ECLI:NL:RBLIM:2025:4614

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
03.294015.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van oplichting en afpersing in Venlo

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Limburg op 9 mei 2025 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van oplichting en afpersing. De verdachte is integraal vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte het oogmerk had om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen. De samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte was niet voldoende nauwe en bewust om te spreken van medeplegen. De benadeelde partij, die zich had gevoegd in het strafproces, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte van de feiten werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 25 april 2025, waarbij de verdachte en zijn raadsvrouw aanwezig waren, evenals de officier van justitie en getuigen. De rechtbank heeft de bewijsvoering en de verklaringen van de betrokkenen zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht, jeugdstrafrecht
Parketnummer : 03.294015.23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortedatum en plaats] 2007,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J. Engels, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 april 2025. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Tevens zijn gehoord de moeder van de verdachte en een vertegenwoordiger van de jeugdreclassering.
Het slachtoffer [naam slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij is niet in persoon op zitting verschenen. Namens de benadeelde partij is op de zitting gehoord mr. C.C. Haanappel. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:op 18 september 2023 in de gemeente Venlo samen met (een) ander(en) [naam slachtoffer 1] heeft opgelicht (primair) dan wel [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen om een geldbedrag van in totaal € 450,- af te geven (subsidiair);
Feit 2:in de periode van 18 september 2023 tot en met 22 september 2023 in de gemeente Venlo samen met (een) ander(en) [naam slachtoffer 1] heeft afgeperst (primair) dan wel [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen om een geldbedrag van in totaal € 3.400,- af te geven (subsidiair).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 primair en feit 2 primair wettig en overtuigend bewezen. De aangifte van [naam slachtoffer 1] kan als betrouwbaar worden aangemerkt. In combinatie met de gedeeltelijke bekentenis van de medeverdachte [naam medeverdachte] , het feit dat de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] over een (nep)vuurwapen konden beschikken en het feit dat in de zaak van de medeverdachte met betrekking tot het slachtoffer [naam slachtoffer 2] melding wordt gemaakt van bedreiging met een vuurwapen door de medeverdachte, is er voldoende bewijs voor de gebeurtenissen zoals genoemd in de aangifte. Ook is er sprake van medeplegen. Ten aanzien van feit 2 primair heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat de verdachte en de medeverdachte op meerdere momenten samen zijn geweest. Nu de verdachte op twee bepalende momenten dreigementen heeft geuit, is zijn rol te kwalificeren als die van medepleger. Van een aantal onderdelen in de tenlastelegging heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd omdat de betreffende uitspraken strafrechtelijk geen bedreiging inhouden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van feit 1 en feit 2. De bijdrage van de verdachte is gebaseerd op één bron en volgt niet uit andere bewijsmiddelen. Er was geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte waaraan de verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd. De enkele aanwezigheid en het zich niet distantiëren op enkele momenten kan niet leiden tot het oordeel dat sprake is van een substantiële bijdrage aan de feiten. Ten aanzien van feit 1 primair in het bijzonder heeft zij aangevoerd dat er geen oogmerk bij de verdachte aanwezig is geweest om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen. Er was sprake van een loutere aanwezigheid zonder actieve deelname of betrokkenheid bij de oplichtings- en of geweldhandelingen. Ten aanzien van feit 2 in het bijzonder heeft zij aangevoerd dat het voorwaardelijk opzet op het dwingen ontbrak.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 primair
Onder feit 1 primair is aan de verdachte het medeplegen van oplichting tenlastegelegd. Voor een bewezenverklaring dient de verdachte het oogmerk te hebben gehad om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door gebruikmaking van een van de in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht genoemde oplichtingsmiddelen.
Uit het dossier volgt dat de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] op 18 september 2023 samen naar aangever [naam slachtoffer 1] zijn gelopen en dat de verdachte tegen aangever heeft gezegd dat zijn broer nog geld schuldig was. Hierna heeft aangever eenmaal € 400,- en eenmaal € 50,- aan de medeverdachte overhandigd. De verdachte heeft hierover verklaard dat hij in de veronderstelling was dat de broer van aangever geld schuldig was aan de medeverdachte, omdat de medeverdachte dat aan hem had verteld. Hij heeft aldus namens de medeverdachte tegen aangever gezegd dat de broer van aangever schulden had. De verdachte hoorde pas later dat het verhaal over de broer van aangever niet waar was.
De verdachte was bij aanvang van de oplichting op 18 september 2023 aanwezig en ging mee in de leugen van de medeverdachte over de schuld van de broer van aangever. Niet is vast komen te staan dat de verdachte deze leugen samen met de medeverdachte had verzonnen of zelfs maar wist dat het om een leugen ging. Hij was op 18 september 2023 aanwezig bij de overhandiging van de 50 euro en mogelijk ook bij de 400 euro door aangever aan de medeverdachte, maar er zijn geen aanwijzingen dat hij zelf iets van dat geld heeft gekregen. Aldus kan niet worden vastgesteld dat de verdachte het oogmerk had om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen en kan het tenlastegelegde medeplegen van oplichting niet worden bewezen. De verdachte zal daarom van feit 1 primair worden vrijgesproken.
Vrijspraak feit 1 subsidiair
Onder feit 1 subsidiair is aan de verdachte het medeplegen van het dwingen om een geldbedrag af te geven tenlastegelegd.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Zoals hiervoor vermeld volgt uit het dossier dat de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] op 18 september 2023 aangever [naam slachtoffer 1] hebben benaderd en de verdachte tegen aangever heeft gezegd dat zijn broer nog geld schuldig was. Aangever heeft verklaard dat de medeverdachte heeft gezegd dat als aangever contant geld zou hebben het sneller zou gaan en dat hij naar huis moest gaan om het geld op te halen, waarna aangever de thuis opgehaalde € 400,- aan de medeverdachte heeft overhandigd. Volgens aangever stond de verdachte tijdens het overhandigen van het geld erbij. De verdachte ontkent dit. Vervolgens is er contact geweest tussen aangever en de medeverdachte via Snapchat en moest aangever van de medeverdachte later die dag naar basisschool Natuurlijk komen en zag hij dat de verdachte en de medeverdachte daar op een bankje zaten. De medeverdachte heeft toen tegen aangever gezegd dat hij naar winkels moest gaan om meerdere keren € 50,- te pinnen. Aangever durfde geen nee te zeggen en is samen met de verdachte en de medeverdachte naar de Jumbo gelopen. Daar heeft aangever € 50,- gepind en aan de medeverdachte gegeven, waar de verdachte bij aanwezig was.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Ook als de rechtbank uitgaat van de verklaring van aangever, kan zij slechts vaststellen dat de verdachte bij het overhandigen van het geld aanwezig is geweest. Niet is gebleken dat hij druk heeft uitgeoefend op aangever waardoor deze het geld af heeft gegeven aan de medeverdachte of dat hij zelf geld heeft ontvangen. Ook is niet gebleken van een grotere rol van de verdachte vóór of ná het strafbare feit.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte niet is komen vast te staan. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van de verdachte aan het onder 1 subsidiair tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht. Daarom zal de verdachte worden vrijgesproken van feit 1 subsidiair.
Vrijspraak feit 2 primair en subsidiair
Onder feit 2 primair en subsidiair is aan de verdachte het medeplegen van afpersing en het medeplegen van het dwingen om een geldbedrag af te geven tenlastegelegd.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Nadat aangever € 50,- aan de medeverdachte had overhandigd, zoals hiervoor is vastgesteld, zei de medeverdachte tegen aangever dat hij geld naar mensen moest sturen die een pinpas hadden zodat die mensen het geld konden pinnen. Aangever moest van de medeverdachte mensen bellen en aangever heeft toen met zijn vriend [naam 1] gebeld. Deze vriend moest het geld dat aangever zou overmaken pinnen. Daarbij werd [naam 1] telefonisch bedreigd door de medeverdachte, maar zou hij ook bedreigd zijn door de verdachte. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat die uitlating als grapje was bedoeld en dat hij [naam 1] goed kent. Vervolgens is aangever met de medeverdachte en [naam 2] naar [naam locatie] gegaan alwaar de medeverdachte het geld met de bankpas van [naam 1] heeft gepind. Daar was de verdachte niet meer bij, omdat hij daarvoor al naar huis was gegaan, zoals ook door aangever is verklaard.
Op 20 september 2023 heeft aangever een bericht gestuurd naar de medeverdachte dat hij geen geld meer zou gaan geven. Toen heeft de medeverdachte een bericht teruggestuurd dat aangever naar buiten moest komen. Zij hadden afgesproken in een steegje bij de Jumbo Benders in de buurt. De medeverdachte was boos en zei tegen aangever dat hij wist waar hij en zijn moeder woonden en waar zijn zusje naar school ging. Vervolgens verscheen de verdachte, die volgens aangever heel rustig was. De verdachte zou hebben gezegd dat hij het pistool wilde meenemen maar dat hij dit niet had gedaan omdat hij dacht dat het niet nodig zou zijn. De verdachte had gezegd dat aangever geld moest pinnen en dat het dan klaar zou zijn. De verdachte heeft de uitlating wat betreft het pistool ter terechtzitting ontkend.
Aangever heeft de medeverdachte ook op andere momenten in de tenlastegelegde periode ontmoet en geld aan hem overhandigd, maar uit het dossier is gebleken dat de verdachte daar geen enkele keer bij aanwezig is geweest en op geen enkel moment geld heeft ontvangen of anderszins in de buit heeft meegedeeld.
Voor het juridisch kader met betrekking tot het medeplegen verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hierover heeft overwogen ten aanzien van feit 1 subsidiair.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte alleen op 18 september 2023 en 20 september 2023 samen is geweest met de medeverdachte en aangever. Niet is gebleken dat de verdachte in de tenlastegelegde periode geld heeft ontvangen van aangever of van de medeverdachte. Met betrekking tot de uitlatingen van de verdachte richting [naam 1] is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende vast is komen te staan dat die uitlatingen een rol hebben gespeeld bij het afgeven van geld door aangever aan de medeverdachte. Ook verder biedt het dossier geen bewijs dat de verdachte een zodanige rol heeft gespeeld in de periode tot en met 22 september 2023 dat gesproken kan worden van een gezamenlijke uitvoering.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte niet is komen vast te staan. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering, de verdachte heeft niet meegedeeld in de buit en de bijdrage van de verdachte aan het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht. Uit het dossier is onvoldoende gebleken dat de handelingen van de verdachte een dusdanige rol hebben gespeeld dat aangever (mede daardoor) het geld heeft afgegeven aan de medeverdachte. Daarom zal de verdachte worden vrijgesproken van feit 2 primair en subsidiair.

4.De benadeelde partij

4.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [naam slachtoffer 1] heeft met betrekking tot feit 1 en feit 2 een schadevergoeding gevorderd van € 4.093,91 ter zake van materiële schade en € 7.500,00 ter zake van immateriële schade. Tevens heeft [naam slachtoffer 1] verzocht het schadebedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade en verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Omdat de verdachte van het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken, zal de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder 1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten;
Benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Bastiaans, voorzitter, mr. L. Feuth en mr. J. van Berchum, rechters, van wie mrs. L. Bastiaans en L. Feuth kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C.G. Taranto, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 mei 2025.
Buiten staat
Mr. J. van Berchum is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 18 september 2023 in de gemeente Venlo, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een (of meer) geldbedrag(en) (van in totaal 450 euro), in elk geval enig geldbedrag, door zich voor te doen als (bonafide) schuldeiser(s) van de broer van die [naam slachtoffer 1] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 september 2023 in de gemeente Venlo, meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [naam slachtoffer 1] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het pinnen en afgeven van een (of meer) geldbedrag(en) (van in totaal 450 euro),
door tegen die [naam slachtoffer 1] - zakelijk weergegeven - te zeggen dat:
- de broer van die [naam slachtoffer 1] hem/hen, verdachte(n), nog geld schuldig was, en/of
- die [naam slachtoffer 1] hem/hen, verdachte(n), geld moest geven en/of (daartoe) (bij een of meer winkels) geld moest pinnen en/of aan andere mensen moest vragen om hem een betaalverzoek ("tikkie") te sturen zodat hij dit geld (door tussenkomst van die andere mensen) kon pinnen, en/of
- dat het sneller zou gaan als die [naam slachtoffer 1] contant geld zou hebben,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2
hij in of omstreeks de periode van 18 september 2023 tot en met 22 september 2023 in de gemeente Venlo meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een (of meer) geldbedrag(en) (van in totaal 3.400 euro) dat/die geheel of ten dele aan die [naam slachtoffer 1] en/of een derde, in ieder geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), toebehoorde(n),
door tegen die [naam slachtoffer 1] - zakelijk weergegeven - te zeggen dat:
- de broer van die [naam slachtoffer 1] hem/hen, verdachte(n), nog geld schuldig was, en/of
- die [naam slachtoffer 1] hem/hen, verdachte(n), geld moest geven en/of (daartoe) (bij een of meer winkels) geld moest pinnen en/of aan andere mensen moest vragen om hem een betaalverzoek ("tikkie") te sturen zodat hij dit geld (door tussenkomst van die andere mensen) kon pinnen, en/of
- hij/zij, verdachte(en), wist(en) waar die [naam slachtoffer 1] en/of diens moeder woonde(n) en/of waar het zusje van die [naam slachtoffer 1] naar school ging, en/of
- hij/zij, verdachte(n), het pistool had(den) willen meenemen maar dat hij/zij dit niet had(den) gedaan omdat hij/zij dacht(en) dat het niet nodig zou zijn,
althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
door tegen een derde - zakelijk weergegeven - (duidelijk hoorbaar voor die [naam slachtoffer 1] ) te zeggen dat:
- die derde zou worden doodgeschoten en/of
- dat het huis van die derde zou worden opgeblazen,
althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
door (daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [naam slachtoffer 1] te tonen en/of te dragen op een manier dat dit voor die [naam slachtoffer 1] zichtbaar was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 18 september 2023 tot en met 22 september 2023 in de gemeente Venlo meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [naam slachtoffer 1] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het pinnen en afgeven van een (of meer) geldbedrag(en) (van in totaal 3.400 euro),
door tegen die [naam slachtoffer 1] - zakelijk weergegeven - te zeggen dat:
- de broer van die [naam slachtoffer 1] hem/hen, verdachte(n), nog geld schuldig was, en/of
- die [naam slachtoffer 1] hem/hen, verdachte(n), geld moest geven en/of (daartoe) (bij een of meer winkels) geld moest pinnen en/of aan andere mensen moest vragen om hem een betaalverzoek ("tikkie") te sturen zodat hij dit geld (door tussenkomst van die andere mensen) kon pinnen, en/of
- hij/zij, verdachte(en), wist(en) waar die [naam slachtoffer 1] en/of diens moeder woonde(n) en/of waar het zusje van die [naam slachtoffer 1] naar school ging, en/of
- hij/zij, verdachte(n), het pistool had(den) willen meenemen maar dat hij/zij dit niet had(den) gedaan omdat hij/zij dacht(en) dat het niet nodig zou zijn,
althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
door tegen een derde - zakelijk weergegeven - (duidelijk hoorbaar voor die [naam slachtoffer 1] ) te zeggen dat:
- die derde zou worden doodgeschoten en/of
- dat het huis van die derde zou worden opgeblazen,
althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
door (daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [naam slachtoffer 1] te tonen en/of te dragen op een manier dat dit voor die [naam slachtoffer 1] zichtbaar was.
.