ECLI:NL:RBLIM:2025:4148

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
ROE 25/799 en ROE 25/800
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake individuele begeleiding op grond van de Jeugdwet voor verzoeker met autismespectrumstoornis en ADHD

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 16 april 2025 uitspraak gedaan over de verzoeken om voorlopige voorzieningen van een kind, geboren in 2014, dat lijdt aan een autismespectrumstoornis (ASS) en ADHD. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn ouders, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen, die de aanvraag voor een persoonsgebonden budget (pgb) voor individuele begeleiding had afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente onvoldoende onderzoek had gedaan naar de noodzaak van groepsbegeleiding en dat deze niet passend was voor de verzoeker. De voorzieningenrechter benadrukte het belang van individuele begeleiding door een vertrouwde hulpverlener, vooral gezien de specifieke behoeften van de verzoeker. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken toegewezen en bepaald dat de verzoeker recht heeft op 3 uur per week individuele begeleiding in de vorm van een pgb, geleverd door Intensoplus, tegen een uurtarief van € 75,-. Tevens is de gemeente veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan de verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummers: ROE 25/799 en ROE 25/800
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 april 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaken tussen

[naam kind] , uit [woonplaats] , verzoeker,

(gemachtigde: mr. I.J.L. Gijsen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen, verweerder,
(gemachtigde: mr. A.J.M. Roestenberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op de verzoeken om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de beslissing op zijn aanvragen om verlenging dan wel tijdelijke toekenning van een indicatie individuele begeleiding op grond van de Jeugdwet (Jw).
1.1.
Verzoeker is geboren in 2014. In 2019 is bij hem een autismespectrumstoornis (ASS) in combinatie met ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder) vastgesteld.
1.2.
In 2022 heeft zijn vader een TIA gehad. Kort daarna is bij zijn vader een auto-immuunziekte vastgesteld.
1.3.
Bij besluit van 22 juni 2023 heeft verweerder aan (de ouders van) verzoeker hulp vanuit de Jw toegekend. De hulp bestaat uit Begeleiding Individueel Midden Lang in de vorm van zorg in natura (ZIN) door Intensoplus Geleen (Intensoplus). Die begeleiding kregen verzoeker en zijn ouders van 1 maart 2023 tot en met 29 februari 2024.
1.4.
Bij besluit van 15 januari 2024 heeft verweerder aan (de ouders van) verzoeker hulp vanuit de Jw toegekend. De hulp bestaat uit Begeleiding Individueel Midden Lang in de vorm van ZIN door Intensoplus. Die begeleiding kregen verzoeker en zijn ouders van 1 maart 2024 tot en met 28 februari 2025.
1.5.
Vanaf 1 januari 2025 heeft Intensoplus geen contract meer met de gemeente Sittard-Geleen. Omdat het gezin van verzoeker graag begeleiding blijft ontvangen van Intensoplus hebben ze op 19 december 2024 een persoonsgebonden budget (pgb) aangevraagd om daarmee de begeleiding door Intensoplus te kunnen voortzetten.
1.6.
Op 24 januari 2025 heeft er een huisbezoek plaatsgevonden. Op 31 januari 2025 heeft Intensoplus op verzoek van verweerder een onderbouwing gestuurd waarom de zorg door Intensoplus gecontinueerd dient te worden.
1.7.
Bij besluit van 10 februari 2025 (het bestreden besluit I) heeft verweerder de aanvraag om een pgb afgewezen. Verweerder is van mening dat de problemen van verzoeker en zijn ouders kunnen worden opgelost, zonder dat hiervoor een individuele voorziening van de gemeente noodzakelijk is. Op dit besluit heeft het verzoek om voorlopige voorziening met zaaknummer ROE 25/799 betrekking.
1.8.
Bij besluit van eveneens 10 februari 2025 heeft verweerder aan (de ouders van) verzoeker hulp vanuit de Jw toegekend. Deze hulp bestaat uit groepsbegeleiding. Die krijgt hij voor de duur van twaalf maanden.
1.9.
Bij besluit van 19 maart 2025 (het bestreden besluit II) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om gedurende een overgangsperiode begeleiding individueel door Intensoplus met terugwerkende kracht toe te kennen in de vorm van een pgb afgewezen. Op dit besluit heeft het verzoek om voorlopige voorziening met zaaknummer ROE 25/800 betrekking.
1.10.
Verzoeker heeft tegen beide bestreden besluiten bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft verzoeker tegen beide besluiten een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
1.11.
Verweerder heeft op de verzoeken gereageerd met een verweerschrift.
1.12.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 16 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker, vergezeld van [naam 1] , de moeder van verzoeker, [naam 2] en [naam 3] , beiden werkzaam bij Intensoplus, de gemachtigde van verweerder, vergezeld van T. Otten-Deckers, consulent Jw bij de gemeente Sittard-Geleen.
1.13.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. Verzoeker voert aan dat hij tijdig een verlengingsaanvraag heeft ingediend bij verweerder om te voorkomen dat hij zonder zorg en begeleiding zou komen te zitten. En toch is dat op dit moment het geval. Groepsbegeleiding is voor hem op dit moment nog niet passend. In het evaluatieplan is door Intensoplus uiteengezet welke zorg nodig is vanaf maart 2025, welke doelen daarbij horen en welke aanpak zal worden gehanteerd. Intensoplus heeft benadrukt dat het van belang is dat de zorg wordt gecontinueerd. Gelet op de diagnoses van verzoeker, waaronder ook ASS, is het belangrijk dat de zorg door een vertrouwde en vaste hulpverlener geboden wordt. Daarnaast is het volgens Intensoplus belangrijk dat het gezin hulp kan afroepen wanneer dit nodig is, buiten de geplande begeleidingsmomenten om, omdat situaties niet altijd kunnen wachten tot een volgend vast begeleidingsmoment. De zorg bij Intensoplus is op deze manier ingericht en sluit daarmee aan op de behoeftes van verzoeker en zijn netwerk.
Verzoeker vraagt de voorzieningenrechter om een indicatie begeleiding individueel toe te kennen in de vorm van een pgb voor 3 uur per week totdat op het bezwaar is beslist.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de bestreden besluiten wel degelijk zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Verweerder heeft zich ervan vergewist dat de opgenomen voorziening, te weten groepsbegeleiding, in de situatie van verzoeker passend en beschikbaar is. Groepsbegeleiding wordt door verweerder voor verzoeker meer passend geacht dan individuele begeleiding. Dit vanwege de opgestelde doelen in het hulpverleningsplan, zoals het opdoen van succeservaringen, emotiebeheersing en sociale contacten. De groepsbegeleiding is langer (een dagdeel per week) dan de individuele begeleiding (1 uur per week) en vindt bovendien na schooltijd plaats.
Mocht verzoeker daarnaast gedurende de schooltijden hulp nodig hebben of hulpvragen hebben die met school/onderwijs te maken hebben, dan zou de inzet van het DGA passend voor hem kunnen zijn. DGA staat voor doelgroepenarrangement. Op SBO-scholen wordt dit aangeboden. Het is een combinatie van verschillende soorten hulpverleningsorganisaties die op school zelf hulp verlenen aan de leerlingen. Dit kan bijvoorbeeld een pedagoog zijn of een maatschappelijk werker. De scholen krijgen een budget om hiervoor hulp in te kopen.
Het is aan de school hoe ze het toegekende budget inzetten en ook óf ze het inzetten en zo ja, voor welke leerlingen en welke hulpverlening. De scholen doen dus de beoordeling hiertoe en beslissen hierover. Dit betreft geen jeugdhulp waarvoor een indicatie door verweerder wordt verstrekt.
Volgens verweerder hebben de ouders van verzoeker op dit moment vooral behoefte aan het kunnen voeren van ventilerende gesprekken en het hebben van een sparringpartner. Deze zaken kunnen volgens verweerder door de organisatie die de groepsbegeleiding gaat verzorgen, worden opgepakt. En als het gaat om ventileren en praktische tips, kan dit volgens verweerder ook via het voorliggend veld, zoals een maatschappelijk werker of de chatfunctie op het PlatformO46, waar de ouders van verzoeker in aanraking kunnen komen met andere ouders. Verweerder acht het voor dergelijke vragen niet nodig dat de betrokkenen bekend zijn met het gezin. Verweerder acht een indicatie op grond van de Jw voor opvoedondersteuning voor de ouders van verzoeker dan ook niet meer aan de orde. Eventueel kan vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) onderzocht worden of in verband met zijn gezondheidsproblematiek individuele begeleiding van de vader bij de opvoeding van zijn zoon kan worden toegekend.
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het onderzoek van verweerder in dit geval onvoldoende is geweest. Verweerder heeft onvoldoende onderbouwd en daarmee niet aannemelijk gemaakt dat groepsbegeleiding voor verzoeker op dit moment de juiste hulp is voor verzoeker. Zeker gelet op de door verzoeker overgelegde verklaring van de psycholoog van zijn school van 10 april 2025. Daarin staat heel duidelijk dat verzoeker onder andere nog extra oefening en begeleiding nodig heeft rondom zijn emotieregulatie. Om hierin groei te kunnen doormaken, is het van belang dat er een veilige setting geboden wordt met individuele begeleiding. Wanneer hier voldoende groei in zit, kan hiernaast worden uitgebouwd naar een kleine veilige groep, waarin verzoeker de stap kan zetten om het geleerde in de praktijk toe te leren passen. Uiteindelijk zou eventueel de verschuiving naar alleen het groepsverband kunnen plaatsvinden, maar dit kan pas op het moment dat er een voldoende fundament is gelegd waarop verzoeker in een groep kan verder bouwen aan het kunnen reguleren van zijn emoties. De psycholoog adviseert dan ook om opnieuw hulpverlening in te gaan zetten, gericht op in de eerste plaats individuele begeleiding. Uit het dossier blijkt niet dat verweerder beschikte over anders luidende informatie van een ter zake deskundige, waarop hij zijn besluitvorming heeft gebaseerd.
5.1.
Daarnaast had er naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit geval veel betere afstemming met de school moeten plaatsvinden. Dit staat ook in artikel 2.7, eerste lid, van de Jw. Hier zal nu de bezwaarfase voor moeten worden gebruikt. Er moet overleg plaatsvinden tussen verweerder, de school, de ouders en de hulpverlening vanuit Intensoplus ten einde vast te stellen welke begeleiding, eventueel ook vanuit school, verzoeker nodig heeft en door wie die het beste kan worden verleend. De uitkomsten van dit overleg zullen in een nieuw hulpverleningsplan moeten worden vastgelegd. Het kan niet zo zijn dat verweerder volstaat met de ouders te verwijzen naar de school, waar de ouders vervolgens nul op het rekest krijgen. Niet uit het oog moeten worden verloren, dat verweerder verantwoordelijk is voor hulp vanuit de Jw.
5.2.
Verder acht de voorzieningenrechter het verwijzen van de vader van verzoeker naar de afdeling Wmo van de gemeente voor opvoedondersteuning niet aangewezen, laat staan naar een algemene voorziening. De vader van verzoeker is het meest met de opvoeding van zijn zoon belast, zodat het belangrijk is dat de ondersteuning met name op hem is gericht. Het feit dat deze ondersteuning complexer zal zijn vanwege zijn gezondheidsproblematiek maakt niet dat deze eventueel vanuit de Wmo zou moeten worden geregeld. Het gaat nog steeds om hulp die vanuit de Jw geïndiceerd moet worden.
5.3.
Wat betreft de manier van indiceren door verweerder wijst de voorzieningenrechter nog op een uitspraak van deze rechtbank van 10 april 2018 (ECLI:NL:RBLIM:2018:3319). In deze uitspraak is de rechtbank in een Wmo-zaak tot het oordeel gekomen dat door middel van het arrangementensysteem, zoals door verweerder gehanteerd, de toegekende maatwerkvoorziening wel heel vaag geformuleerd is, nu van enige tijdsindicatie en/of frequentie helemaal geen sprake is. Dat heeft er in die zaak toe geleid dat het beroep gegrond is verklaard en het bestreden besluit werd vernietigd op grond van artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Conclusie en gevolgen

6. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken toe en treft de voorlopige voorziening dat verzoeker vanaf vandaag tot de bekendmaking van de beslissing op bezwaar recht heeft op 3 uur per week aan individuele begeleiding op grond van de Jw in de vorm van een pgb geleverd door Intensoplus tegen een uurtarief van € 75,-.
6.1.
Omdat de voorzieningenrechter de verzoeken toewijst, moet verweerder het griffierecht aan verzoeker vergoeden. Het griffierecht in het verzoek met zaaknummer ROE 25/800 is op nihil gesteld, dus dat hoeft verweerder niet te vergoeden.
6.2.
Verzoeker krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.
6.3.
Daarnaast heeft verzoeker om vergoeding van de reiskosten van zijn moeder naar de zitting gevraagd. Als reiskosten komen op grond van artikel 11, eerste lid, sub c, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 voor vergoeding in aanmerking de reiskosten openbaar vervoer, laagste klasse. Dit leidt tot een vergoeding van € 15,88.
7. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst de verzoeken toe en treft de voorlopige voorziening dat verzoeker vanaf vandaag tot de bekendmaking van de beslissing op bezwaar recht heeft op 3 uur per week aan individuele begeleiding op grond van de Jw in de vorm van een pgb geleverd door Intensoplus tegen een uurtarief van € 75,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 53,- aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.829,88 (€ 1.814,- + € 15,88) aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 april 2025 door mr. M.A.H. Span-Henkens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Vonk-Menger, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: 24 april 2025.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.