ECLI:NL:RBLIM:2025:3411

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
11109374 \ CV EXPL 24-2528
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonsverhoging en CAO-toepassing in arbeidsovereenkomst

In deze zaak vordert eiser, een commercieel vertegenwoordiger, dat zijn werkgever, Gourmand Pastries NL B.V., gehouden is om loonsverhogingen volgens de CAO voor de industriële bakkerij toe te passen. Eiser stelt dat in een addendum op zijn arbeidsovereenkomst is afgesproken dat zijn salaris vanaf 1 januari 2023 moet worden geïndexeerd volgens de CAO. Gourmand betwist deze interpretatie en stelt dat de indexatie een eenmalige verhoging betrof. De kantonrechter oordeelt dat de bewoordingen in het addendum, met name het gebruik van 'per' in plaats van 'met ingang van', wijzen op een eenmalige indexatie. De rechter concludeert dat er geen bindende afspraak is gemaakt over het volgen van toekomstige CAO-verhogingen. Eiser wordt in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11109374 \ CV EXPL 24-2528
Vonnis van 9 april 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. B.R. van der Zwan, Stichting Achmea Rechtsbijstand,
tegen
GOURMAND PASTRIES NL B.V.,
gevestigd te Kerkrade,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Gourmand,
gemachtigde: mr. H.J. Wiarda en mr. M.R. Scheper.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de mondelinge behandeling van 14 januari 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt
- spreekaantekeningen van [eiser]
- spreekaantekeningen van Gourmand.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is op 4 februari 2008 bij (de rechtsvoorganger van) Gourmand in dienst getreden, Hij is werkzaam in de functie van commercieel vertegenwoordiger, op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
2.2.
Eind 2021 hebben partijen onderhandelingen gevoerd over de verhoging van het basisloon van [eiser] en een aanpassing van de variabele beloning.
2.3.
Op 21 februari 2022 hebben partijen een addendum op de arbeidsovereenkomst gesloten waarin - voor zover van belang - het volgende is opgenomen:
“(…)
1. Werknemer en Werkgever komen overeen dat Werknemer met ingang van 01/01/2022 een vast maandelijks bruto loon ontvangt van 4.410€.
2. De variabele beloning (commissielonen) wordt met ingang van 01/01/2022 gebaseerd op targets die door de werkgever bepaald worden. (…)
3. Per 01/01/2023 wordt een indexatie van het vast maandelijks bruto loon toegepast (cfr de sector van de industriële bakkerij).
(…)”
2.4.
Gourmand heeft het salaris van [eiser] met ingang van 1 januari 2023 verhoogd met 3,4% naar € 4.559,94 bruto.
2.5.
Met ingang van 1 januari 2024 heeft Gourmand het salaris van [eiser] met 4,5% verhoogd naar € 4,765,14 bruto.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat –
a. een verklaring voor recht dat Gourmand is gehouden de loonsverhogingen voor de industriële bakkerij toe te passen met ingang van 1 januari 2023,
en met veroordeling van Gourmand:
tot betaling van het achterstallig salaris over de maanden juli tot en met december 2023 van € 1.915,17 bruto;
tot betaling van de resterende dertiende maand van € 159,60 bruto;
tot betaling van het achterstallig salaris over de maanden januari, februari en maart 2024 van totaal € 1.000,68 bruto;
tot betaling van de wettelijke rente over het onder sub b, c en d gevorderde vanaf de dag van verzuim tot de dag van volledige betaling;
tot betaling van de wettelijke verhoging over het onder sub b, c, en d gevorderde;
tot betaling van het salaris van € 5.098,70 bruto per maand vanaf april 2024;
om met ingang van 1 juli 2024 de CAO verhoging van 4,5% toe te passen en [eiser] aldus vanaf dat moment het salaris van € 5.328,14 bruto per maand te betalen;
tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 432,55;
tot betaling van de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering het volgende ten grondslag. Met de indexatie van het salaris uit artikel 3 van het addendum, hebben partijen afgesproken dat vanaf 1 januari 2023 de CAO voor de Industriële Bakkerij (hierna: CAO) wordt gevolgd voor wat betreft de indexatie van het loon. Daardoor dient Gourmand elke CAO-verhoging te volgen. Volgens [eiser] dient het woord ‘per’ uit het betreffende artikel te worden gelezen als ‘met ingang van’. Het doel van het addendum was immers een meer marktconform salaris te bieden aan [eiser] .
3.3.
[eiser] stelt dat Gourmand het loon op 1 januari 2023 en op 1 januari 2024 heeft geïndexeerd, maar dat Gourmand heeft nagelaten de CAO-verhogingen toe te passen per 1 juli 2023 en 1 juli 2024. Doordat Gourmand niet alle CAO-verhogingen na 1 januari 2023 heeft gevolgd, is sprake van achterstallig loon. Over dit achterstallig loon vordert [eiser] ook de wettelijke verhoging en rente.
3.4.
Gourmand voert verweer en betwist dat partijen met artikel 3 van het addendum zijn overeengekomen om het loon vanaf 1 januari 2023 mee te laten stijgen met elke CAO-verhoging. Gourmand stelt dat het woord ‘per’ uit het betreffende artikel gelezen moet worden als ‘op’ en dat het een eenmalige indexatie betrof. Dat alleen het loon op 1 januari 2023 zou worden verhoogd met de indexatie van de CAO en niet elke verhoging zou worden gevolgd, blijkt volgens Gourmand ook uit de woorden ‘een indexatie’ uit artikel 3. Verder betwist Gourmand gebonden te zijn aan de CAO nu Gourmand niet onder deze CAO valt en de CAO in het addendum niet van toepassing is verklaard op de arbeidsovereenkomst. Gourmand concludeert dat zij [eiser] heeft betaald conform de afspraak in het addendum en dat zij [eiser] verder niets verschuldigd is. Zij verzoekt de vorderingen van [eiser] af te wijzen met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In geschil is de vraag wat partijen hebben bedoeld met artikel 3 van het addendum. De kantonrechter vindt dat hierin een eenmalige indexatie kan worden gelezen en zal hieronder uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
4.2.
Bij de uitleg van (artikel 3 van) het addendum dient niet alleen gelet te worden op de bewoordingen (een zuiver taalkundige uitleg), maar komt het ook aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten [1] . Bij de uitleg van het addendum zijn derhalve alle omstandigheden van het geval van belang, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen.
4.3.
De onduidelijkheid van artikel 3 ligt allereerst bij het woord ‘per’. [eiser] stelt dat hiermee ‘vanaf’ wordt bedoeld en Gourmand stelt dat hiermee ‘op’ wordt bedoeld. Verder is in geschil of artikel 3 meebrengt dat niet alleen een indexatie van het loon dient te worden toegepast of dat ook alle volgende CAO-loonsverhogingen dienen te worden gevolgd.
4.4.
In het licht van de andere artikelen van het addendum wijkt het gebruik van het woord ‘per’ af van de bewoordingen uit de artikelen 1 en 2. In artikel 1 is overeengekomen dat [eiser] ‘met ingang van’ 1 januari 2022 een hoger loon zal ontvangen. In artikel 2 staat ook dat de target ‘met ingang van’ 1 januari 2022 bepaald wordt. Van beide bepalingen is duidelijk dat bedoeld is om deze bepalingen vanaf 1 januari 2022 te laten gelden. Vervolgens wordt in artikel 3 ‘per’ 1 januari 2023 een indexatie van het loon toegepast. Doordat in artikel 3 een ander woord is gebruikt dan in de voorgaande artikelen 1 en 2, namelijk ‘per’ in plaats van ‘met ingang van’, neemt de kantonrechter aan dat hiermee iets anders is bedoeld dan ‘met ingang van’. Belangrijk is echter ook de uitleg van partijen wat besproken is voorafgaand aan het opstellen van het addendum.
4.5.
[eiser] stelt dat in de gesprekken die hij en zijn collega’s met Gourmand hebben gehad voorafgaand aan het opmaken van het addendum, aan bod is gekomen om het nieuwe salaris ook jaarlijkse te verhogen om te voorkomen dat het salaris na een aantal jaar weer achter zou lopen bij de markt. Voor deze jaarlijkse verhoging dacht [eiser] aan een vast percentage of koppeling aan het indexatiecijfer van het CBS. Gourmand heeft volgens [eiser] een koppeling aan het indexatiecijfer van de CAO geopperd. Gourmand heeft gemotiveerd betwist dat gesproken is over een jaarlijkse indexering of een jaarlijkse verhoging van het salaris. Gourmand zegt dat het salaris eenmalig zou worden aangepast om dit gelijk te trekken met de markt, waarna Gourmand de koopkrachtontwikkeling in de gaten zou houden en - indien nodig - het salaris in de toekomst zou verhogen, wat zij ook, per 1 januari 2024, heeft gedaan.
4.6.
In de onderhandelingen met [eiser] , heeft Gourmand [eiser] op 23 december 2021 een eerste voorstel gedaan [2] , waarin een verhoogd basisloon wordt vermeld van € 4.160,00 bruto per maand en waar het bewuste artikel 3 nog niet in is opgenomen. In reactie daarop heeft [eiser] op 24 december 2024 [3] laten weten dat hij nog een additionele verhoging wenste zodat hij uit zou komen op een totaalloon van € 5.000,00 netto per maand. In zijn reactie heeft [eiser] niet gevraagd om het nieuwe salaris periodiek te indexeren of te verhogen. Het ging alleen om het aanpassen van het nieuwe basissalaris. Om aan de wensen van [eiser] tegemoet te komen, heeft Gourmand vervolgens haar voorstel aangepast door het basisloon te verhogen naar € 4.410,00 bruto per maand en door opname van het bewuste artikel 3 in het addendum [4] . Op het moment van het opmaken van het addendum was al bekend dat het indexatiepercentage voor 2023 in de CAO, ingaande op 1 maart 2023, 3,4% zou zijn. Met deze aanvullende verhoging komt [eiser] vanaf 1 januari 2023 uit op het door hem gewenste salaris van € 5.000,00 netto.
4.7.
Gourmand heeft het salaris op 1 januari 2024 opnieuw verhoogd, ditmaal met 4,5%. Dat is het percentage dat in de CAO is overeengekomen voor de loonsverhoging op die datum.. Daaruit kan volgens Gourmand evenwel niet worden opgemaakt dat zij zich heeft willen binden aan de CAO-verhogingen. Zij heeft bij de onderhandelingen over het addendum toegezegd de koopkrachtontwikkeling in de gaten te houden en daarin aanleiding gezien om met ingang van 1 januari 2024 het salaris te verhogen.
4.8.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] gezegd dat bij de onderhandelingen niet bekend was dat volgens de nieuwe CAO het loon binnen korte termijn drie keer verhoogd zou worden en dat dit voor hem als een verrassing kwam. Daarmee is duidelijk dat partijen het niet hebben gehad over verdere salarisstijgingen die voortvloeien uit de CAO of over de gehoudenheid van Gourmand om deze toe te passen.
4.9.
Uit de voorgaande overwegingen volgt dat niet gebleken is dat partijen zijn overeengekomen wat [eiser] stelt. De vorderingen van [eiser] worden daarom afgewezen.
4.10.
[eiser] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Gourmand worden begroot op:
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
813,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 813,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2025.
VC

Voetnoten

1.Arrest van de Hoge Raad van 13 maart 1981,
2.Zie productie C bij de conclusie van antwoord.
3.Zie productie D bij de conclusie van antwoord.
4.Zie hiervoor onder 2.3.