ECLI:NL:RBLIM:2025:4221

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
9823967 CV EXPL 22-1899 en 9895477 CV EXPL 22-2429
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake bijzondere overeenkomst en lastgeving in erfeniskwestie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, zijn eisers Lunaria B.V., [eiser sub 2] en [eiser sub 3] betrokken bij een geschil over de betaling van honoraria voor rechtsbijstand in het kader van een erfenis. De eisers vorderen betaling van gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], die samen met andere erfgenamen betrokken waren bij de verdeling van de erfenis. De procedure begon met dagvaardingen in 2022, gevolgd door verschillende conclusies en een tussenvonnis waarin de zaken werden gevoegd. De eisers stellen dat gedaagden een overeenkomst van opdracht zijn aangegaan en dat zij instaan voor de betaling van de honoraria van de advocaten, die in totaal € 211.617,54 bedragen. Gedaagden betwisten de hoogte van de vordering en stellen dat er een prijsafspraak is gemaakt die het honorarium beperkt tot 10% van de boedelopbrengst.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagden in verzuim zijn en dat de door eisers gevorderde rente toewijsbaar is. De vordering van [eiser sub 2] is toegewezen, met een bedrag van € 14.000,- per gedaagde, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering van [eiser sub 3] is eveneens toegewezen, met een bedrag van € 2.082,06 per gedaagde, ook vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door mr. R.H.J. Otto op 30 april 2025.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummers: 9823967 CV EXPL 22-1899 en 9895477 CV EXPL 22-2429
Vonnis van de kantonrechter van 30 april 2025
in de zaak van:

1.LUNARIA B.V.,

2.
[eiser sub 2],
3.
[eiser sub 3] ,
allen te [plaats] ,
eisers,
gemachtigde: mr. P.J.M. [eiser sub 2]
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
beiden te [woonplaats]
gedaagden,
gemachtigde: mr. P.H.M. Cruts
Eisers worden gezamenlijk aangeduid als “eisers” en afzonderlijk als “Lunaria”, “ [eiser sub 2] ” en “ [eiser sub 3] ”. Gedaagden worden gezamenlijk aangeduid als “gedaagden” en afzonderlijk als “ [gedaagde sub 1] ” en “ [gedaagde sub 2] ”.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van eisers aan [gedaagde sub 1] van 11 april 2022;
  • de dagvaarding van eisers aan [gedaagde sub 2] van 16 mei 2022;
  • de twee afzonderlijke conclusies van antwoord van gedaagden, tevens incident tot voeging van beide zaken;
  • het tussenvonnis van 27 juli 2022, waarin is bepaald dat beide zaken gevoegd worden;
  • de conclusie van repliek van eisers;
  • de conclusie van dupliek van gedaagden.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De beoordeling

Wat er gebeurd?

2.1.
Bij de verdeling van een erfenis waren gedaagden samen met de andere erfgenamen betrokken. In 2013 heeft één erfgenaam [eiser sub 2] ingeschakeld voor rechtsbijstand. In 2017 hebben acht andere erfgenamen, waaronder gedaagden, [eiser sub 2] ook ingeschakeld. Toen hebben zij een overeenkomst met [eiser sub 2] getekend, waarin onder meer staat dat zij instaan voor het loon van [eiser sub 2] uit de periode 2013 tot en met 2017. In die overeenkomst staat:

dat nog onbetaalde honorarium en kosten van mr. [eiser sub 2] en derden deskundigen openstaan uit 2-13/2017 om te komen tot het verzoek(schrift) van de erven”(…)
(…) “En ondergetekenden komen overeen en verklaren:
dat zij medewerking verlenen en een onvoorwaardelijke machtiging verlenen aan
het notariskantoor [naam notariskantoor] te [plaats] dan wel enig ander
notariskantoor waar hetzij de notariële akten zullen worden verleden dan wel de
gelden van de verkoop van de gronden zullen worden overgemaakt, om de
onbetaalde honoraria en kosten, ook toekomstige, zoals hierboven vermeld aan
mr. [eiser sub 2] en mr [eiser sub 3] te voldoen, althans daarvoor instaan.
-dat daartoe door ondergetekenden ermee wordt ingestemd dat mr [eiser sub 2]
zich zal sterk maken dat op korte termijn na de eigendomsoverdracht en de
betaling van de gronden aan de ondergetekenden 90 % van de opbrengst wordt
uitgekeerd en 10 % wordt gereserveerd voor genoemde openstaande kosten.”
2.2.
[eiser sub 3] is ingeschakeld als advocaat om zittingen bij te wonen. Met [eiser sub 3] hebben gedaagden een aparte overeenkomst van opdracht getekend.
2.3.
Op 26 maart 2018 hebben gedaagden de overeenkomst met [eiser sub 2] en [eiser sub 3] opgezegd en een andere advocaat ingeschakeld.
Wat vorderen eisers?
2.4.
De vorderingen van eisers zijn als volgt opgebouwd. Lunaria dan wel [eiser sub 2] vorderen van gedaagden elk € 23.513,06 met rente en kosten. Zij stellen dat gedaagden op 20 november 2017 een overeenkomst van opdracht zijn aangegaan met primair Lunaria en subsidiair [eiser sub 2] en dat het overeengekomen loon primair € 225,- per uur betrof en subsidiair € 200,-. Ook stellen zij dat zij met elkaar zijn overeengekomen dat gedaagden in zouden staan voor het nog te betalen loon van de periode 2013 tot en met 20 november 2017. Volgens Lunaria en [eiser sub 2] staat er nog € 211.617,54 aan gewerkte uren open. Gedeeld door negen erfgenamen komt dat neer op € 23.513,06, te betalen door elke gedaagde, aldus Lunaria en [eiser sub 2] .
2.5.
[eiser sub 3] vordert van gedaagden elk € 2.082,06, met rente en kosten. Hij stelt dat gedaagden ook met hem een afzonderlijke overeenkomst van opdracht zijn aangegaan en dat het overeengekomen loon € 225,- per uur betrof. Volgens [eiser sub 3] staat er nog € 18.738,54 aan gewerkte uren open. Gedeeld door negen erfgenamen komt dit neer op € 2.082,06.
2.6.
Gedaagden voeren verweer tegen de door eisers gestelde afspraken en stellen dat er door partijen een prijsafspraak is gemaakt. Dat is dat het honorarium van zowel - [eiser sub 2] als van [eiser sub 3] gezamenlijk - niet meer dan 10% van de boedelopbrengst zou bedragen. Dat komt dan neer op € 126.000,-, of € 14.000,- per opdrachtgever. Gedaagden hebben op 2 oktober 2019 (en daarna) aan [eiser sub 2] laten weten dat zij bereid zijn om dit bedrag te betalen. Gedaagden zijn dus niet in verzuim, omdat eisers door het weigeren van de betaling in schuldeisersverzuim zijn. Verder betwisten gedaagden het door [eiser sub 2] en [eiser sub 3] gestelde loon en de door hun gewerkte uren. Gedaagden voeren aan dat zij (in ieder geval met [eiser sub 2] ) een uurtarief van € 175,- per uur hebben afgesproken. Ook voeren zij aan dat zij nooit urenspecificaties of tussentijdse facturen hebben ontvangen en dat de achteraf overlegde specificaties niet kloppen.
Lunaria is geen contractspartij
2.7.
Lunaria stelt dat zij naast [eiser sub 2] opdrachtnemer is. Dat betwisten gedaagden. Lunaria heeft haar stelling niet of onvoldoende gemotiveerd. Zij legt niet uit op grond waarvan zij als opdrachtnemer is aan te merken of dat zij degene is die de werkzaamheden heeft verricht. De overeenkomst opdracht is getekend door [eiser sub 2] en gedaagden, niet door Lunaria. Zij wordt ook niet in die overeenkomst genoemd. Ook is niet op een ander moment niet medegedeeld door [eiser sub 2] dat zijn vennootschap Lunaria dan de contractspartij zou zijn of zijn er andere omstandigheden gesteld op basis waarvan gedaagden dat hadden moeten begrijpen. Dat Lunaria de opdrachtnemer is, is dus niet vast komen te staan. De contractspartij van gedaagden is dus [eiser sub 2] zelf (en [eiser sub 3] ). Daar moeten gedaagden aan betalen.
Gedaagden hebben een prijsafspraak met [eiser sub 2] gemaakt.
2.8.
Gedaagden stellen dat zij een prijsafspraak met [eiser sub 2] hebben gemaakt dat het loon niet meer dan 10% van de boedelopbrengst zou bedragen, of dat in ieder geval zij dat zo mochten begrijpen. [eiser sub 2] betwist die afspraak. Voldoende vast staat dat gedaagden er in ieder geval gerechtvaardigd op mochten vertrouwen dat de bepaling daarover in de overeenkomst (zie hiervoor onder 2.1.) de door hun gestelde prijsafspraak inhield. Dat is door [eiser sub 2] onvoldoende gemotiveerd betwist. Niet alleen duidt de tekst van de overeenkomst op een prijsafspraak, maar ook de wijze waarop partijen uitvoering hebben gegeven aan de overeenkomst duidt erop dat zij hebben gehandeld alsof er sprake was van een van het eindresultaat afgeleid loon. Toen gedaagden met de andere erfgenamen ‘meededen’ met het inschakelen van [eiser sub 2] hebben zij er volgens deze bepaling ook voor getekend dat zij zouden instaan voor het nog openstaande loon van 2013 tot en met het tekenen van de overeenkomst. Toen is hen niet inzichtelijk gemaakt welk bedrag dat dan zou zijn. Dat had wel voor de hand had gelegen als zij met [eiser sub 2] moesten afrekenen op basis van gewerkte uren. Er is ook niet tussentijds gedeclareerd door [eiser sub 2] nadat gedaagden hem hadden ingeschakeld. [eiser sub 2] heeft gedaagden ook niet tussentijds op de hoogte gehouden van zijn gewerkte uren of het te betalen loon. Dat is wel iets dat van een redelijk handelend advocaat verwacht mag worden (artikel 7:401 BW). Ook had het op de weg gelegen van [eiser sub 2] om dat te doen, als hij van mening was dat het loon meer had kunnen zijn dan 10% van de boedel. Deze werkwijze duidt er dan ook op dat er sprake was van een vaste prijs en dat gedaagden er niet bedacht op hoefden te worden dat er na het te gelde maken van het boedelactief meer betaald moest worden dan 10% van de gerealiseerde waarde. Gedaagden hebben gesteld dat 10% van de boedelopbrengst neer komt op € 126.000,- en dus op een door elke erfgenaam te betalen loon van € 14.000. Dit bedrag is niet door [eiser sub 2] betwist. Dit bedrag is dan ook toewijsbaar. De standpunten van partijen over de gewerkte uren en afgesproken tarieven hoeven dan ook niet meer besproken te worden.
De door [eiser sub 2] gevorderde rente is toewijsbaar, de (incasso)kosten niet
2.9.
De door [eiser sub 2] gevorderde rente is toewijsbaar vanaf de gevorderde datum van 30 maart 2022. Bij te late betaling is schadevergoeding in de vorm van rente verschuldigd (artikel 6:74 BW in samenhang met 6:119 BW). Gedaagden zijn ook in verzuim vanaf in ieder geval de gestelde datum, omdat vast staat dat zij voorafgaand door [eiser sub 2] zijn gesommeerd om te betalen. Het verweer van gedaagden dat zij niet in verzuim zijn, omdat [eiser sub 2] in schuldeiserverzuim verkeert, slaagt niet. Weliswaar hebben gedaagden op 2 oktober 2019 al aangeboden om het toewijsbare bedrag van
€ 14.000,- per persoon te betalen, maar zij hebben vervolgens nagelaten om dat bedrag ook daadwerkelijk te betalen, zonder dat zij stellen dat de schuldeiser daarvan de oorzaak is.
De gevorderde buitengerechtelijke (incasso)kosten zijn niet toewijsbaar. Er is namelijk geen aanmaning verstuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW.
De vordering van [eiser sub 3] is toewijsbaar, behalve de incassokosten.
2.10.
Het door [eiser sub 3] gevorderde loon is niet door gedaagden betwist. Voor zover gedaagden met hun standpunten bedoelden dat de prijsafspraak met zowel [eiser sub 2] als met [eiser sub 3] was gemaakt, is deze stelling onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd. Gedaagden hebben immers een afzonderlijke overeenkomst getekend met [eiser sub 3] . Zij konden er dus niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat de prijsafspraak ook voor het afzonderlijke loon van [eiser sub 3] gold. Andere feiten en omstandigheden zijn niet door gedaagden gesteld of gebleken. Omdat het gevorderde bedrag niet betwist is, is de vordering in zijn geheel toewijsbaar.
2.11.
De door [eiser sub 3] gevorderde rente is toewijsbaar vanaf de gevorderde datum (de dag van de dagvaarding). Op die datum waren gedaagden in ieder geval in verzuim (artikel 6:119 in samenhang met artikel 6:82 BW). De gevorderde incassokosten zijn daarentegen niet toewijsbaar, omdat er geen aanmaning is ontvangen die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW.
De proceskosten worden gecompenseerd
2.12.
Omdat zowel eisers als gedaagden deels in het (ongelijk) zijn gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd, in die zin dat partijen hun eigen kosten dragen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
In de zaak met zaaknummer 9823967CV EXPL 22-1899
3.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan [eiser sub 2] € 14.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2022 tot aan de dag van betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan [eiser sub 3] € 2.082,06 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2022 tot aan de dag van betaling;
3.3.
compenseert de proceskosten, in die zin dat elke partij zijn eigen kosten draagt;
3.4.
verklaart de veroordelingen onder 3.1. en 3.2. uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst af het anders of meer gevorderde.
In de zaak met zaaknummer 9895477 CV EXPL 22-2429
3.6.
veroordeelt [gedaagde sub 2] om aan [eiser sub 2] € 14.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2022 tot aan de dag van betaling;
3.7.
veroordeelt [gedaagde sub 2] om aan [eiser sub 3] € 2.082,06 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 april 2022 tot aan de dag van betaling;
3.8.
compenseert de proceskosten, in die zin dat elke partij zijn eigen kosten draagt;
3.9.
verklaart de veroordelingen onder 3.6. en 3.7. uitvoerbaar bij voorraad;
3.10.
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op
30 april 2025.