Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 7 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter op 22 april 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen PP Koumen Vastgoed 1 B.V. (hierna: Koumen) en ECC Sprint Europe B.V. (hierna: ECC) betreffende een huurachterstand en de ontruiming van een bedrijfsruimte. Koumen vorderde de ontruiming van de bedrijfsruimte die door ECC werd gehuurd, alsook betaling van achterstallige huur, waarborgsom, contractuele boetes en proceskosten. De huurovereenkomst was oorspronkelijk aangegaan door de rechtsvoorganger van ECC, Allekabels, en was verlengd tot 1 april 2024. ECC was per 1 september 2023 in de rechten van Allekabels getreden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 7 april 2025 werd vastgesteld dat ECC in gebreke was gebleven met de betaling van de huur en waarborgsom. De kantonrechter oordeelde dat Koumen voldoende spoedeisend belang had bij de gevraagde voorziening, gezien de hoogte van de huurachterstand en het risico van ontruiming. De kantonrechter wees de vorderingen van Koumen grotendeels toe, inclusief de ontruiming van de bedrijfsruimte binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. ECC werd ook veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, waarborgsom, contractuele boetes en proceskosten.
De kantonrechter benadrukte dat ECC niet voldoende bijzondere omstandigheden had aangevoerd die de ontruiming zouden rechtvaardigen. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Koumen direct kon overgaan tot ontruiming indien ECC niet tijdig aan de veroordelingen voldeed. Dit vonnis is een belangrijke uitspraak in het kader van huurrecht en de rechten van verhuurders in geval van huurachterstand.