ECLI:NL:RBLIM:2025:3978

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
11371645 \ CV EXPL 24-5387
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een achterstand in een verbruikleenovereenkomst met borgstelling

In deze zaak vordert European Merchant Finance B.V. (EMF) betaling van een achterstand van € 2.132,65 van Taxi Centrale Maastricht-Airport Service Limburg B.V. en een tweede gedaagde, die procedeert in persoon. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst die op 6 juli 2023 is gesloten, waarbij de B.V. een bedrag van € 12.100,00 van EMF heeft ontvangen. De B.V. zou dit bedrag terugbetalen door middel van inhouding van 25% op alle pintransacties. EMF heeft de overeenkomst op 21 mei 2024 beëindigd vanwege achterstallige betalingen en heeft de gedaagden gesommeerd tot betaling van het restant. De gedaagden hebben de vordering erkend, maar hebben verzocht om een betalingsregeling. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van EMF toewijsbaar is, aangezien de gedaagden de aansprakelijkheid voor het openstaande bedrag hebben erkend. De kantonrechter heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11371645 \ CV EXPL 24-5387
Vonnis van 23 april 2025
in de zaak van
EUROPEAN MERCHANT FINANCE B.V.,
gevestigd te Naarden, gemeente Gooise Meren,
eisende partij,
hierna te noemen: EMF,
gemachtigde: Van Lith Gerechtsdeurwaarders en Incasso,
tegen

1.TAXI CENTRALE MAASTRICHT-AIRPORT SERVICE LIMBURG B.V.,

gevestigd te Cadier en Keer, gemeente Eijsden-Margraten,
hierna te noemen: de B.V.,
gemachtigde: [gedaagde sub 2] ,

2.2. [gedaagde sub 2] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub 2] ,
procederend in persoon,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de e-mail van [gedaagden] van 1 november 2024 waarbij het verstek is gezuiverd
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
EMF en de B.V. hebben op 6 juli 2023 een overeenkomst gesloten met als titel ‘PIN Voorschot Overeenkomst’ (hierna: de overeenkomst). Op grond van de overeenkomst heeft de B.V. een bedrag van € 12.100,00 van EMF ontvangen. De B.V. zou dit bedrag terugbetalen door middel van inhouding van 25% op alle pintransacties van klanten van de B.V.
2.2.
Op de overeenkomst zijn de Algemene Voorwaarden van EMF van 1 januari 2023 van toepassing.
2.3.
[gedaagde sub 2] heeft zich tot borg gesteld voor een bedrag van maximaal € 12.100,00 tot zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen die de B.V. in de overeenkomst is aangegaan (hierna: de borgtochtovereenkomst).
2.4.
Er is een achterstand ontstaan in de betalingen, waarna EMF op 21 mei 2024 de overeenkomst heeft beëindigd en [gedaagden] tot betaling van het restant van het saldo heeft gesommeerd.
2.5.
[gedaagden] hebben EMF een betalingsregeling voorgesteld, maar dit voorstel heeft EMF niet geaccepteerd.
2.6.
EMF heeft een aangepast voorstel gedaan dat [gedaagden] niet heeft geaccepteerd.

3.Het geschil

3.1.
EMF vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van € 2.132,65, bestaande uit de hoofdsom van € 1.748,91, de verschenen wettelijke handelsrente tot 26 september 2024 van € 66,31 en de buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met btw, van € 317,43, vermeerderd met rente over de hoofdsom vanaf datum dagvaarding en de proceskosten.
3.2.
EMF legt aan haar vordering ten grondslag dat zij de overeenkomst met de B.V. heeft opgezegd vanwege achterstallige betalingen. Op grond van de algemene voorwaarden is de B.V. in dat geval het restant van de vordering verschuldigd. Nu [gedaagde sub 2] zich borg heeft gesteld voor de betalingsverplichtingen die de B.V. op grond van de overeenkomst aan EMF heeft, vordert EMF betaling van deze achterstand van beide gedaagden,
3.3.
[gedaagden] voeren verweer en geven te kennen dat er geen werkzaamheden meer zijn binnen de B.V. [gedaagden] erkennen de aansprakelijkheid voor het openstaande bedrag en vragen om een betalingsregeling met EMF.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Nu [gedaagden] de vordering van EMF hebben erkend ligt deze voor toewijzing gereed.
4.2.
De gevorderde wettelijke handelsrente is evenmin weersproken en zal worden toegewezen.
4.3.
EMF vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. EMF heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De gevorderde vergoeding komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal - inclusief btw, nu de vordering tot betaling van btw over de buitengerechtelijke incassokosten niet is betwist - worden toegewezen.
4.4.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
- rente tot 26 september 2024

1.748,91
66,31
+
- buitengerechtelijke incassokosten
317,43
Totaal
2.132,65
4.5.
[gedaagden] worden in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van EMF worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
140,84
- griffierecht
372,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.022,84
4.6.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
4.7.
Uit hun verweer blijkt dat [gedaagden] een betalingsregeling wensen. De kantonrechter kan zo’n regeling niet opleggen. [gedaagden] dienen zich daartoe tot EMF te wenden.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om aan EMF te betalen € 2.132,65, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 1.748,91, met ingang van 10 oktober 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.022,84, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2025.
VC