ECLI:NL:RBLIM:2025:4548

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
C/03/334073 HA ZA 24-381
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aannemingsovereenkomst en tekortkomingen in de uitvoering van bouwwerkzaamheden

In deze zaak heeft een particulier, [eiser], een aannemingsovereenkomst gesloten met een kleine aannemer, [gedaagde], voor de bouw van een vrijstaande woning. [eiser] stelt dat [gedaagde] ondeugdelijk werk heeft geleverd en vordert schadevergoeding. In reconventie vordert [gedaagde] betaling voor meerwerk. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] tekort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomst, met name door het gebruik van onjuiste materialen en het niet aanbrengen van noodzakelijke elementen zoals de Isobouw bekisting. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiser] grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele onderdelen waar onvoldoende bewijs voor was. De zaak is aangehouden voor bewijslevering door [eiser] over de onjuiste maatvoering van de fundering. De rechtbank heeft de vordering in reconventie van [gedaagde] afgewezen, omdat de factuur betrekking had op ondeugdelijk werk.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/03/334073 / HA ZA 24-381
Vonnis van 14 mei 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaatsnaam X] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. D. Coskun,
tegen
[aannemer] , h.o.d.n. [bedrijfsnaam],
te [plaatsnaam Y] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. S.P.J. Oudenhoven.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 31 juli 2024 met 27 producties;
- de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie van 13 november 2024 met 9 producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de brief van 26 februari 2025 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de mondelinge behandeling van 18 maart 2025, waaraan mr. Coskun via videoverbinding heeft deelgenomen en waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van een perceel grond gelegen te [plaatsnaam X] aan [adres] . Op dit perceel heeft hij een vrijstaande nieuwbouw woning gerealiseerd. Hij heeft daartoe zelf met verschillende aannemers gecontracteerd, waaronder [gedaagde] . Op het naastgelegen perceel heeft zijn buurman [buurman] (verder te noemen; “ [buurman] ”) een vrijwel identieke woning gerealiseerd. [eiser] en [buurman] hebben een deel van de werkzaamheden door dezelfde aannemers laten verrichten. Zo hebben zij beiden [gedaagde] gecontracteerd om het bouwvlak te laten uitgraven en een fundering te realiseren. Ook hebben zij beiden de firma Multicomfort gecontracteerd om de prefab woning op de fundering te plaatsen.
2.2.
Partijen zijn op 11 april 2022 een overeenkomst [1] met elkaar aangegaan die inhield dat [gedaagde] voor een bedrag van € 34.539,88 inclusief BTW het bouwvlak zou afgraven en daarna een fundering zou realiseren. In de overeenkomst is opgenomen dat de tekening van [architect] leidend zal zijn en dat de algemene voorwaarden van [gedaagde] van toepassing zijn. Op de offerte [2] die aan de overeenkomst vooraf is gegaan, is te zien waaruit de werkzaamheden van [gedaagde] precies zouden bestaan. Omdat de offerte een gezamenlijke offerte is met [buurman] , staat op de offerte het dubbele bedrag.
2.3.
Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden is er meerwerk overeengekomen voor het aanbrengen van een infiltratiesysteem, inclusief het graven van de benodigde sleuven, en het aanbrengen van de hemelwaterafvoer (HWA) en riolering conform tekening.
2.4.
[gedaagde] heeft [eiser] meerdere facturen gestuurd. In totaal betaalde [eiser] een bedrag van € 65.775,92 aan [gedaagde] . Alleen de factuur van [gedaagde] met kenmerk [kenmerknummer] ad € 8.136,00 [3] is onbetaald gebleven.
2.5.
[gedaagde] heeft voor de fundering gebruik gemaakt van een houten bekisting in plaats van de in de offerte opgenomen Isobouw geïsoleerde bekisting met vorstrand. De fundering is over de bekisting gestort waarbij de houten bekisting en betonresten niet door [gedaagde] zijn verwijderd.
2.6.
Op de plek waar de garage zou worden gebouwd en ter plaatse van de achtergevel bleek de prefab woning en de garage niet op de fundering te passen [4] .
2.7.
Om dit probleem op te lossen heeft [gedaagde] een extra strook fundering aangestort. Hiervoor heeft hij [eiser] de bovengenoemde factuur [5] gestuurd van € 8.136,20 die [eiser] onbetaald heeft gelaten.
2.8.
Op 6 april 2023 heeft de toezichthouder van de gemeente [plaatsnaam X] , [toezichthouder] , het bouwperceel bezocht. [toezichthouder] heeft dezelfde dag een e-mailbericht [6] aan [eiser] gestuurd waarin hij aangaf te hebben gezien dat er stroken waren aangestort, waarmee is afgeweken van de omgevingsvergunning. [toezichthouder] vroeg duidelijkheid aan [eiser] over de wijze waarop de strookfundering door [gedaagde] is uitgevoerd.
2.9.
Na telefonisch overleg tussen [gedaagde] en [toezichthouder] waarbij [gedaagde] medegedeeld heeft dat de stroken niet in gewapend beton zijn uitgevoerd, heeft [toezichthouder] bij e-mail bericht van 19 april 2023 [7] [eiser] verzocht een berekening van de constructeur te overleggen waaruit volgt dat de aanwezige constructie voldoet.
2.10.
[eiser] heeft vervolgens de constructeur, [constructeur] , opdracht gegeven deze berekening van de fundering uit te voeren. Na berekening concludeerde [constructeur] dat de fundering ter plaatse van de achtergevel “te kort was” op de plekken die hij op een bouwtekening met X heeft aangegeven en dat er daar extra beton moest worden aangestort. Dat moest gewapend beton zijn dat met boorankers aan de bestaande fundering zou worden gekoppeld. Het ongewapend beton dat al bij de woning was gestort (waarmee hij doelt op de extra stroken) moest worden vervangen omdat het niet sterk genoeg was. [constructeur] heeft [eiser] hiervan bij e-mailbericht van 25 april 2023 op de hoogte gesteld [8] .
2.11.
Bij brief van 1 juni 2023 heeft (de rechtsbijstandsverzekeraar van [9] ) [eiser] zich op het standpunt gesteld dat [gedaagde] gebrekkig en ondeugdelijk werk heeft geleverd. [gedaagde] werd verzocht de in die brief vermelde gebreken binnen vier weken te herstellen en om binnen twee weken na 1 juni 2023 te laten weten of [gedaagde] bereid was herstel uit te voeren. Daarnaast heeft [eiser] [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade die hij lijdt door de in de brief genoemde gebreken. [eiser] heeft zich verder op het standpunt gesteld dat hij de factuur van € 8.136,20 niet aan [gedaagde] verschuldigd is omdat de gefactureerde werkzaamheden zien op herstel van een aan [gedaagde] toe te rekenen gebrek. [gedaagde] heeft niet op die brief gereageerd en is niet tot herstel overgegaan.
2.12.
Bij het uitblijven van een reactie van [gedaagde] heeft (de rechtsbijstandsverzekeraar van) [eiser] op 23 juni 2023 een rappelbrief verzonden, waar eveneens door [gedaagde] niet op werd gereageerd. [10]
2.13.
Op 29 juni 2023 heeft [bouwkundig woninginspecteur] , bouwkundig woninginspecteur (verder te noemen: “ [bouwkundig woninginspecteur] ”), in opdracht van [eiser] een inspectie uitgevoerd. In zijn rapport van 19 juli 2023 [11] heeft [bouwkundig woninginspecteur] zijn schouwresultaten (bevindingen) vermeld en [eiser] geadviseerd over de te verrichten werkzaamheden. De kosten van die werkzaamheden raamde hij op € 40.086,30 inclusief BTW.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] vordert - samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
(1) voor recht verklaart dat [gedaagde] tekortgeschoten is in de overeenkomst van aanneming en aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden schade,
(2) [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 53.586,39 aan hoofdsom te vermeerderen met wettelijke rente en € 544,50 aan expertisekosten en € 1.586,15 aan buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] zijn verbintenis uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst niet of niet deugdelijk is nagekomen, dat [gedaagde] na eerdere ingebrekestellingen van 1 en 23 juni 2023 per dag van dagvaarding in verzuim is geraakt en vanaf dat moment de vordering tot nakoming omgezet is in een vordering tot vervangende schadevergoeding.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] betwist dat hij is tekortgeschoten in de nakoming van de uit de overeenkomst voortvloeiende verbintenissen. [gedaagde] stelt dat hij zijn werkzaamheden conform overeenkomst heeft uitgevoerd. Volgens [gedaagde] was er geen, althans onvoldoende, regie op de bouw. Als gevolg daarvan kon hij niet alle werkzaamheden uitvoeren. Zo werden er rond de fundering, in opdracht van [eiser] en zonder voorafgaand overleg met [gedaagde] , steigers geplaatst waardoor hij de Isobouwbekisting niet meer kon plaatsen. Bovendien maakte [eiser] gebruik van wisselende bouwtekeningen en heeft Multifort andere bouwtekeningen gekregen dan [gedaagde] . [gedaagde] stelt bovendien dat hij zich rechtsgeldig op opschorting beroept omdat [eiser] zijn meerwerkfactuur voor het aanstorten van de extra stroken beton niet heeft betaald. Daardoor hoefde hij geen herstelwerkzaamheden uit te voeren.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert - samengevat - dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [eiser] veroordeelt tot betaling van € 8.136,20 inclusief BTW, vermeerderd met wettelijke rente bij niet tijdige betaling en met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure.
3.5.
[gedaagde] legt aan de vordering tot veroordeling van [eiser] tot betaling van
€ 8.136,20 ten grondslag dat [eiser] een meerwerkfactuur ter hoogte van dit bedrag onbetaald heeft gelaten. [gedaagde] stelt dat [eiser] hem de meerwerkopdracht heeft gegeven extra stroken beton aan te storten buiten de aannemingsovereenkomst om. Na ingebrekestelling is betaling uitgebleven waardoor [eiser] in verzuim is geraakt.
3.6.
[eiser] voert verweer. [eiser] stelt dat hij de factuur ter hoogte van € 8.136,20 niet verschuldigd is omdat het geen meerwerk betreft maar dat het om herstelwerkzaamheden gaat voor een gebrek in de fundering dat aan [gedaagde] te wijten is.

4.De beoordeling

in conventie
overeenkomst aanneming van werk
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat de overeenkomst tussen partijen kwalificeert als een overeenkomst van aanneming van werk als bedoeld in artikel 7:750 van het Burgerlijk Wetboek (NW). Dat de algemene voorwaarden van [gedaagde] op genoemde overeenkomst van toepassing zijn wordt door [eiser] niet betwist waardoor de rechtbank dit als vaststaand beschouwt.
4.2.
Tussen partijen is in geschil of, en zo ja, in hoeverre [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de verbintenissen die uit de aannemingsovereenkomst voortvloeien. Voor zover de vraag of [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de op hem rustende verbintenissen bevestigend wordt beantwoord, is de vervolgvraag of [eiser] daarvan schade heeft geleden - en zo ja, wat de hoogte van die schade is - en of de verbintenis tot nakoming van de aannemingsovereenkomst rechtsgeldig is omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding.
4.3.
De rechtbank zal de door [eiser] gestelde gebreken puntsgewijs behandelen.
A.
Het ontbreken van Isobouw bekistingselementen
4.4.
Partijen zijn overeengekomen dat de fundering een Isobouw randbekisting met vorstrand zou hebben. De fundering heeft echter een houten bekisting en de Isobouw randbekisting is nooit geplaatst. [eiser] stelt dat [gedaagde] de overeenkomst daarom niet deugdelijk is nagekomen. [gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat de gekozen soort Isobouw randbekisting in L-vorm in combinatie met plaatfundering altijd pas achteraf geplaatst kan worden. De houten bekisting wordt dan weggehaald en de Isobouw randbekisting wordt verlijmd tegen de plaatfundering. In dit geval stelt [gedaagde] hier niet meer aan toe te zijn gekomen omdat [eiser] al steigers had geplaatst waardoor [gedaagde] er niet meer bij kon. [eiser] stelt dat er nog wel tijd was om dit te doen voor de steigers werden geplaatst, te weten anderhalve week tijd. Volgens [gedaagde] was dat niet zo en is er minimaal twee weken voor nodig om het beton in de houten bekisting uit te laten harden.
4.5.
Hoe dan ook verwerpt de rechtbank het verweer van [gedaagde] . Vast staat dat [eiser] aan [gedaagde] bij brief van 1 juni 2023 [12] nog een termijn van vier weken heeft gegeven om de Isobouw randbekisting te plaatsen. [gedaagde] heeft dus wel de tijd daarvoor gekregen nadat de steigers al weg waren. [gedaagde] heeft dat echter niet gedaan. [gedaagde] geeft als reden dat hij zijn prestatie rechtsgeldig had opgeschort omdat [eiser] een meerwerkfactuur niet betaalde. De rechtbank constateert echter dat [gedaagde] in zijn e-mailbericht van 11 april 2023 [13] slechts aangeeft dat hij bij niet betaling van de factuur een deurwaarder zal inschakelen, maar zich niet op opschorting beroept. Ook verder zijn geen stukken overgelegd waarin [gedaagde] zich op een opschortingsrecht beroept. [gedaagde] heeft zich dus niet rechtsgeldig op een opschortingsrecht beroepen. Daarmee staat vast dat [gedaagde] op dit punt tekort geschoten is in de nakoming van de overeenkomst.
4.6.
[eiser] stelt dat [bouwkundig woninginspecteur] de kosten voor het alsnog aanbrengen van Isobouw randbekisting heeft begroot op € 3.950,00. [gedaagde] heeft de hoogte van dit bedrag niet gemotiveerd betwist maar slechts in zijn algemeenheid gezegd dat [bouwkundig woninginspecteur] geen onderbouwing voor dit bedrag heeft gegeven. Het had echter op de weg van [gedaagde] gelegen om de omvang gemotiveerd te betwisten. Nu hij dat niet heeft gedaan, gaat de rechtbank ervan uit dat dit de herstelkosten zijn en dat [eiser] voor dit bedrag schade heeft geleden. De rechtbank beschouwt de dagvaarding als de omzettingsverklaring die nodig is om op grond van artikel 6:87 BW in plaats van herstel schadevergoeding te krijgen. Dit betekent dat een bedrag van € 3.950,00 exclusief BTW, dat is € 4.779,50 inclusief BTW, als schadevergoeding bij eindvonnis zal worden toegewezen.
B.
Beton over de fundering en niet verwijderen houten bekisting
4.7.
[eiser] stelt, hetgeen door [gedaagde] niet wordt betwist, dat op verschillende plekken de houten bekisting niet verwijderd is en er beton over de fundering gestort is. [gedaagde] stelt dat hij door plaatsing van de steigers hier niet meer toe in staat was en dat [eiser] het later zelf heeft laten weghalen. [eiser] stelt dat hij [gedaagde] meermaals heeft gesommeerd om het alsnog weg te laten halen. De rechtbank oordeelt als volgt. Op grond van artikel 7:759 BW dient een opdrachtgever een aannemer de gelegenheid te geven om gebreken te herstellen. In het dossier bevindt zich echter geen stuk waaruit blijkt dat dit is gebeurd ten aanzien van deze tekortkoming. Daaruit volgt dat dit deel van de vordering niet zal worden toegewezen.
C.
Onjuiste maatvoering fundering en gebrekkige herstel
4.8.
Tussen partijen staat vast dat er op twee zijden van de garage en een zijde aan de achterkant van de woning onvoldoende fundering was aangebracht om de woning op te laten rusten. De fundering was te smal. Volgens [eiser] komt dit doordat [gedaagde] een onjuiste maatvoering heeft aangehouden. Ter zitting heeft hij erop gewezen dat [bouwkundig woninginspecteur] dit constateert in zijn rapport [14] , bijvoorbeeld bij foto 5 en foto 9. Bij foto 5 staat “Achterzijde fundering niet goed gemaatvoerd (te kort)”. Bij foto 9 staat “Fundering te kort gestort (Maatvoering.. (..)”. Ook wijst hij op een e-mailbericht van [architect] aan [constructeur] van 12 juli 2023 [15] waarin het volgende vermeld staat:“ Bij [eiser] bleek de fundering 45 cm verschoven”. De rechtbank constateert dat ook [constructeur] stelt dat de fundering ‘te kort’ is in zijn mail van 25 april 2023 met bijbehorende tekening waarin hij met een X markeert waar de fundering te kort is gestort. [16]
4.9.
Volgens [eiser] is de fundering als geheel te klein voor de woning die erop is geplaatst. Volgens [gedaagde] ligt dit niet aan hem. Hij stelt te zijn overeengekomen dat hij de maatvoering van [architect] zou aanhouden en dat ook heeft gedaan. Het probleem is volgens [gedaagde] veroorzaakt doordat [eiser] steeds wisselende bouwtekeningen heeft gehanteerd met een verschillende maatvoering waardoor het gebrek in de fundering aan hemzelf is te wijten. [gedaagde] heeft er ter zitting op gewezen dat op één tekening de zijkant van de garage een andere lengte heeft dan dezelfde zijkant op een andere tekening. De zijkant werd daardoor langer. Hierdoor is veroorzaakt dat de woning niet op de fundering past. [gedaagde] heeft ter zitting verder gesteld dat er een bijeenkomst is geweest met [eiser] , iemand van de gemeente en met hemzelf, waaruit bleek dat iedereen een andere bouwtekening had. Deze bijeenkomst was er al voordat met de fundering werd begonnen. Volgens [gedaagde] heeft hij bij die gelegenheid [eiser] gewaarschuwd dat het op deze manier fout zou gaan. [eiser] heeft betwist dat er zo een bespreking is geweest. [gedaagde] stelt verder dat Mulitcomfort het huis te ver van de rooilijn aan de voorzijde van het huis heeft geplaatst en dat de woning ook daarom aan de achterzijde over de fundering uitsteekt.
4.10.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] voldoende gemotiveerd heeft betwist dat hij een onjuiste maatvoering heeft aangehouden en dat daardoor de fundering op de drie zijden die zijn aangegeven met een X op de tekening van [constructeur] [17] te smal was. De rechtbank zal daarom [eiser] opdragen te bewijzen dat de oorzaak hiervan het aanhouden van een onjuiste maatvoering door [gedaagde] is.
D.
Niet aanbrengen doorvoerleidingen elektra
4.11.
[eiser] stelt dat diverse doorvoerleidingen van elektra niet zijn aangebracht en dat hij [gedaagde] bij e-mailbericht van 11 april 2023 [18] een termijn heeft gegund om dit alsnog te doen. [gedaagde] heeft daarop niet gereageerd. Hierdoor heeft [eiser] € 2.450,00 moeten betalen om dit door een derde te laten doen. [gedaagde] stelt dat hij de leidingen wel heeft aangebracht maar diverse leidingen en aanpassingen niet heeft kunnen aanbrengen door onduidelijkheden in bouwtekeningen en maatvoeringen en beroept zich op opschorting. De rechtbank constateert dat deze stelling van [gedaagde] innerlijk tegenstrijdig is en dat [gedaagde] hiermee onvoldoende gemotiveerd betwist dat een aantal doorvoerleidingen van elektra niet zijn aangelegd. Zoals al overwogen kan het beroep op opschorting niet slagen. [gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de door [eiser] gestelde kosten van herstel van
€ 2.450,00 inclusief BTW. De rechtbank zal de vordering van [eiser] dan ook bij eindvonnis toewijzen voor dit bedrag.
E.
HWA, riolering en infiltratiesysteem
4.12.
[eiser] stelt dat de HWA niet gekoppeld was, het infiltratiesysteem niet aangelegd was en niet de volledige riolering was aangebracht. Ook zou de aansluiting op de riolering bij de keuken en de badkamer niet op de juiste plek zijn aangebracht. [eiser] vordert vervangende schadevergoeding in plaats van nakoming. [eiser] gaat uit van een schadepost als begroot door [bouwkundig woninginspecteur] van € 8.300,00 exclusief BTW. Voor het verplaatsen van de aansluitingen bij de keuken en badkamer en het daartoe (deels) openbreken van de fundering is volgens [eiser] een bedrag van € 2.000,00 nodig. [gedaagde] betwist niet dat hij deze werkzaamheden niet heeft verricht, maar hij stelt dat hij door het plaatsen van de steigers zijn werk, waaronder het aansluiten van de riolering en het infiltratiesysteem, niet kon afmaken. Daarnaast beroept [gedaagde] zich op opschorting. Zoals al overwogen is [gedaagde] een termijn gegund nadat de steigers weg waren om dit alles alsnog te realiseren en heeft hij deze termijn niet benut met een beroep op opschorting. Zoals al overwogen kan dat beroep op opschorting niet slagen. [eiser] heeft met het rapport van [bouwkundig woninginspecteur] de schadepost van €8.300,00 exclusief BTW voldoende onderbouwd terwijl [gedaagde] dit bedrag niet gemotiveerd heeft betwist. De rechtbank zal het bedrag van € 8.300,00 exclusief BTW, dat is € 10.043,00 inclusief BTW, dan ook bij eindvonnis toewijzen. Het bedrag van € 2.000,00 wordt afgewezen omdat [eiser] dit bedrag in het geheel niet met stukken heeft onderbouwd.
F.
Verspreiden zand, egaliseren bouwplaats, verdichten bouwvlak en storten granulaat
4.13.
[eiser] stelt met [gedaagde] te zijn overeengekomen dat [gedaagde] de inrit en de grond aan de achterzijde van de woningen zou afgraven, zou egaliseren, verdichten en granulaat zou storten. Volgens [eiser] is er echter niet afgegraven, verdicht en geëgaliseerd terwijl [gedaagde] deze werkzaamheden wel heeft gefactureerd voor € 11.339,64. Volgens [gedaagde] is hij niet overeengekomen om het terrein te egaliseren. De overige werkzaamheden stelt hij wel te hebben verricht. Alleen het zand heeft hij niet kunnen verspreiden op het gedeelte waar de steigers al stonden. Ter zitting heeft [gedaagde] verder verklaard dat hij in zijn e-mailbericht van 17 januari 2023 [19] en in zijn factuur wel over ‘egaliseren’ spreekt, maar dat dit over het egaliseren van de toegangsweg naar het bouwwerk gaat, waarover meerwerk is afgesproken. [eiser] heeft daarop gereageerd door te stellen dat egaliseren wel in de overeenkomst van aanneming staat, maar de rechtbank constateert dat dat niet zo is. Deze post is niet opgenomen in de offerte. [eiser] heeft verder niet meer gemotiveerd gereageerd op de stelling van [gedaagde] dat hij de overige werkzaamheden wel heeft verricht, behalve zand verspreiden op de plekken waar de steigers al stonden. Omdat [eiser] geen bedrag aan de verschillende onderdelen koppelt die volgens hem niet zijn nagekomen, kan de rechtbank geen bedrag aan het niet verspreiden van een deel van het zand koppelen. De vordering van [eiser] zal voor dit onderdeel dan ook in zijn geheel worden afgewezen.
Kortom
4.14.
De volgende schadeposten zal de rechtbank bij eindvonnis toewijzen:
  • Ontbreken Isobouw bekisting € 4.779,50 inclusief BTW;
  • Aanbrengen doorvoerleidingen € 2.450,00 inclusief BTW;
  • Aanleg/aansluiting riolering
Totaalbedrag € 17.272,50 inclusief BTW
4.15.
In afwachting van de uitkomst van bewijslevering door [eiser] houdt de rechtbank in conventie iedere verdere beslissing aan.
In reconventie
4.16.
[gedaagde] vordert in reconventie betaling van zijn factuur van € 8.136,20 van 6 april 2023 aan meerwerk, welke onbetaald is gebleven. [eiser] betwist dat hij de gefactureerde werkzaamheden hoeft te betalen omdat het herstelwerkzaamheden van ondeugdelijk uitgevoerd werk betreft.
4.17.
De rechtbank constateert dat de factuur ziet op het aanbrengen van de extra stroken beton die nodig waren omdat de woning niet op de fundering paste. Of dat aan [gedaagde] te wijten was doordat hij een onjuist maatvoering heeft toegepast, staat nog niet vast, maar moet door [eiser] worden bewezen. Hoe dan ook staat vast dat de extra stroken ondeugdelijk zijn uitgevoerd door [gedaagde] omdat hij ongewapend beton in de stroken had aangebracht. Op grond van artikel 7:760 lid 1 BW komen de gevolgen van ondeugdelijke uitvoering van het werk die te wijten is aan gebreken of ongeschiktheid van door de aannemer gebruikte materialen of hulpmiddelen voor rekening van de aannemer. De rechtbank oordeelt dat daarvan hier sprake is omdat een ondeugdelijk materiaal is gebruikt. Omdat de stroken bedoeld waren om de fundering te dragen had [gedaagde] moeten begrijpen dat ongewapend beton ongeschikt was. Dat dit zo is blijkt uit berichten van de [constructeur] [20] . Ter zitting heeft [gedaagde] ter verweer aangevoerd dat alleen nog de voorzijde van de woning was geplaatst en dat hij dus niet kon zien dat de fundering die hij bij moest storten bedoeld was om muren op te plaatsen. De rechtbank oordeelt echter dat hij aan [eiser] had moeten vragen wat er op de stroken zou komen te rusten. Dat hoort bij zijn deskundigheid. [gedaagde] heeft hier ondeugdelijk werk geleverd, wat in zijn geheel over moest worden gedaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [eiser] de meerwerkfactuur niet hoeft te voldoen. De vordering in reconventie zal bij eindvonnis worden afgewezen.

5.De beslissing

In conventie en reconventie
5.1.
draagt [eiser] op om met alle middelen rechtens feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt:
- dat [gedaagde] een onjuiste maatvoering heeft aangehouden waardoor de aangebrachte fundering op de drie zijden die zijn aangegeven met een X op de tekening van [constructeur] [21] te smal was,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 11 juni 2025 voor akte aan de zijde van [eiser] , waarbij hij zich kan uitlaten over de wijze waarop hij het bewijs wenst te leveren,
5.3.
bepaalt dat als [eiser] bewijs wil leveren door middel van schriftelijke stukken, hij deze stukken op de hiervoor vermelde rolzitting dient over te leggen,
5.4.
bepaalt dat [eiser] , als hij bewijs door getuigen wil leveren, de naam en woonplaats van de te horen getuigen moet opgeven met de verhinderdata over de maanden juli tot en met oktober 2025, van hemzelf, zijn advocaat en de getuigen en zo mogelijk van de wederpartij en diens advocaat, waarna een dag voor het getuigenverhoor zal worden vastgesteld,
5.5.
bepaalt dat, als een getuigenverhoor wordt gehouden, dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. A.M. Koster-van der Linden in het gerechtsgebouw te Roermond aan Willem II Singel 67,
5.6.
bepaalt dat [eiser] uiterlijk twee weken vóór het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moet toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr A.M. Koster-van der Linden en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2025.
CL

Voetnoten

1.Productie 1 [gedaagde] .
2.Productie 1 [eiser] .
3.Productie 3 [eiser] .
4.Productie 16 [eiser] , zie de plekken op de tekening gemarkeerd met X.
5.Producie 3 [eiser] .
6.Productie 14 [eiser] .
7.Productie 15 [eiser] .
8.Productie 16 [eiser] .
9.Productie 18 [eiser] .
10.Productie 19 [eiser] .
11.Productie 6 [eiser] .
12.Productie 8 [eiser] .
13.Productie 3 [gedaagde] .
14.Productie 6 [eiser] .
15.Productie 8 [eiser] .
16.Productie 16 [eiser] .
17.Productie 16 [eiser] .
18.Productie 23 [eiser] .
19.Productie 24 [eiser] .
20.Productie 16 [eiser] , emailbericht van 25 april 2023 van [constructeur] .
21.Productie 16 [eiser] .