ECLI:NL:RBLIM:2025:39

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 januari 2025
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
11454726 CV EXPL 24-6292
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woonruimte wegens overlast en vervuilde staat

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 6 januari 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder en de bewindvoerder van een onderbewindgestelde huurder. De verhuurder, vertegenwoordigd door mr. M. van Sintmaartensdijk, vorderde ontruiming van de woning van de huurder, die onder bewind stond van Mozaiek Bewindvoeringen B.V. De huurovereenkomst was aangegaan voor bepaalde tijd, maar de verhuurder stelde dat de huurder zich niet als een goed huurder had gedragen door overlast te veroorzaken en de woning in een vervuilde staat achter te laten. De kantonrechter oordeelde dat de huurder niet had voldaan aan zijn verplichtingen en dat er voldoende aanwijzingen waren dat de bodemrechter in een eventuele procedure de huurovereenkomst zou ontbinden. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, evenals de vordering tot betaling van huurtermijnen, maar de vordering tot vergoeding van ontruimingskosten werd afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de huurder zich niet gedroeg zoals een goed huurder betaamt en dat de ontruiming in kort geding gerechtvaardigd was, gezien de ernstige tekortkomingen van de huurder.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11454726 \ CV EXPL 24-6292
Vonnis in kort geding van 6 januari 2025
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ,
gemachtigde: mr. M. van Sintmaartensdijk,
tegen
MOZAIEK BEWINDVOERINGEN B.V.,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van de heer [naam onderbewindgestelde] , geboren op [geboortedatum] 1989 en wonende te [woonplaats 2] ,
te Venlo,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Mozaiek bewindvoeringen q.q. en [naam onderbewindgestelde] ,
gemachtigde: mr. B.H.A. Augustin.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 5
- de producties 6 tot en met 9 aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zoals ontvangen op 19 december 2024
- de eis in reconventie zoals ontvangen op 21 december 2024
- de mondelinge behandeling van 23 december 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitaantekeningen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , tevens vermindering van eis
- de conclusie van antwoord tevens inhoudende eis in reconventie
- de brief van mr. Van Sintmaartensdijk van 24 december 2024 waarin verzocht wordt om in de gelegenheid gesteld te worden om een opname van [naam onderbewindgestelde] in het geding te brengen en [naam onderbewindgestelde] in de gelegenheid te stellen daar bij akte op te reageren
- het e-mailbericht van mr. Augustin van 24 december 2024 waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het voornoemde verzoek van mr. Van Sintmaartensdijk en het verzoek vonnis te wijzen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam onderbewindgestelde] is onder bewind gesteld met benoeming van Mozaiek Bewindvoeringen B.V. tot bewindvoerder.
2.2.
[naam onderbewindgestelde] heeft met [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een schriftelijke huurovereenkomst gesloten op grond waarvan [naam onderbewindgestelde] van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] huurt de woonruimte aan de [adres] te [woonplaats 2] (verder: het gehuurde).
2.3.
De huurovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd, te weten vanaf 15 december 2022 tot en met 14 december 2024. In de huurovereenkomst is het volgende opgenomen:
“Partijen kiezen voor de mogelijkheid van een kortdurende huurovereenkomst met een looptijd van twee (2) jaar of korter ex artikel 7:271 lid 1 Burgerlijk Wetboek aangezien sprake is van zelfstandige woonruimte.”
2.4.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft op 19 augustus 2024 per afzonderlijke aangetekende brief aan [naam onderbewindgestelde] en de bewindvoerder medegedeeld dat hij de huurovereenkomst niet wenst te verlengen en dat [naam onderbewindgestelde] in de periode tussen 14 september en 14 november 2024 een brief zal ontvangen, zoals de wet het voorschrijft. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft [naam onderbewindgestelde] in voornoemde brief gesommeerd om zowel het gehuurde alsook de gemeenschappelijke ruimtes geheel terug te brengen in de staat waarin deze zich bevonden bij aanvang van de huurovereenkomst en alle nodige herstelwerkzaamheden te verrichten (productie 3).
2.5.
Op 10 december 2024 heeft de gemachtigde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een e-mailbericht gestuurd aan [naam onderbewindgestelde] , waarin wordt verwezen naar de brief van 19 augustus 2024 inhoudende dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de huurovereenkomst niet wenst te verlengen en dat de huurovereenkomst eindigt op 14 december 2024. In die e-mail is tevens bericht dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op 13 december 2024 om 14:30 uur een voorinspectie wenst uit te voeren, onder toezicht van een gerechtsdeurwaarder (productie 4).
2.6.
Op 13 december 2024 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] met een gerechtsdeurwaarder de woning bezocht. [naam onderbewindgestelde] was toen niet thuis. De gerechtsdeurwaarder heeft zijn bevindingen op voornoemde datum vastgelegd in een proces-verbaal van constatering. De gerechtsdeurwaarder heeft toen foto’s gemaakt van het gehuurde (productie 5).

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert samengevat en na vermindering van eis ‑ bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
ontruiming van het pand aan de [adres] te [woonplaats 2] ;
veroordeling van [naam onderbewindgestelde] in de kosten van de ontruiming, zoals die zullen blijken uit het proces-verbaal van de gerechtsdeurwaarder;
veroordeling van [naam onderbewindgestelde] tot betaling van de maandelijkse huurtermijnen ad € 835,00, maandelijks bij vooruitbetaling te voldoen, en wel vanaf 1 januari 2024 tot aan de dag van de ontruiming;
veroordeling van [naam onderbewindgestelde] tot betaling van de contractuele boete ter hoogte van € 4.000,00;
veroordeling van [naam onderbewindgestelde] in de buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeling van [naam onderbewindgestelde] in de proceskosten, alsmede de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
Mozaiek bewindvoeringen q.q. voert verweer. Mozaiek bewindvoeringen q.q. concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de kosten van deze procedure.
In reconventie
3.3.
[naam onderbewindgestelde] vordert - samengevat - bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] te bevelen [naam onderbewindgestelde] per vonnisdatum ongehinderde toegang te verschaffen tot het gehuurde, voormelde onder verbeurte van een direct opeisbare dwangsom van € 1.000,00 (met een maximum van € 30.000,00) per dag of dagdeel dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] weigert aan het vonnis te voldoen, dan wel een bedrag aan dwangsom door de voorzieningenrechter te bepalen;
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] te bevelen per vonnisdatum een gedegen voordeur te laten plaatsen in het gehuurde, voormelde onder verbeurte van een direct opeisbare dwangsom van € 1000,00 (met een maximum van € 30.000,00) per dag of dagdeel dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] weigert aan het vonnis te voldoen, dan wel een bedrag aan dwangsom door de voorzieningenrechter te bepalen;
veroordeling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de proceskosten.
3.4.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] voert verweer.
In conventie en in reconventie
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
Bevoegdheid van de kantonrechter
4.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] is in België woonachtig. Daardoor heeft deze zaak internationale aspecten. De rechtsmacht van de Nederlandse rechter moet, nu beide partijen in een lidstaat van de Europese Unie woonplaats hebben, aan de hand van Verordening nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende (onder meer) de rechterlijke bevoegdheid van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: Brussel I bis-Verordening) worden vastgesteld. Op grond van artikel 4 van de Brussel I bis-Verordening geldt als uitgangspunt dat de gedaagde partij zal worden gedagvaard in de lidstaat waar hij woonplaats heeft.
4.2.
De Nederlandse rechter is aldus bevoegd om van de onderhavige zaak kennis te nemen nu [naam onderbewindgestelde] woonachtig is te [woonplaats 2] .
Toepasselijk recht
4.3.
De tweede hoofdvraag is welk recht toepasselijk is op een internationale rechtsverhouding. Partijen zijn in de huurovereenkomst in artikel 12.9. overeengekomen dat Nederlands recht van toepassing is.
In conventie
Spoedeisend belang
4.4.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiser in conventie, verweerder in reconventie] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat spoedeisend belang is gelet op de aard van de vordering (ontruiming) gegeven.
Ontruiming
4.5.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt zich primair op het standpunt dat de huurovereenkomst op 14 december 2024 geëindigd is, dat [naam onderbewindgestelde] het gehuurde niet ontruimd heeft en dat [naam onderbewindgestelde] aldus vanaf 15 december 2024 zonder recht en titel onrechtmatig gebruik maakt van het gehuurde. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] voert aan dat sprake is van een huurovereenkomst voor bepaalde tijd dat en dat hij met de aangetekende brief van 19 augustus 2024 het einde van de huur heeft medegedeeld aan [naam onderbewindgestelde] en dus heeft voldaan aan de aanzeggingsverplichting die voortvloeit uit artikel 7:271 BW. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt dat de gemachtigde van [naam onderbewindgestelde] daarnaast per e-mail op 24 september 2024 is aangezegd dat de huurovereenkomst niet zal worden verlengd.
4.6.
Subsidiair stelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zich op het standpunt dat [naam onderbewindgestelde] zich niet heeft gedragen zoals een goed huurder betaamt en dat de aard en de omvang van de tekortkomingen van [naam onderbewindgestelde] in de nakoming van zijn verplichtingen zo structureel en ernstig van aard zijn, dat in voldoende mate waarschijnlijk is dat de bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden op grond van artikel 6:265 BW. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft namelijk van omwonenden klachten ontvangen dat het gehuurde zich in een zeer vervuilde staat zou bevinden. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft op 13 december 2024 het gehuurde betreden met een gerechtsdeurwaarder (de deur van het gehuurde was zwaar beschadigd en stond open) en toen is onder andere geconstateerd dat:
  • de buitenzijde van het gehuurde een zeer vervuilde indruk maakt door de aanwezigheid van afvalzakken met huis-, tuin- en keukenafval in het gehuurde, op het balkon en in de berging;
  • niet schoongemaakte ramen / kozijnen;
  • de muren, vensters, trapleuningen, deuren en trappen zeer vervuild zijn;
  • de sanitaire voorzieningen vervuild zijn door aangekoekte ontlasting;
  • de badkamer bezaaid is met vuilnis, afval, (bedorven) etensresten en spullen;
  • er in en rondom het gehuurde zich ongedierte bevindt;
  • de voordeur is ingetrapt;
  • de achterdeur is ontwricht en niet meer sluit;
  • het rolluik zwaar is beschadigd;
  • het hang- en sluitwerk van de binnendeuren is beschadigd.
4.7.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt dat hij het gehuurde vóór aanvang van de huurovereenkomst volledig heeft opgeknapt. De staat van het gehuurde was bij aanvang van de huurovereenkomst dus goed en dit is ook vastgelegd volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . [eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt dat het gehuurde nu onleefbaar, brand- en valgevaarlijk en ernstig vervuild is en dat het gehuurde gesaneerd dient te worden.
4.8.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] voert daarnaast aan dat [naam onderbewindgestelde] ernstige overlast veroorzaak in en rondom het appartemensgebouw en dat meerdere bewoners onder andere geklaagd hebben over:
  • het veroorzaken van overlast;
  • het bedreigen en/of intimideren van overige bewoners in het appartementsgebouw;
  • het vervuilen van gemeenschappelijke ruimtes, waaronder het trappenhuis;
  • het afbreken/molesteren van de brievenbus;
  • het afbreken/molesteren van de voordeur van de woning.
4.9.
Daarnaast heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] vastgesteld dat [naam onderbewindgestelde] niet (als enige) het gehuurde bewoont. [naam onderbewindgestelde] zou het gehuurde onderverhuren en ook deze onderhuurder veroorzaakt overlast voor omwonenden.
4.10.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] voert tevens aan dat [naam onderbewindgestelde] in strijd handelt met artikel 9.1 van de algemene bepalingen. De kantonrechter merkt op dat de algemene bepalingen niet in het geding zijn gebracht. De kantonrechter zal dit standpunt dan ook niet meenemen in de overweging.
4.11.
[naam onderbewindgestelde] stelt zich ten aanzien van de primaire grondslag op het standpunt dat de huurovereenkomst voor bepaalde tijd is omgezet naar een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd. Dit omdat de huurovereenkomst niet conform wettelijk voorschrift alsook niet conform de gemaakte afspraken in de huurovereenkomst is opgezegd. Op grond van artikel 7:271 lid 2 BW volgt namelijk dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op zijn vroegst 14 september 2024 en op zijn laatst op 14 november 2024 de opzegging had mogen sturen en dat is niet gebeurd binnen dit tijdsbestek. De huurovereenkomst voor onbepaalde tijd is niet opgezegd door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en daarom dient de vordering aldus [naam onderbewindgestelde] te worden afgewezen.
4.12.
Ten aanzien van de subsidiaire grondslag betwist [naam onderbewindgestelde] dat hij overlast zou hebben veroorzaakt, dan wel dat hij het gehuurde heeft onderverhuurd. Er wordt weinig tot geen bewijs overgelegd omtrent de gestelde overlast. Over de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in het geding gebrachte foto’s van het gehuurde stelt [naam onderbewindgestelde] dat het pand al bij aanvang van de huurovereenkomst een afbraakpand betrof. Volgens [naam onderbewindgestelde] was en is het pand in een vergevorderd stadium van verval. Volgens [naam onderbewindgestelde] heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet voldaan aan zijn stel- en bewijsplicht dat sprake is van een verschil tussen de staat van de woning bij aanvang van de huurperiode en hetgeen hij thans heeft aangetroffen. [naam onderbewindgestelde] betwist dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bij aanvang van de huurovereenkomst een beschrijving heeft gemaakt van de staat van het gehuurde. Overeenkomstig artikel 7:224 lid 2 BW wordt bij het ontbreken van een beschrijving verondersteld dat de staat van het gehuurde bij einde huurovereenkomst gelijk is aan de staat waarin deze was bij aanvang van de huurovereenkomst. [naam onderbewindgestelde] doet een beroep op dit rechtsvermoeden.
4.13.
De kantonrechter stelt voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet - volgens vaste jurisprudentie - terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een (diepgaand) onderzoek naar bestreden feiten en ten tweede de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is. Voor toewijzing van een dergelijke vordering zal dan ook slechts plaats zijn indien in hoge mate waarschijnlijk is dat de bodemrechter, zo het geschil aan hem wordt voorgelegd, zal overgaan tot toewijzing van de vordering.
4.14.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft een primaire en een subsidiaire grondslag aangevoerd. De kantonrechter is in beginsel vrij, vooral met het oog op de proceseconomie, om de volgorde te bepalen waarin deze grondslagen behandeld zullen worden nu deze primaire en subsidiaire grondslag niet gehanteerd worden in het petitum van de dagvaarding. De kantonrechter merkt de grondslag met betrekking tot de tekortkomingen van [naam onderbewindgestelde] in de nakoming van zijn verplichtingen aan als de meest verstrekkende grondslag en zal dus eerst toekomen aan een overweging met betrekking tot deze grondslag.
4.15.
De kantonrechter oordeelt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] voldoende aannemelijk gemaakt heeft dat [naam onderbewindgestelde] overlast veroorzaakt. Dit volgt uit Whatappberichten van een medebewoner van het appartementsgebouw en uit berichtgeving van een Boa van de gemeente Brunssum die aangeeft dat diverse klachten zijn ontvangen van medebewoners van het pand over vervuiling achter het pand en in de berging. Ook melden die bewoners last te hebben van muizen. De Boa is ter plaatse geweest en kan deze klachten bevestigen (productie 7). Op de door de deurwaarder gemaakte foto’s is ook een grote hoeveelheid rommel te zien (productie 5) en de kantonrechter acht het aannemelijk dat de omwonenden hier overlast van ondervinden. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [naam onderbewindgestelde] dit onvoldoende betwist.
4.16.
Over de staat van het gehuurde overweegt de kantonrechter dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verzuimd heeft om aan te tonen wat de staat van het gehuurde was bij aanvang van de huurovereenkomst. Nu de goede staat bij aanvang door [naam onderbewindgestelde] betwist wordt en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geen beschrijving van het gehuurde in het geding heeft gebracht, wordt [naam onderbewindgestelde] , behoudens tegenbewijs, verondersteld het gehuurde in de staat te hebben ontvangen zoals deze is bij het einde van de huurovereenkomst. Dit tegenbewijs is niet geleverd. De kantonrechter merkt daarbij op dat het voorgaande uitsluitend betrekking heeft op de staat van de woning en niet op alle rommel in en buiten de woning. De kantonrechter acht het namelijk niet aannemelijk dat de rommel in en buiten het gehuurde aanwezig was bij aanvang van de huurovereenkomst.
4.17.
Op grond van het voorgaande oordeelt de kantonrechter dat [naam onderbewindgestelde] zich niet gedraagt zoals een goed huurder betaamt en dat het voldoende aannemelijk is dat in een bodemprocedure een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst op grond van artikel 6:265 BW zal worden toegewezen op grond van de door [naam onderbewindgestelde] veroorzaakte overlast. Op grond van voornoemd artikel geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van haar verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. [naam onderbewindgestelde] heeft geen beroep gedaan op de tenzij-formule van voornoemd artikel. Nu het in hoge mate waarschijnlijk is dat de huurovereenkomst in een eventuele bodemprocedure zal worden ontbonden, zal de gevorderde ontruiming in kort geding worden toegewezen.
4.18.
Nu de tekortkomingen van [naam onderbewindgestelde] op zichzelf al voldoende reden vormen om tot ontruiming van de huurovereenkomst over te gaan, zal de kantonrechter een overweging met betrekking tot het al dan niet eindigen van de huurovereenkomst voor bepaalde tijd achterwege laten.
Kosten van de ontruiming
4.19.
De gevorderde vergoeding van de ontruimingskosten wordt afgewezen. De partij die ongelijk krijgt kan namelijk alleen worden veroordeeld tot betaling van kosten die vóór de uitspraak zijn gemaakt (artikel 237 lid 3 Rv) dan wel kosten die na de uitspraak worden gemaakt maar die zich wel laten begroten (artikel 237 lid 4 Rv). Dat is niet het geval bij ontruimingskosten; deze kosten worden namelijk (mogelijk) na het ontruimingsvonnis gemaakt en lenen zich, zonder nadere toelichting, niet voor voorwaardelijke begroting.
Maandelijkse huurtermijnen
4.20.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert betaling van de maandelijkse huurtermijnen vanaf 1 januari 2024. De kantonrechter beschouwt dat als een kennelijke verschrijving en neemt aan dat vanaf 1 januari 2025 is bedoeld. Nu op dit punt geen verweer is gevoerd, zal deze vordering worden toegewezen.
Contractuele boete
4.21.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert, na eisvermindering, € 4.000,00 aan contractuele boete. Ten aanzien van het in het petitum genoemde bedrag (€ 15.000,00) stelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat sprake is van een verschrijving. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] voert ter mondelinge behandeling aan dat de boete € 20,00 per dag bedraagt, met een maximum van € 4.000,00. Reeds op 4 januari 2024 is melding gemaakt van overlast door [naam onderbewindgestelde] en daarom wordt het maximum bedrag gevorderd.
4.22.
[naam onderbewindgestelde] stelt dat in de dagvaarding en ook in de overgelegde brieven met geen woord gesproken wordt over een boete. Volgens [naam onderbewindgestelde] is hij ter zake de boete rauwelijks gedagvaard.
4.23.
De kantonrechter zal de gevorderde contractuele boete afwijzen op grond van het volgende. In het lichaam van de dagvaarding ontbreekt enige stelling en onderbouwing ten aanzien van de boete. In het petitum komt de boete uit de lucht gevallen. Ter mondelinge behandeling is toegelicht hoe de hoogte van het gevorderde bedrag tot stand is gekomen, maar enige grondslag voor deze vordering ontbreekt. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft namelijk ook ter mondelinge behandeling nagelaten om aan te geven waar de boetebepaling die tussen partijen geldt te vinden is.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.24.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Enige stelling – er wordt zelfs geen bedrag genoemd – ten aanzien van deze kosten ontbreekt. Daarnaast is uit het voorgaande gebleken dat [naam onderbewindgestelde] niet in verzuim is ten aanzien van enig geldbedrag. De kantonrechter oordeelt dan ook dat de buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
Proceskosten
4.25.
Mozaiek bewindvoeringen q.q. is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Een deel van het door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betaalde griffierecht blijft echter voor rekening van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft namelijk bij dagvaarding een bedrag gevorderd ter hoogte van € 15.000,00. Aan de hand van het gevorderde bedrag bij dagvaarding wordt een bedrag van € 706,00 geheven aan griffierecht. Zoals reeds is gebleken is dit gevorderde bedrag een verschrijving van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft de vordering verminderd tot een bedrag van € 4.000,00. Bij dit gevorderde bedrag hoort een bedrag van € 248,00 aan griffierecht. [naam onderbewindgestelde] hoeft niet te worden gestraft voor een door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te hoog ingediende vordering. In de kostenveroordeling wordt daarom slechts het bedrag van € 248,00 aan griffierecht meegenomen. De proceskosten van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,22
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.312,22‬
4.26.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
In reconventie
4.27.
Nu de gevorderde ontruiming van het gehuurde in conventie wordt toegewezen, oordeelt de kantonrechter dat de vorderingen in reconventie zullen worden afgewezen. Deze vorderingen waren immers enkel toewijsbaar indien [naam onderbewindgestelde] in het gehuurde mocht blijven.
4.28.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] kenbaar gemaakt de eis in reconventie niet te hebben ontvangen. De gemachtigde van [naam onderbewindgestelde] heeft een e-mail gestuurd, maar de bijlage bij die e-mail ontbrak. Bij brief van 24 december 2024 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verzocht om in de gelegenheid gesteld te worden - gelet op de eisen van goede procesorde - om een opname van [naam onderbewindgestelde] waaruit blijkt dat de deur op datum van het sluiten van de huurovereenkomst geen gebreken vertoonde, in het geding te brengen en [naam onderbewindgestelde] in de gelegenheid te stellen daar bij akte op te reageren. Dit in het kader van het onder 2. gevorderde door [naam onderbewindgestelde] . [naam onderbewindgestelde] heeft bezwaar gemaakt tegen voornoemd verzoek. Het verzoek van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zal, aangezien de vordering in reconventie wordt afgewezen, niet worden toegewezen nu daartoe geen aanleiding meer bestaat.
4.29.
Mozaiek bewindvoeringen q.q. is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] worden begroot op € 543,00 (salaris gemachtigde).

5.De beslissing

De kantonrechter
In conventie
5.1.
veroordeelt Mozaiek bewindvoeringen q.q. om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het pand aan de [adres] te [woonplaats 2] te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te stellen,
5.2.
veroordeelt Mozaiek bewindvoeringen q.q. om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te voldoen de maandelijkse huurtermijnen ad € 835,00, maandelijks bij vooruitbetaling te voldoen, vanaf 1 januari 2025 tot aan de dag van de ontruiming,
5.3.
veroordeelt Mozaiek bewindvoeringen q.q. in de proceskosten van € 1.312,22‬, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Mozaiek bewindvoeringen q.q. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt Mozaiek bewindvoeringen q.q. tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
In reconventie
5.7.
wijst de vorderingen af,
5.8.
veroordeelt Mozaiek bewindvoeringen q.q. in de proceskosten van € 543,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2025.
SH