ECLI:NL:RBLIM:2025:4222

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
10017030 \ CV EXPL 22-3363
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande honoraria uit overeenkomst van opdracht in het kader van erfrecht

In deze zaak vorderen de eisers, Lunaria B.V. en [eiser sub 3], betaling van openstaande honoraria van gedaagde, die betrokken was bij de verdeling van een erfenis. De eisers stellen dat gedaagde een overeenkomst van opdracht is aangegaan met hen, waarbij gedaagde instond voor de betaling van de honoraria van de rechtsbijstand die door [eiser sub 2] en [eiser sub 3] is verleend. De vorderingen zijn opgebouwd uit bedragen die voortkomen uit de werkzaamheden die zijn verricht tussen 2013 en 2017. Gedaagde betwist de overeenkomst en de hoogte van de kosten, maar de kantonrechter oordeelt dat gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd om haar stellingen te onderbouwen. De kantonrechter wijst de vorderingen van Lunaria B.V. en [eiser sub 3] toe, inclusief de gevorderde rente, maar wijst de incassokosten af omdat er geen aanmaning is verstuurd die voldoet aan de wettelijke eisen. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten, die gezamenlijk zijn begroot op € 3.981,22. Het vonnis is uitgesproken op 30 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10017030 \ CV EXPL 22-3363
Vonnis van 30 april 2025
in de zaak van

1.LUNARIA B.V.,

te Maastricht,
2.
[eiser sub 2],
te Maastricht,
3.
[eiser sub 3],
handelend onder de naam
[handelsnaam],
te [woonplaats 1] ,
eisers,
gemachtigde: mr. H.J.J. [eiser sub 2] ,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
gemachtigde: ARAG SE Rechtsbijstand.
Partijen worden hierna Lunaria B.V., [eiser sub 2] , [eiser sub 3] en tezamen Lunaria c.s. respectievelijk [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de rolbeslissing waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 8 november 2022
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De beoordeling

Wat is er gebeurd ?
2.1.
Bij de verdeling van een erfenis was gedaagde samen met de andere erfgenamen betrokken. In 2013 heeft één erfgenaam [eiser sub 2] ingeschakeld voor rechtsbijstand. In 2017 hebben acht andere erfgenamen, waaronder gedaagde, [eiser sub 2] ook ingeschakeld. Toen hebben zij een overeenkomst met [eiser sub 2] getekend, waarin onder meer staat dat zij instaan voor het loon van [eiser sub 2] uit de periode 2013 tot en met 2017. In die overeenkomst staat:

dat nog onbetaalde honorarium en kosten van mr. [eiser sub 2] en derden deskundigen openstaan uit 2-13/2017 om te komen tot het verzoek(schrift) van de erven”(…)
(…) “En ondergetekenden komen overeen en verklaren:
dat zij medewerking verlenen en een onvoorwaardelijke machtiging verlenen aan
het notariskantoor [naam notariskantoor] te [vestigingsplaats] dan wel enig ander
notariskantoor waar hetzij de notariële akten zullen worden verleden dan wel de
gelden van de verkoop van de gronden zullen worden overgemaakt, om de
onbetaalde honoraria en kosten, ook toekomstige, zoals hierboven vermeld aan
mr. [eiser sub 2] en mr [eiser sub 3] te voldoen, althans daarvoor instaan.
-dat daartoe door ondergetekenden ermee wordt ingestemd dat mr [eiser sub 2]
zich zal sterk maken dat op korte termijn na de eigendomsoverdracht en de
betaling van de gronden aan de ondergetekenden 90 % van de opbrengst wordt
uitgekeerd en 10 % wordt gereserveerd voor genoemde openstaande kosten.”
2.2.
[eiser sub 3] is ingeschakeld als advocaat om zittingen bij te wonen. Met [eiser sub 3] heeft gedaagde samen met acht andere erfgenamen een aparte overeenkomst van opdracht gesloten.
Wat vorderen eisers?
2.3.
De vorderingen van eisers zijn als volgt opgebouwd. Lunaria dan wel [eiser sub 2] vorderen van gedaagde € 23.513,06 met rente en kosten. Zij stellen dat gedaagde op 20 november 2017 een overeenkomst van opdracht is aangegaan met primair Lunaria en subsidiair [eiser sub 2] en dat het overeengekomen loon primair € 225,- per uur betrof en subsidiair € 200,-. Ook stellen zij dat zij met elkaar zijn overeengekomen dat ook gedaagde samen met acht andere erfgenamen in zou staan voor het nog te betalen loon van de periode 2013 tot en met 20 november 2017. Volgens Lunaria en [eiser sub 2] staat er nog € 211.617,54 aan gewerkte uren open. Gedeeld door negen erfgenamen komt dat neer op € 23.513,06, te betalen door elke gedaagde, aldus Lunaria en [eiser sub 2] .
2.4.
[eiser sub 3] vordert van gedaagde € 2.082,06, met rente en kosten. Hij stelt dat gedaagde ook met hem een afzonderlijke overeenkomst van opdracht zijn aangegaan en dat het overeengekomen loon € 225,- per uur betrof. Volgens [eiser sub 3] staat er nog € 18.738,54 aan gewerkte uren open. Gedeeld door negen erfgenamen komt dit neer op € 2.082,06.
2.5.
Het verweer van [gedaagde] is tweeërlei en tegenstrijdig:
a. Enerzijds betwist [gedaagde] dat zij geen overeenkomst van opdracht heeft gesloten met [eiser sub 2] en [eiser sub 3] . Zij stelt niet te zijn geïnformeerd en
geen wetenschap te hebben van de werkzaamheden en diensten die door [eiser sub 2] en [eiser sub 3] zijn uitgevoerd.
Dit was voor haar volledig ondoorzichtig.(conclusie van antwoord onder 15).
Anderzijds stelt zij dat
voor zover zij daar wel kennis van heeft genomen de kosten die in rekening werden gebracht niet correct waren. Gedaagde ( [gedaagde] ) heeft immer aangegeven dat er voor voorkomende werkzaamheden een uurtarief van € 175,-- is afgesproken zonder dat kantoorkosten in rekening zouden worden gebracht(conclusie van antwoord onder 13)
ad a.
2.6.
In het licht van de gemotiveerde toelichting in de dagvaarding en bij conclusie van repliek en de zijdens Lunaria c.s overgelegde producties kan [gedaagde] bepaald niet volstaan met de blote stelling dat zij nimmer opdracht heeft gegeven dan wel niet werd geïnformeerd met betrekking tot de door [eiser sub 2] en [eiser sub 3] verrichte werkzaamheden. Van haar mocht verwacht worden haar stellingen nader te onderbouwen met verklaringen dan wel producties. Nu zij dat heeft nagelaten, zal de kantonrechter daar verder aan voorbij gaan.
2.7.
De kantonrechter verwijst daarbij in het bijzonder naar productie 8 bij dagvaarding betreffende het vonnis in kort geding van 7 juni 2018 (met [gedaagde] als eisende partij), productie 18 bij dagvaarding betreffende het vonnis in kort geding vonnis van 7 februari 2018 (met [gedaagde] als gedaagde partij), en producties 4 en 5 betreffende de ook door [gedaagde] ondertekende overeenkomsten.
2.8.
Met betrekking tot de overeenkomsten (producties 4 en 5) geeft [gedaagde] tijdens de mondeling behandeling aan (proces verbaal van mondelinge behandeling):
Die handtekening is niet van mij volgens mij. Die is vervalst. Ik was op 20 november 2017 niet bij [eiser sub 2] . Ik heb het ook nooit aan de stok gehad met [naam 1] en weet niets van een kort geding.
2.9.
Deze verklaring van [gedaagde] is onbegrijpelijk en ongeloofwaardig (alleen al) in het licht van productie 18 bij dagvaarding, het vonnis in kort geding van 7 februari 2028, waar [naam 2] (door [gedaagde] ‘ [naam 1] ’ genoemd) als eisende partij optrad tegen [gedaagde] als (in het ongelijk gestelde) gedaagde met [eiser sub 2] als gemachtigde. De kantonrechter gaat dan ook aan deze stelling voorbij.
2.10.
Voor zover [gedaagde] heeft bedoeld aan te voeren dat er geen sprake is van een overeenkomst omdat zij niets heeft getekend, slaagt ook dit verweer niet. Een overeenkomst komt namelijk tot stand door aanbod en aanvaarding daarvan (artikel 6:217 lid 1 BW) en het aanbod en de aanvaarding zijn vormvrij (artikel 3:37 lid 1 BW). Hieruit volgt dat ondertekening op zich niet noodzakelijk is voor het tot stand komen van een overeenkomst.
ad b.
2.11.
Tegenstrijdig met de hiervoor besproken stellingen van gedaagde zijn verder de eveneens ingenomen stellingen dat er een lager uurtarief van € 175,00 per uur zou zijn overeengekomen en dat [gedaagde] dat
immer zou hebben aangegeven(conclusie van antwoord onder 13 alsook de verklaring van [gedaagde] als opgenomen in het proces verbaal van de mondelinge behandeling) dan wel - in algemene zin zo begrijpt de kantonrechter - dat zij de hoogte van de declaraties betwist. Ook hier geldt dat [gedaagde] deze stellingen niet althans onvoldoende onderbouwt in het licht van de toelichting zijdens Lunaria c.s. en de door Lunaria c.s. overgelegde producties.
2.12.
Tussen [eiser sub 2] en [gedaagde] is naar het oordeel van de kantonrechter niet in rechte komen vast te staan dat sprake is van een overeenkomst van opdracht. [eiser sub 2] heeft namelijk geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit dat zou blijken, maar enkel dat [eiser sub 2] zich eveneens als eiser heeft gesteld ingeval [gedaagde] zich op het standpunt zou stellen dat niet Lunaria BV maar [eiser sub 2] als haar opdrachtnemer heeft te gelden (rn. 4 dagvaarding). Hieruit volgt dat voor zover de vorderingen zijn ingesteld namens [eiser sub 2] , deze zullen worden afgewezen.
De hoogte van het verschuldigde loon
2.13.
Lunaria BV en [eiser sub 3] hebben de aan hen gegeven opdrachten uitgevoerd in het kader van hun beroep of bedrijf. Ingevolge artikel 7:405 lid 1 BW geldt dan dat aan loon is verschuldigd. is het op de gebruikelijke wijze berekende loon of, bij gebreke daarvan, een redelijk loon verschuldigd op grond van artikel 7:405 lid 2 BW.
2.14.
Lunaria BV en [eiser sub 3] hebben hun kosten gefactureerd en gespecificeerd wanneer welke werkzaamheden zijn verricht, hoeveel tijd daarmee gemoeid is geweest en welke kosten met de betreffende handelingen gemoeid zijn geweest (producties 12a en 12b).
2.15.
[gedaagde] heeft verder geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de gefactureerde kosten. Dit brengt met zich mee dat [gedaagde] de gefactureerde kosten zal moeten betalen. De vorderingen van Lunaria BV en [eiser sub 3] zullen worden toegewezen.
De door [eiser sub 2] gevorderde rente is toewijsbaar, de (incasso)kosten niet
2.16.
De door [eiser sub 2] gevorderde rente is toewijsbaar vanaf de gevorderde datum van 30 maart 2022. Bij te late betaling is schadevergoeding in de vorm van rente verschuldigd (artikel 6:74 BW in samenhang met 6:119 BW). Gedaagde is ook in verzuim vanaf in ieder geval de gestelde datum, omdat vast staat dat zij voorafgaand door [eiser sub 2] is gesommeerd om te betalen.
2.17.
De gevorderde buitengerechtelijke (incasso)kosten zijn niet toewijsbaar. Er is namelijk geen aanmaning verstuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW.
De vordering van [eiser sub 3] is toewijsbaar, behalve de incassokosten.
2.18.
De door [eiser sub 3] gevorderde rente is toewijsbaar vanaf de gevorderde datum (de dag van de dagvaarding). Op die datum was gedaagde in ieder geval in verzuim (artikel 6:119 in samenhang met artikel 6:82 BW). De gevorderde incassokosten zijn daarentegen niet toewijsbaar, omdat er geen aanmaning is ontvangen die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW.
Proceskosten
2.19.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Zowel Lunaria BV als [eiser sub 3] vorderen veroordeling van in de proceskosten. Omdat beide partijen bij dezelfde advocaat zijn verschenen en gelijkluidende conclusies hebben genomen, worden de proceskosten van Lunaria BV en [eiser sub 3] samen tot vandaag begroot op:
dagvaarding: € 107,22
griffierecht: € 1.384,00
salaris gemachtigde:

2.490‬,00(5 punten x tarief € 498,00)‬‬
totaal € ‭3.981,22‬‬‬
Dit bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW.

3.De beslissing

De kantonrechter,
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om € 23.513,06 inclusief btw aan Lunaria BV te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 30 april 2022 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om € 2.082,06 inclusief btw aan [eiser sub 3] te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 19 juli 2022 tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die tot vandaag aan de zijde van Lunaria BV en [eiser sub 3] worden begroot op € ‭3.981,22‬, bij gebreke van betaling binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag van volledige betaling,‬‬
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2025.