenuitvoerlegging
9.De wettelijke voorschriften
10.De beslissing
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
Advies omtrent de tenuitvoerlegging
adviseertdat er op een zo kort mogelijke termijn vanuit een LVB-VIC groep in de JJI wordt toegewerkt naar uitstroom naar een forensische organisatie met expertise op psychiatrie én LVB-problematiek, zoals GGZE De [instantie naam] ;
- wijstde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ten aanzien van het primaire feit in de zaak met parketnummer 03/019870-24
gedeeltelijk toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van
€ 1.200,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
8 december 2023tot aan de dag der algehele voldoening; - veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen;
- legt aan de verdachte op de verplichting tot
- verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
Benadeelde partij [slachtoffer 2] en de schadevergoedingsmaatregel
- wijstde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ten aanzien van het feit in de zaak met parketnummer 03/189252-24
toeen veroordeelt de verdachte
hoofdelijktot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van
€ 150,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
8 mei 2024tot aan de dag der algehele voldoening; - veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald;
- legt aan de verdachte op de verplichting tot
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader aan een van beide beetalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt;
Benadeelde partij [slachtoffer 3] en de schadevergoedingsmaatregel
- wijstde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ten aanzien van het feit in de zaak met parketnummer 03/189252-24
toeen veroordeelt de verdachte
hoofdelijktot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 3] , van een bedrag van
€ 75,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
8 mei 2024tot aan de dag der algehele voldoening; - veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald;
- legt aan de verdachte op de verplichting tot
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt;
Vordering tenuitvoerlegging
wijst afde vordering met parketnummer 03/196481-22 van de officier van justitie van 5 maart 2025.
De tenlastelegging