ECLI:NL:RBLIM:2025:4667

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
: 03/019870-24; 03/196481-22 (tul); 03/189252-24 (gev. ttz); 03/189296-24 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van twee pogingen tot doodslag en het medeplegen van vernieling en beschadiging van een aantal auto’s met toepassing van het jeugdstrafrecht

Op 14 mei 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007, die zich schuldig heeft gemaakt aan twee pogingen tot doodslag en het medeplegen van vernieling. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar en er is besloten tot de toepassing van het jeugdstrafrecht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel en een jeugddetentie van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. De zaak omvatte drie parketnummers: 03/019870-24, 03/189252-24 en 03/189296-24. De eerste poging tot doodslag vond plaats op 24 juli 2023 in Oostende, België, waar de verdachte met een mes in de borstkas van het slachtoffer stak. De tweede poging tot doodslag vond plaats op 8 december 2023 in Gulpen, waar de verdachte een ander slachtoffer in de rug stak. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 7 tot 8 mei 2024 in Landgraaf samen met anderen meerdere auto’s beschadigd. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen behandeld en gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische gesteldheid van de verdachte, die lijdt aan ernstige ontwikkelingsproblematiek en een persoonlijkheidsstoornis, en heeft geadviseerd om de PIJ-maatregel op te leggen in een gespecialiseerde instelling.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht, jeugdstrafrecht
Parketnummers: 03/019870-24; 03/196481-22 (tul); 03/189252-24 (gev. ttz); 03/189296-24 (gev. ttz)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te Heerlen op [geboortedatum] 2007,
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen :
[adres] ,
thans gedetineerd in [naam 2] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.G. van Ek en mr. S.M.J. Cordewener, advocaten te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 april 2025. De verdachte en zijn raadslieden zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Tevens zijn gehoord de ouders van de verdachte, een vertegenwoordiger van de jeugdreclassering en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
Het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft zich in de zaak met parketnummer 03/019870-24 als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is op de zitting gehoord mr. F.E.L. Teerling.
De slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben zich in de zaak met parketnummer 03/189252-24 als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partijen zijn niet op de zitting verschenen.
De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
03/189296-24:op 24 juli 2023 te Oostende (België) heeft geprobeerd om [slachtoffer] te doden door hem met een mes in de borstkas te steken;
03/019870-24:op 8 december 2023 te Gulpen heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] te doden dan wel heeft geprobeerd hem zwaar te verwonden door hem met een mes in de rug te steken;
03/189252-24:in de periode van 7 mei 2024 tot en met 8 mei 2024 in Landgraaf samen met een of meer anderen opzettelijk een aantal auto’s heeft beschadigd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle feiten bewezen kunnen worden en dat het steekincident in Gulpen een poging tot doodslag is. Over het feit in Landgraaf heeft de officier van justitie opgemerkt dat niet bewezen kan worden dat de vernielingen samen met iemand anders zijn gepleegd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het feit in Oostende. De verdachte heeft ontkend dit feit te hebben gepleegd. Voorts heeft geen van de Belgische getuigen de verdachte herkend op de fotoreeksen. Daarnaast is geen DNA van de verdachte aangetroffen op het inbeslaggenomen trainingsjasje, flesje, briefgeld en nagelvuil.
De verdediging heeft voorts aangevoerd dat het feit in Gulpen bewezen kan worden nu er sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood. Ten aanzien van het feit in Landgraaf heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
De zaak “Oostende” met parketnummer 03/189296-24 [1] :
Op 24 juli 2023 ontving de politie in Oostende (België) een melding dat er op de [straatnaam 1] in Oostende een man hevig lag te bloeden. Dit bleek het slachtoffer [slachtoffer] te zijn. [2]
Verklaring [slachtoffer] :
Op 24 juli 2023 was ik in Oostende. Ik stond op mijn dealer te wachten. Ik wilde 5 gram dope hebben. Bij mij stond ook een bekende van mij te wachten, “ [naam] ” ( [naam 4] ). Ik moest lang wachten. Toen die dealer er eenmaal was, deed hij er wel erg lang over mij mijn dope te geven. Ik ben begonnen met uitvliegen naar hem omdat ik al zolang moest wachten op mijn materiaal. Ik had echt goesting om die gast een dok te geven. [naam] kwam er tussen en zijn hond was er ook. Op een bepaald moment zag ik een mes bij die kerel en ik zag duidelijk dat hij me wou stekken. Op een gegeven moment zag ik hem uithalen met het mes. Ik werd geraakt in mijn arm en werd dan uiteindelijk toch gestoken. Het mes is door mijn long gegaan en ik ben een stuk van mijn milt kwijt. [3]
Uit de medische informatie blijkt dat [slachtoffer] drie niet lethale snijwonden ter hoogte van zijn linker voorarm heeft en een steekwond ter hoogte van de borstkas laag links, die met de nodige kracht is toegebracht. Daarbij is een fractuur van twee ribben veroorzaakt en bloed en lucht tussen de longvliezen en een longkneuzing met belemmering van de ademhaling tot gevolg. Deze steekwonde veroorzaakte daarbij een laceratie van de milt. Letsels waren potentieel lethaal. Een spoedoperatie was noodzakelijk. [4]
Getuige [naam 4] verklaarde:
Op 24 juli 2023 was ik aan het wandelen met mijn hond te Oostende. Ik kwam [slachtoffer] tegen. Hij zei mij dat hij dat gastje ging overvallen, maar daarna zei hij dat hij dat niet ging doen omdat hij toch geld bij had. Ik heb gezien dat hij naar die jonge gast is gegaan en dat er een aantal slagen vielen. [slachtoffer] heeft als eerste geslagen en dat jonge gastje heeft zich verweerd door slagen terug te geven: twee slagen onderlangs en één slag bovenlangs. Dat jonge gastje zag er uit als iemand van 14 à 15 jaar. [5]
Op camerabeelden is te zien dat [slachtoffer] en [naam 4] op 24 juli 2023 om 15:42 uur staan te wachten op de hoek [straatnaam 1] / [straatnaam 2] te Oostende. Om 15:46 uur heeft hij een ontmoeting met de verdachte in de [straatnaam 2] . Om 15:47 uur komt [slachtoffer] aan in de [straatnaam 1] en pakt zijn telefoon. Om 15:48 uur laat hij zich zakken tegen een gevel, ademt zwaar en voelt regelmatig in zijn zij. Op datzelfde moment is op andere camerabeelden een rennende jonge jongen te zien, die duidelijk een mes in zijn rechterhand draagt. De jongen stopt het zilverkleurige mes van ongeveer 20 à 25 centimeter lang weg ter hoogte van zijn rechterzij. Hij draagt een deels lichtblauw trainingsjasje en een zilveren halsketting. Op de stadscamera’s is te zien dat de jongen vervolgens verder wandelt en regelmatig achter zich kijkt. [6]
Een dag na het incident neemt de vader van de verdachte contact op met de politie. Hij verklaart dat hij zich zorgen om zijn zoon maakt, dat zijn zoon er de laatste tijd erg slecht uitzag en vermagerde. Ook had hij een zakje met bruin poeder aangetroffen bij zijn zoon. Volgens vader zou zoon mogelijk iets met drugs doen in Oostende. Eerder die dag is zijn zoon komen aanlopen bij zijn opa en oma. Hij had zich daar omgekleed en oma gevraagd zijn kleding te wassen omdat er bloed aanzat. Ook zou zijn zoon bij opa en oma zijn haren hebben geknipt. Vader zou op Google hebben gezocht en terechtgekomen zijn bij een steekpartij in Oostende. Van die verdachte waren geblurde beelden te zien en vader herkent zijn zoon daarop. [7]
Volgens vader en moeder heeft hun zoon net zo’n jasje als de jongen op de beelden. Zij hebben ook een foto van hun zoon in dit jasje. Dat is een foto van mei 2023. [8]
Vervolgens worden de ongeblurde foto’s opgevraagd. Wijkagent [naam 6] herkent de verdachte op die foto’s. [9] Ook een andere getuige die de beelden heeft gezien herkent de verdachte. [10] Hij verklaart dat hij als jeugdwerker werkt bij [organisatienaam] in Cadier en Keer en dat hij de jongen op de beelden herkent als de verdachte. Hij kent de verdachte omdat die bij hem in de jeugdgroep heeft gezeten. Hij moest vaak achter de verdachte aan rennen als hij wegliep. Hij herkent de verdachte onder andere aan zijn loopje. [11] De getuige geeft verder aan dat als de jeugd wegloopt bij [organisatienaam] , ze vaak naar Oostende gaan om drugs te dealen. Waarschijnlijk heeft de verdachte dezelfde weg gevonden, aldus de getuige. [12]
In 2024 meldt vader dat zijn zoon veel optrok met [naam 7] . [13] De telefoon van deze [naam 7] is in een ander onderzoek in beslag genomen. Op die telefoon zijn tientallen foto’s en filmpjes te vinden waar de verdachte op te zien is. In een filmpje dat is gemaakt op 21 juli 2023 draagt de verdachte een trainingsjasje dat sterk lijkt op het jasje dat de verdachte van de steekpartij in Oostende droeg. In de telefoon bevinden zich ook twee foto’s waar de verdachte op staat: een van 24 juli 2023 om 6:45 uur met krullen (een kapsel sterk gelijkend op het kapsel van de dader van de steekpartij in Oostende) en een foto van 26 juli 2023 waar de krullen zijn afgeknipt. [14]
Op 28 juli 2023 heeft de politie in een ander onderzoek ( [naam 8] ) de telefoon van [naam 9] in beslag genomen. [15] Dit onderzoek was gericht op de vermissing van [naam 9] die op 10 juni 2023 samen met de verdachte was weggelopen bij [organisatienaam] . Na onderzoek aan de inhoud van de teruggevonden berichten in dit toestel en omdat dit toestel in
de politiesystemen in het verleden gekoppeld was aan de verdachte, kan met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid gesteld worden dat dit toestel in gebruik is geweest bij de verdachte. Eenmaal wordt de gebruiker aangesproken met ‘ [verdachte] ’, eenmaal noemt de gebruiker zichzelf [verdachte] .
Uit SMS-gesprekken blijkt dat de gebruiker van het [telefoonnummer] de gebruiker van voornoemd toestel aanstuurt. Deze aansturing omvat het vervoer naar Oostende, het verblijf, de bevoorrading van verdovende middelen en de handel in verdovende middelen. In deze telefoon werd een gesprek aangetroffen waaruit bleek dat de verdachte vrijwel zeker in Oostende was geweest in juni 2023. Tevens werden de GPS-registraties in het toestel onderzocht. Van de 393 aangetroffen GPS-punten kwamen er 337 uit bij Hotel [naam 10] in Oostende. [16] Op de telefoon bevindt zich ook een Snapchat-filmpje van 10 juli 2023 waar de verdachte op te zien is in een Belgische trein naar Leuven. [17] Het voornoemde telefoonnummer ( [telefoonnummer] ) wordt volgens de politie toegeschreven aan ene [naam 11] . [18] Uit de gesprekken volgt dat de gebruiker van het toestel in juni tot en met begin juli 2023 veelvuldig contact heeft met het nummer van [naam 11] De verdenking is dat deze [naam 11] de jongen aanstuurt als drugsrunner. [19]
Ook de telefoon van de verdachte werd in een ander onderzoek in beslag genomen. Hieruit komt naar voren dat de verdachte tot en met begin juli 2023 ook met deze telefoon veelvuldig contact had met het nummer van deze [naam 11] In de telefoon zijn ook berichten te vinden waaruit is af te leiden dat verdachte ergens aan zee als drugsrunner actief was. [20]
Bewijsoverweging
De rechtbank is op grond van vorenstaande bewijsmiddelen van oordeel dat het de verdachte is geweest die op 24 juli 2023 in Oostende met een mes in de borstkas van [slachtoffer] heeft gestoken. Hij wordt immers herkend op de beelden. Bekend is ook dat de verdachte enkele dagen voor het steekincident een soortgelijk jasje als op die beelden droeg. Voorts zijn er concrete aanwijzingen dat de verdachte in Oostende heeft gewerkt als drugsrunner en verklaren [slachtoffer] en [naam 4] dat bij het voorval waarbij [slachtoffer] gewond raakte een jongen betrokken was die dope kwam leveren. Voorts is opvallend dat de verdachte de dag erna zijn krullen heeft afgeknipt. Naar het oordeel van de rechtbank deed hij dit in een poging herkenning te voorkomen.
Uit het strafdossier volgt dat de verdachte met een flink mes in het bovenlichaam van [slachtoffer] heeft gestoken, waardoor een paar ribben zijn gebroken en de milt en long zijn geraakt. De verwondingen waren levensbedreigend.
Door met een mes in de borstkas te steken heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zou kunnen overlijden. Daarom had de verdachte voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot doodslag van [slachtoffer] .
3.3.2
De zaak “Gulpen” met parketnummer 03/019870-24 [21] :
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan:
Op vrijdag 8 december 2023 omstreeks 22:00 uur liep ik met een vriend over de Rijksweg te Gulpen. We waren op weg naar het busstation. Wij hadden daarvoor contact gehad met twee jongens, een jongen van ongeveer 15 jaar oud en een man van Somalische afkomst van ongeveer 22 jaar oud. Op een gegeven moment voelde ik uit het niets een stekende pijn in mijn rug. Ik draaide mij om en zag dat de jongen van ongeveer 15 jaar oud een groot mes in zijn handen had. Het mes betrof een machete van ongeveer 40 centimeter lang (inclusief heft). Ik heb een steekwond in mijn rug, linksboven, net onder het schouderblad ter hoogte van mijn long. De ambulance heeft mij naar het ziekenhuis gebracht. [22] Die jongen met het mes droeg een witte jas. [23]
Uit de medische informatie blijkt dat de snee in de rug van aangever 3 tot 4 centimeter lang was en dat de spier zichtbaar was. Er waren drie hechtingen aangebracht, die na 10 tot 14 dagen verwijderd moesten worden. [24]
Van dit incident zijn camerabeelden afkomstig van verschillende camera’s in de directe omgeving. Op deze camerabeelden is te zien dat persoon 1 en 2 (zijnde aangever en zijn vriend) lopen voor persoon 4 (zijnde de man van Somalische afkomst). Persoon 1, 2 en 4 dragen donkere kleding. Zij steken alle drie de weg over. Iets later steekt persoon 3 de weg over. Persoon 3 draagt lichtkleurige bovenkleding. Als ze alle vier over de Rijksweg lopen, zet persoon 3 zijn capuchon op. Hij loopt steeds dichter in de buurt van persoon 1 en 2. Persoon 3 loopt enkele meters achter hen aan. Tijdens het lopen maakt persoon 3 een slaande beweging in de richting van persoon 1 en 2. [25] Iets later rent de persoon in de lichtkleurige hoodie terug richting de Nieuwstraat met een langwerpig voorwerp in zijn rechterhand. [26]
Twee wijkagenten hebben de persoon op de camerabeelden die in de witte jas die betrokken is bij het steekincident herkend als de verdachte. [27] [28]
Op 18 januari 2024 heeft de verdachte bij de politie verklaard dat hij inderdaad de persoon in het wit is, die te zien is op de camerabeelden van het incident van 8 december 2023 te Gulpen. Hij heeft de jongen met de krullen ter hoogte van het linkerschouderblad met een mes gestoken. [29]
Bewijsoverweging
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte [slachtoffer 1] met een mes in zijn rug heeft gestoken, waardoor deze letsel heeft opgelopen.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of dit steekincident te kwalificeren is als een poging doodslag. De vraag die de rechtbank daartoe dient te beantwoorden is of de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer.
Aangever is net onder het schouderblad, ter hoogte van zijn long geraakt met het mes. Het is een feit van algemene bekendheid dat door het steken van een mes in de rug de aanmerkelijke kans bestaat dat dit de dood van het slachtoffer tot gevolg kan hebben. Door in de rug te steken, waar zich verschillende vitale organen bevinden, kan onmiddellijk levensgevaar of de dood intreden. De verdachte heeft zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou kunnen komen te overlijden.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde poging tot doodslag.
3.3.3
De zaak “Landgraaf” met parketnummer 03/189252-24 [30] :
Op 8 mei 2024 in de ochtend werd melding gedaan van diverse vernielde auto’s in de parkeergarage onder winkelcentrum [naam 18] in Landgraaf. Toen de politie ter plaatse kwam, zag zij een Peugeot (301) Oldtimer met [kenteken 1] die vermoedelijk uit het parkeervak was getrokken. De kofferbak van dit voertuig was opengewrikt. Ook zag de politie dat van verschillende voertuigen de ruiten waren ingeslagen, namelijk een Peugeot met [kenteken 6] , een Renault met [kenteken 3] , een Toyota met [kenteken 4] en een Volkswagen met [kenteken 5] . Naast de Toyota lagen tussen de glassplinters rode druppels bloed op de grond. [31] De Forensische Opsporing heeft de sporen waaronder een bloedspoor veiliggesteld. Op de Peugeot Oldtimer waren op diverse plaatsen stofontnemingen zichtbaar in de vorm van vegen en dactyloscopische sporen. Ter hoogte daarvan is het voertuig bemonsterd op epitheel. [32] Uit het forensisch DNA-onderzoek blijkt dat het aangetroffen bloed van de verdachte is. [33] Op het voertuig met [kenteken 1] is DNA aangetroffen van [medeverdachte] . [34] [medeverdachte] heeft verklaard dat hij [verdachte] kent. [35] Ter zitting heeft de verdachte ook verklaard dat hij [medeverdachte] kent. Van de vernielingen werd aangifte gedaan door [naam 13] [36] , [naam 14] [37] , [naam 15] [38] , [slachtoffer 3] [39] en [naam 16] [40] .
Bewijsoverweging
Op basis van voormelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de aangetroffen DNA-sporen dadersporen zijn en dat de verdachte samen met [medeverdachte] de vernielingen aan de auto’s heeft gepleegd.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
t.a.v. 03-189296-24:
op 24 juli 2023 te Oostende (België) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes in de borstkas van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
t.a.v. 03-019870-24, primair:
op 8 december 2023 te Gulpen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes in de rug van [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
t.a.v. 03-189252-24:
in de periode van 7 mei 2024 tot en met 8 mei 2024 in de gemeente Landgraaf tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk en wederrechtelijk ruiten van verschillende personenauto’s, te weten van een
- Peugeot 2008 ( [kenteken 6] ), toebehorende aan [slachtoffer 2] ,
- Toyota Auris ( [kenteken 4] ), toebehorende aan [slachtoffer 3] ,
- Renault Kangoo ( [kenteken 3] ), toebehorende aan [naam 15] en van een
- Volkswagen Golf ( [kenteken 5] ), toebehorende aan [naam 16] ,
heeft vernield,
en een personenauto Peugeot 301 ( [kenteken 1] , toebehorende aan [naam 13] ,
heeft beschadigd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. 03-189296-24:
poging tot doodslag;
t.a.v. 03-019870-24, primair:
poging tot doodslag;
t.a.v. 03-189252-24:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd
en
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Putatief noodweer
In de zaak Gulpen heeft de verdediging een beroep gedaan op putatief noodweer. Volgens de verdediging was bij de verdachte sprake van een verontschuldigbare dwaling over de noodzaak tot verdediging. Uit het dossier volgt dat er een dreigende sfeer was voorafgaand aan het incident. Aangever en zijn vriend hebben de verdachte bedreigd en hem proberen te beroven. Mede als gevolg van zijn psychische gesteldheid op dat moment ontstond voor de verdachte een noodweersituatie, op grond waarvan hij zich verdedigde.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op (putatief) noodweer faalt, nu de feiten en omstandigheden die de verdachte aan zijn beroep op veronderstelde zelfverdediging ten grondslag heeft gelegd niet aannemelijk zijn geworden.
De rechtbank overweegt daarover het volgende:
Uit het dossier volgt dat er voorafgaande aan het steekincident diverse contacten c.q. ontmoetingen zijn geweest tussen de vier in de beelden omschreven personen. Op de beelden is de vriend van aangever vaker te zien terwijl hij een bivakmuts draagt. Uit het dossier volgt voorts dat deze vriend van aangever de verdachte zijn rugzak toont en zegt dat hij een ‘ijzer’ bij zich had. Daarmee wordt een vuurwapen bedoeld. De verklaring van de verdachte dat hij dit alles als bedreigend heeft ervaren, is invoelbaar. Echter, uit de beelden volgt ook dat daarna de rust lijkt te zijn wedergekeerd. Aangever en zijn vriend lopen rustig weg. Na enkele seconden loopt de verdachte in versnelde pas achter hen aan, doet zijn capuchon op zijn hoofd en maakt een slaande beweging. Op dat moment zijn zowel aangever als zijn vriend met de rug naar de verdachte gekeerd. Op het moment van steken was er geen dreigende situatie. De stelling van de verdediging dat de verdachte in de veronderstelling verkeerde dat er wel sprake was van een noodweersituatie is volstrekt niet aannemelijk gemaakt. Deze vindt ook weerlegging in de verklaring die de verdachte daarover bij de R-C heeft afgelegd, namelijk dat hij achter de jongens aanliep omdat hij het lef had zijn armband terug te vragen, die aangever en zijn vriend eerder van hem zouden hebben afgepakt. De rechtbank verwerpt het beroep op putatief noodweer.
Toerekeningsvatbaarheid
Drs. J. Richards, psycholoog en drs. D.C.W.H. Naus, psychiater, hebben over de geestvermogens van de verdachte op 6 maart 2025 een rapport uitgebracht.
Het rapport houdt – kort en zakelijk weergegeven – het volgende in:
[verdachte] is een jongen met zwakbegaafdheid. Bij hem is sprake van een ernstig psychiatrisch toestandsbeeld. Er speelt forse (neurobiologische) ontwikkelingsproblematiek, waarbij zowel kenmerken van een verstandelijke beperking, ADHD als autisme worden gezien. De combinatie van ontwikkelingsproblematiek en onveilige hechting heeft geleid tot een zeer onstabiele en ernstige persoonlijkheidsstoornis met gewetensproblemen, diffuse angsten, wisselende stemmingen, angst en somberheidsklachten, suïcidepogingen, het horen van stemmen en fluctuerende realiteitstoetsingsproblemen bij spanning en stress en primitieve afweermechanismen tot gevolg. Hoewel hij niet voldoet aan de criteria van een specifieke persoonlijkheidsstoornis, kan inmiddels wel gesproken worden van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met een (low-level) borderline-dynamiek en antisociale trekken. [verdachte] is in de kern een zeer angstige en onzekere jongeman, die een negatief zelfbeeld heeft, weinig grip ervaart op de wereld, waardoor hij wantrouwend in het leven staat en bij spanning, stress, het wegvallen van structuur of middelengebruik snel overprikkeld raakt, tot impulsdoorbraken kan komen en de realiteit uit het oog kan verliezen. Hij heeft een zeer kwetsbare persoonlijkheid. Een schizofrene ontwikkeling kan op dit moment niet worden uitgesloten. Ten aanzien van de normoverschrijdende gedragsstoornis wordt gezien dat dit patroon van normoverschrijding voor het laatst is gezien in juni 2024, waarmee niet langer aan de classificatiecriteria wordt voldaan. Echter, in retrospectief voldeed hij in de periode van de tenlastegelegde feiten wel aan de criteria van een normoverschrijdende gedragsstoornis. Als laatste is er sinds lange tijd sprake van problematisch middelengebruik en wordt derhalve een stoornis in cannabisgebruik vastgesteld.
Het rapport vermeldt als conclusie dat de vastgestelde ernstige ontwikkelingsproblematiek en persoonlijkheidsproblematiek bij [verdachte] chronisch en altijd aanwezig is, waardoor hij in zijn gehele functioneren wordt beperkt. De voornoemde problemen moeten hoe dan ook hebben doorgewerkt ten tijde van het ten laste gelegde. De onderzoekers adviseren om de feiten – indien bewezen – slechts in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt de adviezen van de deskundigen over de mate van toerekeningsvatbaarheid van de verdachte over en maakt deze tot de hare. De rechtbank is op grond daarvan van oordeel dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend.
De verdachte is evenwel strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid volledig uitsluiten.

6.De straf en de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie gaat ervan uit dat de feiten in verminderde mate aan de verdachte zijn toe te rekenen. Mede gelet hierop heeft hij gevorderd aan de verdachte op te leggen een jeugddetentie van 12 maanden met aftrek van voorarrest en daarnaast de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel).
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat de eis van de officier van justitie alleszins redelijk is. De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte gebaat is bij hulp en behandeling en acht de PIJ-maatregel passend. De verdachte heeft verklaard zich te kunnen vinden in oplegging van een PIJ-maatregel. De verdediging heeft benadrukt dat het van belang is dat het advies van de deskundigen wordt gevolgd en dat de verdachte niet langer in een justitiële jeugdinrichting (JJI) verblijft maar zo spoedig mogelijk geplaatst wordt in de [instantie naam] of een soortgelijke instantie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ernst van de feiten
Bewezenverklaard is allereerst het medeplegen van vernieling en beschadiging van een aantal auto’s. Dit zijn hinderlijke feiten die voor veel overlast kunnen zorgen bij de slachtoffers. Veel ernstiger zijn echter de twee bewezenverklaarde pogingen tot doodslag. De verdachte heeft in juli 2023 de 40-jarige [slachtoffer] met een mes in zijn borstkas gestoken en vervolgens in december van datzelfde jaar de 15-jarige [slachtoffer 1] met een mes in zijn rug gestoken. [slachtoffer] was levensgevaarlijk gewond geraak en diende direct geopereerd te worden. Het door het steken veroorzaakte lichamelijke letsel van [slachtoffer 1] is gelukkig beperkt gebleven tot een vleeswond, maar had vele malen ernstiger kunnen zijn.
PIJ-maatregelOver de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de rapportages van de psycholoog en de psychiater. Vanwege complexe, forse psychiatrische problemen kunnen de strafbare feiten niet volledig aan de verdachte worden toegerekend.
De deskundigen zien een hoog risico op toekomstig gewelddadig gedrag. Om dat te verlagen zal de verdachte langdurig moeten worden begeleid binnen een sterk gestructureerde setting. De verdachte zal voor zijn ontwikkeling langdurig afhankelijk van zorg blijven. De deskundigen vinden een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel de enige mogelijkheid die op dit moment het noodzakelijke kader kan bieden. De meest passende plek betreft een instelling zoals GGZE De [instantie naam] , waar procesdiagnostiek kan worden verricht, medicatie blijvend kan worden geëvalueerd en van waaruit kan worden gezocht naar een passende vervolgplek, afhankelijk van hoe het diagnostisch beeld zich in de komende jaren ontwikkelt. Plaatsing binnen een JJI, zelfs op een eventuele LVB-VIC afdeling, past naar de uitdrukkelijke mening van de deskundigen onvoldoende bij de ernstige psychiatrische problematiek. Die kan daar niet worden behandeld en gemonitord.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de rapportage van de Raad voor de kinderbescherming van 15 april 2025. Het rapport van de Raad houdt – kort en zakelijk weergegeven – het volgende in:
Het is van belang dat [verdachte] geplaatst wordt op een stabiele en veilige plek waar hij de noodzakelijke intensieve behandeling en begeleiding krijgt. Alleen dan zal [verdachte] in staat kunnen zijn om langdurige behandeling aan te gaan waarbij het gewenste resultaat en effect kan worden behaald. Dit zal een plek moeten zijn waar [verdachte] 24 uur per dag, zeven dagen per week individuele begeleiding en ondersteuning krijgt en waar expertise bestaat op het gebied van psychiatrie en LVB-problematiek. Als hierin niet wordt voorzien bestaat de verwachting dat [verdachte] nog verder ontregelt, er opnieuw geweldssituaties gaan plaatsvinden, met mogelijk heel ernstige gevolgen voor [verdachte] en anderen. De Raad is het met de deskundigen eens dat dit moet plaatsvinden binnen een PIJ-maatregel. De Raad is het er ook mee eens dat een PIJ-maatregel binnen een JJI niet passend is. [verdachte] verblijft bijna één jaar binnen verschillende JJI's, op verschillende afdelingen en groepen zoals de FOBA en de LVB-VIC. Tot op heden is [verdachte] op geen enkele groep gestabiliseerd en tot rust gekomen vanwege zijn psychiatrische beeld en de vele incidenten en overplaatsingen. Zelfs binnen de LVB-VIC groepen, die speciaal zijn ingericht voor de extra kwetsbare jongeren, lukt het onvoldoende om [verdachte] te stabiliseren.
De Raad adviseert de rechtbank daarom om de PIJ-maatregel op te leggen, waarbij er op korte termijn vanuit een LVB-VIC groep in de JJI wordt toegewerkt naar uitstroom naar een forensische organisatie met expertise op psychiatrie, LVB-problematiek en behandeling en begeleiding op intensieve basis, zoals GGZE De [instantie naam] .
De vertegenwoordiger van de jeugdreclassering heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de casus van [verdachte] heeft voorgelegd aan GGZE De [instantie naam] en dat zij mogelijkheden zien om hem middels een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel te behandelen en te begeleiden. Zij staan open voor een intake met [verdachte] na uitspraak van de rechtbank. Zou GGZE De [instantie naam] na de intake bereid zijn om [verdachte] op te nemen, dan zou dat concreet kunnen betekenen dat [verdachte] met een onvoorwaardelijke PIJ kan starten in een JJI en vanuit daar, met goedkeuring van de directeur van de DJI kan doorstromen naar GGZE De [instantie naam] .
Straf en maatregel
De rechtbank houdt er rekening mee dat bij het bepalen van de strafmaat verschillende belangen een rol spelen. Aan de ene kant moet recht worden gedaan aan de ernst van de feiten en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers, aan de andere kant moet rekening gehouden worden met de persoon van de verdachte en het belang dat de maatschappij heeft bij een afdoening die voorkomt dat de verdachte in de toekomst opnieuw de fout in zal gaan.
De rechtbank is op basis van alle voornoemde adviezen van oordeel dat adequate zorg nodig is om te voorkomen dat de verdachte niet of onvoldoende behandeld terugkeert in de maatschappij. Mede gelet op de inschatting van de deskundigen, de Raad en de jeugdreclassering en hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van de PIJ-maatregel noodzakelijk is vanwege de complexe problematiek die langdurige, intensieve behandeling en begeleiding behoeft en om het recidiverisico in de toekomst naar een aanvaardbaar risico te kunnen terugdringen. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan.
Door het opleggen van de PIJ-maatregel krijgt de verdachte de behandeling die hij nodig heeft. De verdachte heeft dat ook ingezien en is gemotiveerd om mee te werken aan de behandeling.
De rechtbank zal hem daarom een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel opleggen. De rechtbank maakt hierbij gebruik van haar adviseringsbevoegdheid ex artikel 6:1:1 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering om de verdachte op een zo kort mogelijke termijn te plaatsen binnen een forensische organisatie met expertise op psychiatrie én LVB-problematiek, zoals GGZE De [instantie naam] . De rechtbank is namelijk met de deskundigen van oordeel dat de verdachte behandeld moet worden in een professionele structuur en setting passend bij de complexe problematiek van de verdachte.
De PIJ-maatregel wordt – onder andere – opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Dit betekent dat verlenging van de PIJ-maatregel mogelijk is voor zover de PIJ-maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Om de ernst van verdachtes handelen te onderstrepen doet een jeugddetentie van 12 maanden met aftrek van voorarrest naar het oordeel van de rechtbank recht aan de ernst van de feiten, de specifieke omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de psychische gesteldheid van de verdachte en de verminderde toerekeningsvatbaarheid.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert materiële en immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 23.850,00 euro voor het feit in de zaak met parketnummer 03/019870-24. Deze vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:
kleding: € 200,00 euro;
studievertraging: € 17.650,00 euro;
immateriële schade: € 6.000,00 euro.
De benadeelde heeft verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat de schadepost
kledingvan € 200,00 euro voor toewijzing in aanmerking komt. De schadepost
studievertragingzou volgens hem niet-ontvankelijk verklaard moeten worden, omdat het causaal verband tussen de studievertraging en de schadeveroorzakende gebeurtenis onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie de gedeeltelijke toewijzing gevorderd, omdat het psychisch letsel slechts zeer summier is onderbouwd.
De verdediging heeft verzocht om de schadepost
kledingte matigen en de schadepost
studievertragingniet-ontvankelijk te verklaren. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de reclasseringswerker geen psycholoog is, dat uit het dossier volgt dat bij de benadeelde partij ten tijde van het incident veel meer aan de hand was en dat de vordering op dit punt onvoldoende is onderbouwd. De reden voor de studievertraging is volgens hem niet duidelijk. Met betrekking tot de
immateriële schadebrengt de raadsman naar voren dat de jurisprudentie waarnaar wordt verwezen niet vergelijkbaar is met de onderhavige situatie en dat de benadeelde partij eigen schuld heeft aan het incident. Deze schadepost zou volgens de verdediging gematigd moeten worden.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde poging tot doodslag. Met betrekking tot de gevorderde schade overweegt zij het volgende.
Kleding
Op grond van de onderbouwing van de schadepost
kledingin de begeleidende brief bij het voegingsformulier, acht de rechtbank die schade aannemelijk. Het gevorderde bedrag van € 200,00 euro zal worden toegewezen.
Studievertraging
Ten aanzien van de schadepost
studievertragingis de rechtbank van oordeel dat zij op basis van hetgeen is aangevoerd niet kan vaststellen of de studievertraging een direct gevolg is van het bewezenverklaarde feit c.q. dat deze enkel door het bewezenverklaarde feit is veroorzaakt. Voorts is het bestaan van psychisch letsel op dit moment te summier onderbouwd. Nadere onderbouwing acht de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding. De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor dit deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk.
Immateriële schade
Ten aanzien van de
immateriële schadeoverweegt de rechtbank als volgt. Ingevolge artikel 6:106 aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek, kan een benadeelde partij recht hebben op schadevergoeding indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Op grond van het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. Door het handelen van de verdachte heeft de benadeelde partij letsel aan zijn rug opgelopen. De rechtbank neemt ook aan dat er bij [slachtoffer 1] sprake was van psychisch onbehagen, pijn en gevoelens van angst. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde immateriële schadevergoeding onder het bereik van voornoemd artikel valt. De rechtbank zal naar maatstaven van billijkheid een bedrag van € 1.000,00 euro toewijzen. Voor het overige zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het toe te wijzen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2023. De rechtbank ziet verder aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) op te leggen.
7.2
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert materiële schadevergoeding tot een bedrag van € 150,00 euro ter zake van het feit in de zaak met parketnummer 03/189252-24. De benadeelde heeft verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering.
De verdediging heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank overweegt dat voldoende is gebleken dat aan de benadeelde partij rechtstreekse schade is toegebracht als gevolg van de bewezenverklaarde vernieling van zijn autoruit in de nacht van 7 op 8 mei 2024. Op grond van het voegingsformulier en de aanvullende informatie van de benadeelde van 15 juli 2024, is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde schade heeft opgelopen die voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 150,00 euro eigen risico toewijzen met vermeerdering van de wettelijke rente vanaf 8 mei 2024 tot de dag der algehele voldoening.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f Sr opleggen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door de mededader is betaald, en andersom.
Ten slotte zal de rechtbank de verdachte veroordelen in de kosten, door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
7.3
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert materiële schadevergoeding tot een bedrag van € 75,00 euro ter zake van het feit in de zaak met parketnummer 03/189252-24. De benadeelde heeft verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering.
De vordering is door de verdediging niet weersproken.
De rechtbank is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden aan zijn voertuig. De rechtbank zal het gevorderde – en niet bestreden – bedrag van € 75,00 euro eigen risico toewijzen met vermeerdering van de wettelijke rente te rekenen vanaf 8 mei 2024 tot de dag der algehele voldoening.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f Sr opleggen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door de mededader is betaald, en andersom.
Ten slotte zal de rechtbank de verdachte veroordelen in de kosten, door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

8.De vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 28 februari 2023 is de verdachte door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Limburg onder meer onherroepelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden met een proeftijd van twee jaren.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, gelet op zijn vordering om aan de verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op de terechtzitting verenigd met het standpunt van de officier van justitie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van deze voorwaardelijke straf schuldig heeft gemaakt aan drie nieuwe strafbare feiten en dat hij daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. In beginsel is de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke straf dan ook op zijn plaats. Gelet op het karakter van de PIJ-maatregel die in de onderhavige strafzaak wordt opgelegd, acht de rechtbank het echter niet opportuun om de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen. De rechtbank zal de vordering dan ook afwijzen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77s, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
Maatregel
- legt aan de verdachte op de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;

Advies omtrent de tenuitvoerlegging

-
adviseertdat er op een zo kort mogelijke termijn vanuit een LVB-VIC groep in de JJI wordt toegewerkt naar uitstroom naar een forensische organisatie met expertise op psychiatrie én LVB-problematiek, zoals GGZE De [instantie naam] ;
Benadeelde partij [slachtoffer 1] en de schadevergoedingsmaatregel
  • wijstde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ten aanzien van het primaire feit in de zaak met parketnummer 03/019870-24
    gedeeltelijk toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van
    € 1.200,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
    8 december 2023tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot
  • verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;

Benadeelde partij [slachtoffer 2] en de schadevergoedingsmaatregel

  • wijstde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ten aanzien van het feit in de zaak met parketnummer 03/189252-24
    toeen veroordeelt de verdachte
    hoofdelijktot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van
    € 150,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
    8 mei 2024tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot
  • bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader aan een van beide beetalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt;

Benadeelde partij [slachtoffer 3] en de schadevergoedingsmaatregel

  • wijstde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ten aanzien van het feit in de zaak met parketnummer 03/189252-24
    toeen veroordeelt de verdachte
    hoofdelijktot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 3] , van een bedrag van
    € 75,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
    8 mei 2024tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot
  • bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt;

Vordering tenuitvoerlegging

-
wijst afde vordering met parketnummer 03/196481-22 van de officier van justitie van 5 maart 2025.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. L. Feuth en
mr. K. Mestrom, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. F.E.M. Bongers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 mei 2025.
BIJLAGE:
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
t.a.v. 03-189296-24:
hij op of omstreeks 24 juli 2023 te Oostende (België) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, met een mes in de borstkas, althans in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
t.a.v. 03-019870-24, primair:
hij op of omstreeks 8 december 2023 te Gulpen, in de gemeente Gulpen-Wittem
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 december 2023 te Gulpen, in de gemeente Gulpen-Wittem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
t.a.v. 03-189252-24:
hij in of omstreeks de periode van 7 mei 2024 tot en met 8 mei 2024 in de gemeente Landgraaf tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, telkens opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ruiten van verschillende personenauto’s, te weten
- Peugeot 2008 ( [kenteken 6] ),
- Toyota Auris ( [kenteken 4] ),
- Renault Kangoo ( [kenteken 3] ), en/of
- Volkswagen Golf ( [kenteken 5] ),
en/of een personenauto Peugeot 301 ( [kenteken 1] ,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [naam 15] , [naam 13] en/of [naam 16] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Districtsrecherche Zuid-West-Limburg, onderzoek HEMELBOOM, onderzoeksnummer LB3R024042, gesloten op 21 januari 2025, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1008.
2.Proces-verbaal met nummer BG.30.L6.010748/2023 van 24 juli 2023, p. 61 en 62.
3.Proces-verbaal eerste verhoor tijdens arrestatietermijn [slachtoffer] van 23 augustus 2023, p. 184, 186 en 188.
4.Geneeskundig verslag van 29 juli 2023, p. 215 en 217.
5.Proces-verbaal eerste verhoor tijdens arrestatietermijn [naam 4] van 25 juli 2023, p. 245 en 246.
6.Navolgend PV Beschrijving camerabeelden van 10 augustus 2023, p. 103 en 106 tot en met 109.
7.Proces-verbaal van bevindingen van 25 juli 2023, p. 466 en 467.
8.Proces-verbaal van bevindingen van 7 juni 2024, p. 474 en 475.
9.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar van 15 december 2023, p. 114 en 115.
10.Navolgend PV Reacties op uitzending FAROEK en OPSPORING VERZOCHT inzake de minderjarige [verdachte] van 11 mei 2024, p. 368 en 369.
11.Proces-verbaal van bevindingen herkenning verdachte getoonde beelden Oostende van 7 juni 2024, p. 512 en 513.
12.Navolgend PV Reacties op uitzending FAROEK en OPSPORING VERZOCHT inzake de minderjarige [verdachte] van 11 mei 2024, p. 375.
13.Proces-verbaal van bevindingen van 22 november 2024, p. 573.
14.Proces-verbaal van bevindingen van 22 augustus 2024, p. 575, 578 en 579.
15.Proces-verbaal van bevindingen van 10 augustus 2023, p. 516.
16.Proces-verbaal van bevindingen van 10 augustus 2023, p. 517-539.
17.Proces-verbaal van bevindingen van 10 juni 2024, p. 569-572.
18.Proces-verbaal van bevindingen van 17 juni 2024, p. 548.
19.Proces-verbaal van bevindingen van 10 juni 2024, p. 569-572.
20.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek mobiele telefoons [naam 9] en [verdachte] op signalen mensenhandel van 17 juni 2024, p. 547-568
21.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Maastricht, Basisteam Heuvelland, proces-verbaalnummer PL2300-2023194696, gesloten op 4 februari 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 194.
22.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] van 9 december 2023, p. 50 en 51.
23.Proces-verbaal aanvullend verhoor van aangever van 15 december 2023, p. 56.
24.Proces-verbaal van bevindingen van 19 december 2023, p. 64 en 65.
25.Proces-verbaal van bevindingen van 6 januari 2024, p. 188 en 189.
26.Proces-verbaal van bevindingen van 14 december 2023, p. 184.
27.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar van 15 december 2023, p. 114.
28.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar van 13 december 2023, p. 119.
29.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte van 18 januari 2024, p. 39 en 40.
30.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2024074553, gesloten op 7 juni 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 124.
31.Proces-verbaal van bevindingen van 23 mei 2024, p. 9 en 10.
32.Proces-verbaal forensisch onderzoek voertuigen van 9 mei 2024, p. 104 en 105.
33.Rapport TMFI van 15 mei 2024, p. 75.
34.Rapport TMFI van 15 mei 2024, p. 75.
35.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [medeverdachte] van 22 mei 2024, p. 46.
36.Proces-verbaal aangifte [naam 13] van 15 mei 2024, p. 23.
37.Proces-verbaal aangifte [naam 14] van 14 mei 2024, p. 14.
38.Proces-verbaal aangifte [naam 15] van 14 mei 2024, p. 19.
39.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3] van 14 mei 2024, p. 17.
40.Proces-verbaal aangifte [naam 16] van 14 mei 2024, p. 21.