ECLI:NL:RBLIM:2025:3423

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
11335284 \ CV EXPL 24-5024
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake bijzondere overeenkomst en incassokosten tussen Zuyd Hogeschool en gedaagde

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, heeft de kantonrechter op 9 april 2025 een vonnis gewezen in een geschil tussen de stichting Zuyd Hogeschool en een gedaagde partij. De procedure is gestart door Zuyd Hogeschool, die zich heeft laten vertegenwoordigen door Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders. De gedaagde partij heeft in persoon geprocedeerd. De procedure is voortgekomen uit een tussenvonnis van 4 december 2024, waarin de kantonrechter Zuyd Hogeschool de gelegenheid heeft gegeven om zich uit te laten over de (on)eerlijkheid van bepaalde bedingen in de algemene voorwaarden van Zuyd Hogeschool. In de akte van 8 januari 2025 heeft Zuyd Hogeschool gesteld dat zij alleen wettelijke incassokosten in rekening heeft gebracht, maar de kantonrechter oordeelt dat de bepalingen in de algemene voorwaarden de mogelijkheid bieden om meer kosten in rekening te brengen dan wettelijk is toegestaan, wat het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen kan verstoren. Daarom heeft de kantonrechter artikel 5.3 lid 1 van de algemene voorwaarden vernietigd voor zover dit betrekking heeft op incassokosten, en zijn de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen. Uiteindelijk is de gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 10.941,05 aan Zuyd Hogeschool, vermeerderd met wettelijke rente, en is de gedaagde ook in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11335284 \ CV EXPL 24-5024
Vonnis van 9 april 2025
in de zaak van
de stichting
STICHTING ZUYD HOGESCHOOL,
gevestigd te Heerlen,
eisende partij,
hierna te noemen: Zuyd Hogeschool,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 december 2024
- de akte van Zuyd Hogeschool
- de aantekening van de griffier op de rol van 5 februari 2025 dat [gedaagde] geen antwoordakte heeft genomen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij tussenvonnis van 4 december 2024 (hierna: het tussenvonnis) heeft de kantonrechter Zuyd Hogeschool in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de (on)eerlijkheid van bepaalde bedingen uit de toepasselijke algemene bepalingen van Zuyd Hogeschool. Dit heeft zij gedaan bij akte van 8 januari 2025 (hierna: de akte).
Buitengerechtelijke incassokosten
2.2.
In de akte stelt Zuyd Hogeschool dat zij de bepaling zo heeft gehanteerd dat zij alleen de wettelijke incassokosten in rekening heeft gebracht. Zij betwist dat de bepaling oneerlijk is, maar zal deze evenwel aanpassen.
2.3.
De kantonrechter volgt deze stellingen niet. Dat Zuyd Hogeschool in de praktijk alleen de wettelijke incassokosten in rekening brengt is niet relevant. Het gaat erom dat Zuyd Hogeschool op grond van de bepalingen in de algemene voorwaarden de mogelijkheid heeft meer kosten dan wettelijk is toegestaan in rekening te brengen en dat de bepalingen het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen aanzienlijk kunnen verstoren. In zo’n geval bestaat er daarom geen recht op de gevorderde wettelijke vergoedingen. In de toelichting van Zuyd Hogeschool ziet de kantonrechter dan ook geen aanleiding voor een ander oordeel over de oneerlijkheid van het beding dan in het tussenvonnis.
2.4.
Gelet op het voorgaande vernietigt de kantonrechter artikel 5.3 lid 1 van de algemene voorwaarden voor zover dit beding ziet op incassokosten. Als gevolg daarvan worden de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
Conclusie
2.5.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
- vervallen wettelijke rente tot 12 september 2024

10.144,81
796,24
+
Totaal
10.941,05
Proceskosten
2.6.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Zuyd Hogeschool worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,39
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
406,00
(1 punt × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.202,39

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Zuyd Hogeschool te betalen een bedrag van € 10.941,05, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 10.144,81, met ingang van 17 september 2024, tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.202,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.V.L. Heuts en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2025.
type: JEC