ECLI:NL:RBLIM:2025:3293

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
03/396135-24
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaringen medeplegen van oplichting en gekwalificeerde diefstal met gestolen pinpassen

Op 8 april 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van oplichting en gekwalificeerde diefstal. De verdachte, geboren in 2002 en thans gedetineerd, heeft samen met anderen twee bejaarde slachtoffers opgelicht door zich voor te doen als politieagenten. De slachtoffers werden misleid tot het afgeven van hun bankpassen en pincodes, waarna er geld van hun rekeningen werd gepind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft bekend en heeft geoordeeld dat er geen feiten zijn die haar strafbaarheid uitsluiten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een locatieverbod voor de gemeente Rotterdam en verplichtingen tot reclassering en behandeling. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding is opgelegd voor de gestolen bedragen en goederen. De rechtbank heeft benadrukt dat deze vorm van criminaliteit ernstige emotionele schade toebrengt aan de slachtoffers en dat er een signaal moet worden afgegeven dat dergelijke feiten niet worden getolereerd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03/396135-24 en 10/100087-22 (tul)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 2002,
vertrokken onbekend waarheen (VOW),
thans gedetineerd in [adres PI] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. W. van der Voet, advocaat kantoorhoudende te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is op 25 maart 2025 verwezen door de politierechter naar de meervoudige kamer en vervolgens door de meervoudige kamer inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 maart 2025. De verdachte en haar raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De slachtoffers [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Beide benadeelden zijn ter terechtzitting verschenen. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte samen met een ander of anderen twee mensen heeft opgelicht. Hun pinpassen werden afhandig gemaakt en bij één van hen ook sieraden (feit 1 en feit 2). Vervolgens heeft de verdachte met hun pinpassen geld gestolen (feit 3 en feit 4).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De verdachte heeft deze feiten bekend.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, aangezien de verdachte de feiten heeft bekend.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De verdachte heeft de ten laste gelegde feiten bekend en door of namens haar is geen vrijspraak bepleit. Hierdoor kan worden volstaan met een opgave van bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, te weten:
Feiten 1 en 3;
- het proces-verbaal van aangifte van [naam slachtoffer 2] van 12 november 2024; [2]
- de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 maart 2025;
Feiten 2 en 4;
- het proces-verbaal van aangifte van [naam slachtoffer 1] van 12 november 2024; [3]
- de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 maart 2025.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1op 12 november 2024 te Maastricht tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels [naam slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van haar sieraden, bankpas en pincode, door
- zich ten aanzien van voornoemde [naam slachtoffer 2] voor te doen als een medewerker van de politie en
- te zeggen dat verdachte(n) het adres van voornoemde [naam slachtoffer 2] hebben en
- te zeggen dat [naam verbalisant] van de politie naar de woning van voornoemde [naam slachtoffer 2] komt om sieraden en/of pasjes op te halen en
- zich naar de woning van voornoemde [naam slachtoffer 2] te begeven, bij de woning van voornoemde [naam slachtoffer 2] aan te bellen en zich de toegang tot de woning van voornoemde [naam slachtoffer 2] te verschaffen en
- voornoemde bankpas, sieraden en pincode mee te nemen;
Feit 2op 12 november 2024 te Maastricht tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels [naam slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van haar bankpassen en pincodes, door
- zich ten aanzien van voornoemde [naam slachtoffer 1] voor te doen als een medewerker van de politie en
- te vertellen dat er overvallers waren die het op het adres van voornoemde [naam slachtoffer 1] gemunt hadden en
- te vragen of voornoemde [naam slachtoffer 1] kostbaarheden in haar huis had liggen en
- tegen voornoemde [naam slachtoffer 1] te zeggen dat er met haar bankrekening geknoeid was en
- te zeggen dat voornoemde [naam slachtoffer 1] moest inloggen op haar internetbankieren en
- tegen voornoemde [naam slachtoffer 1] te zeggen dat er een collega naar haar adres zou komen om de woning te controleren op inbraakveiligheid en de bankpassen veilig te stellen en
- zich naar de woning van voornoemde [naam slachtoffer 1] te begeven en bij de woning van voornoemde [naam slachtoffer 1] aan te bellen en zich de toegang tot de woning van voornoemde [naam slachtoffer 1] te verschaffen en
- de voornoemde bankpassen en pincodes mee te nemen;
Feit 3op 12 november 2024 te Maastricht een geldbedrag, toebehorend aan [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een pinpas op naam van voornoemde [naam slachtoffer 2] ;
Feit 4op 12 november 2024 te Maastricht een geldbedrag, toebehorend aan [naam slachtoffer 1] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een pinpas op naam van voornoemde [naam slachtoffer 1] .

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 en feit 2
medeplegen van oplichting
Feit 3 en feit 4
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel moeten de voorwaarden worden verbonden die door de reclassering worden geadviseerd met daarbij nog een extra locatieverbod ten aanzien van de gemeente Rotterdam en een voorwaarde die ervoor zorgt dat de reclassering inzage heeft in de telefoon van de verdachte, zodat haar sociale media contacten kunnen worden gecontroleerd. Bij voornoemde strafeis heeft de officier van justitie in het bijzonder rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De officier van justitie heeft zich tot slot op het standpunt gesteld dat het volwassenenstrafrecht moet worden toegepast aangezien alleen op die manier de verdachte de hulp kan worden geboden die zij nodig heeft.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om in geval van veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf een lagere straf op te leggen dan de eis van de officier van justitie. Een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest is meer passend. Een voorwaardelijk strafdeel is noodzakelijk, omdat alleen op die manier de verdachte de hulp kan worden geboden die ze nodig heeft. Hierbij heeft de raadsvrouw verzocht om in het bijzonder rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Zij is nog jong, beïnvloedbaar en impulsief. Om voornoemde redenen is het adolescentenstrafrecht meer passend, maar gelet op de beperkte hulp die daarin kan worden geboden, dient ook volgens de raadsvrouw het volwassenenstrafrecht te worden toegepast. Voor wat betreft de hoogte van de op te leggen straf dient echter aansluiting te worden gezocht bij bestraffing voor dit soort feiten onder het adolescentenstrafrecht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van wat bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het oplichten van twee bejaarde vrouwen. Op slinkse en schaamteloze wijze werden deze vrouwen vervolgens bestolen. Van slachtoffer [naam slachtoffer 2] werden sieraden afhandig gemaakt en van de slachtoffers is in korte tijd € 2.900,- gestolen door geld van hun rekening te pinnen. Ook later in de nacht van 12 op 13 november 2024 is nog geprobeerd geld te pinnen.
De verdachte heeft niet willen zeggen wie haar mededaders waren, maar duidelijk is dat er in een bewuste en nauwe samenwerking met anderen geroutineerd geopereerd werd. Dat heeft verdachte ook desgevraagd tijdens het onderzoek ter terechtzitting bekend. Beide slachtoffers werden immers vrijwel gelijktijdig telefonisch benaderd door een man die zich voordeed als politieambtenaar en de slachtoffers voorhield dat zij mogelijk doelwit waren van ernstige misdadigers. De slachtoffers werden gemanipuleerd tot het prijsgeven van pincodes, waarna meteen de verdachte zich meldde, om de angst en verwarring uit te kunnen buiten en zo snel mogelijk de rekeningen te kunnen plunderen.
Het is moeilijk te bevatten dat een jonge vrouw, de verdachte is 22 jaar, en andere onbekend gebleven personen er kennelijk niet mee zitten om kwetsbare bejaarden op te lichten en te bestelen door hen de stuipen op het lijf te jagen. Deze vorm van misdaad veroorzaakt emotionele schade, gevoelens van angst, onmacht, schaamte en onveiligheid en dat niet alleen bij de twee slachtoffers. Ook de maatschappij is geraakt door dit soort criminaliteit, waarin het fenomeen “babbeltruc” en “nepagenten aan de deur” steeds vaker voor komt.
Naast het zeer kwalijke karakter van de feiten speelt er nog meer. De verdachte, pas 22 jaar oud, heeft een strafblad waaruit blijkt dat zij niet voor het eerst in aanraking is gekomen met justitie. Zij is inmiddels al meerdere keren veroordeeld voor diverse strafbare feiten. Het is voor de rechtbank onbegrijpelijk dat de politierechter haar op 11 november 2024 veroordeeld heeft voor vergelijkbare feiten en dat zij één dag later doorgaat met het plegen van vergelijkbare delicten. Er is geen andere conclusie mogelijk dan dat een eerdere, welwillende en pedagogische aanpak haar er niet van heeft weerhouden door te gaan met anti-sociaalgedrag waarvan kwetsbare oudere mensen de dupe zijn.
De verdachte heeft verklaard dat zij de onderhavige feiten onder dwang en bedreiging heeft gepleegd. De verdachte zou eerder aangiftes hebben gedaan van bedreigingen en zou in het bezit zijn van screenshots daarvan. De verdachte heeft dit echter onvoldoende onderbouwd, zodat de rechtbank dit niet meeweegt in haar oordeel. Overigens is daar door de verdediging ook geen verweer op gevoerd.
Dat alles maakt dat de rechtbank niet kan volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een in elk geval deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming. De verdachte dient zich te realiseren dat zij haar leven een andere wending moet geven.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het recente reclasseringsadvies over de verdachte van Reclassering Nederland d.d. 27 februari 2025. Ter terechtzitting heeft haar reclasseringsmedewerker dit verder toegelicht. Duidelijk is dat de verdachte een hulpverlenend kader nodig heeft om die andere wending te helpen maken. De verdachte heeft kwetsbaarheden en kan het niet alleen. De hulpverlening mag niet vrijblijvend zijn. De verdachte heeft zich ter terechtzitting ook bereid verklaard zich aan alle voorwaarden te houden.
De straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. Doorgaans worden voor dit soort ernstige feiten onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd van 12 tot 18 maanden. Maar, net als de officier van justitie en de verdediging, ziet de rechtbank redenen om een deel van die vrijheidsstraf voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank acht het van belang dat de verdachte begeleiding krijgt bij het oplossen van haar problematiek om op die manier het recidiverisico te minderen. Zonder hulp zal de verdachte na haar invrijheidstelling direct in herhaling vallen.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het volwassenstrafrecht moet worden toegepast. Alleen op die manier kan de hulp worden geboden die de verdachte nodig heeft.
Alles overwegend zal aan de verdachte een gevangenisstraf worden opgelegd voor de duur van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Deze langere proeftijd acht de rechtbank noodzakelijk, zodat de verdachte langer door de reclassering gemonitord kan worden. Aan het voorwaardelijk strafdeel worden de voorwaarden verbonden die door de reclassering zijn geadviseerd. Daaraan wordt een locatieverbod toegevoegd waarin wordt bepaald dat de verdachte zich gedurende de proeftijd niet in de gemeente Rotterdam zal bevinden. De door de officier van justitie voorgestelde voorwaarde om de telefoon en de sociale media van de verdachte te controleren, zal de rechtbank niet opleggen. Onvoldoende is door de officier van justitie inzichtelijk gemaakt op welke wijze het recht van privacy van de verdachte voldoende gewaarborgd kan worden.
De rechtbank wijkt met de straf af van de eis van de officier van justitie, omdat die eis geen recht doet aan de ernst van de bewezenverklaarde strafbare feiten, het strafblad van de verdachte en het leed dat de slachtoffers is aangedaan. Tevens dient aan de maatschappij een signaal te worden afgegeven dat dit soort strafbare feiten niet worden getolereerd. Gelet daarop deelt de rechtbank de visie van de verdediging niet om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest. De feiten zijn daar simpelweg te ernstig voor.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.Voorlopige hechtenis

Op de terechtzitting van 25 maart 2025 is door de verdediging een voorwaardelijk verzoek ingediend om het bevel tot voorlopige hechtenis te schorsen in verband met het verzoek om in geval van veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf te bepalen dat het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. Gelet op het feit dat de rechtbank een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt dan de duur van het voorarrest, wordt dit verzoek afgewezen.

8.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [naam slachtoffer 2] vordert schadevergoeding ter zake van de feiten 1 en 3, ter hoogte van € 1.200,-. Het betreft het gestolen geld en de waarde van de door verdachte meegenomen sieraden.
De benadeelde partij [naam slachtoffer 1] vordert schadevergoeding ter zake van de feiten 2 en 4 ter hoogte van € 2.437,50. Het betreft het gestolen geld en reiskosten.
De benadeelde partijen hebben verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van beide vorderingen met vermeerdering van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vorderingen zijn voldoende onderbouwd.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweren gevoerd ten aanzien van de vorderingen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De vorderingen zijn door de verdediging niet weersproken. Nu de vorderingen de rechtbank ook niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen, acht de rechtbank de vorderingen geheel toewijsbaar met vermeerdering van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

9.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf aanhangig gemaakt. De vordering met parketnummer 10/100087-22 betreft een veroordeling van de kinderrechter te Rotterdam van 7 november 2022, waarbij de verdachte onder meer is veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 40 dagen met aftrek van voorarrest.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de vordering.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om de vordering af te wijzen aangezien het om een oud én andersoortig feit gaat. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om de jeugddetentie om te zetten in een werkstraf.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat in beginsel de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf op zijn plaats is. De rechtbank zal die tenuitvoerlegging ook gelasten, omdat de verdachte al een herkansing gehad heeft met de verlenging van de proeftijd door de politierechter van de rechtbank Midden-Nederland op 11 november 2024. De verdachte heeft zich daar niets van aangetrokken door meteen, op 12 november 2024 weer stafbare feiten te plegen. Dat maakt dat zij nu gewoon op de blaren moet gaan zitten. Daarom zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie toewijzen en de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf gelasten.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 77i, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van
  • stelt de
1.
Meldplicht bij reclassering
De veroordeelde meldt zich na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland, locatie Roermond op telefoonnummer 088 804 1501 of locatie Rotterdam op telefoonnummer (088) 80 41302. Gelet op het hierna te volgen locatieverbod, kan de veroordeelde alleen naar de reclassering te Rotterdam indien de reclassering hier uitdrukkelijk toestemming voor heeft verleend. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2.
Ambulante behandeling
De veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
3.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
De veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
4.
Contactverbod
De veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de slachtoffers[1] zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
[1] [naam slachtoffer 1] , geboren te Alphen aan de Rijn op [geboortedatum 1] 1949 en [naam slachtoffer 2] , geboren te Batavia (Nederlands-Indië) op [geboortedatum 2] 1948.
5.
Locatiegebod (met elektronische monitoring)
De veroordeelde werkt mee aan Elektronische Monitoring van een locatiegebod. Er wordt momenteel nog gezocht naar een passende beschermde woonplek. Zodra deze beschikbaar is zal hier een adrescontrole/deeladvies EM worden uitgevoerd. De veroordeelde is op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig op het verblijfadres, zolang het Openbaar Ministerie dat nodig vindt. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de veroordeelde en afhankelijk van de dagbesteding. De veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat de veroordeelde in Nederland blijft;
6.
Locatieverbod
De veroordeelde bevindt zich gedurende de proeftijd niet in de gemeente Rotterdam, tenzij aan de veroordeelde daarvoor voorafgaande en expliciete toestemming door de reclassering is verleend;
7.
Dagbesteding
De veroordeelde spant zich in voor het volgen van een opleiding/behalen van een startkwalificatie of voor vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
8.
Meewerken aan schuldhulpverlening
De veroordeelde werkt mee aan het aflossen van haar schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in haar financiën en schulden;
  • geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
t.a.v. feit 1, feit 3:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] :
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte mitsdien hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij, [naam slachtoffer 2] , van een bedrag van € 1.200,00, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 november 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • de verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (een van) haar thans onbekend gebleven mededaders is betaald;

Schadevergoedingsmaatregel

  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [naam slachtoffer 2] , van een bedrag van € 1.200,00 aan materiele schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 november 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 22 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de thans onbekende mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
t.a.v. feit 2, feit 4:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] :
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte mitsdien hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij, [naam slachtoffer 1] , van een bedrag van € 2.437,50, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 november 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • de verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (een van) haar thans onbekend gebleven mededaders is betaald;

Schadevergoedingsmaatregel

  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [naam slachtoffer 1] , van een bedrag van € 2.437,50 aan materiële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 november 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 34 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de thans onbekende mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;

Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:

- beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Rotterdam van 7 november 2022, gewezen onder parketnummer 10/100087-22, te weten: een jeugddetentie voor de duur van 40 dagen;

Voorlopige hechtenis

- wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Beije, voorzitter, mr. H.E.G. Peters en
mr. S.L.M. van Venrooij, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.P. Huntjens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 8 april 2025.
Buiten staat
Mr. Peters is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
‌1
zij op of omstreeks 12 november 2024 te Maastricht, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van haar sieraden en/of geld en/of bankpas en/of pincode, door
- zich ten aanzien van voornoemde [naam slachtoffer 2] voor te doen als een medewerker van de politie en/of
- te zeggen dat verdachte(n) het adres van voornoemde [naam slachtoffer 2] hebben en/of
- te zeggen dat [naam verbalisant] van de politie naar de woning van voornoemde [naam slachtoffer 2] komt om sieraden en/of pasjes op te halen en/of
- zich naar de woning van voornoemde [naam slachtoffer 2] te begeven en/of bij de woning van voornoemde [naam slachtoffer 2] aan te bellen en/of zich de toegang tot de woning van voornoemde [naam slachtoffer 2] te verschaffen en/of
- de voornoemde pasjes en/of sieraden en/of pincode mee te nemen;
2
zij op of omstreeks 12 november 2024 te Maastricht, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van haar geld en/of bankpas(sen) en/of pincode(s), door
- zich ten aanzien van voornoemde [naam slachtoffer 1] voor te doen als een medewerker van de politie en/of
- te vertellen dat er overvallers waren die het op het adres van voornoemde [naam slachtoffer 1] gemunt hadden en/of
- te vragen of voornoemde [naam slachtoffer 1] kostbaarheden in haar huis had liggen en/of
- tegen voornoemde [naam slachtoffer 1] te zeggen dat er met haar bankrekening geknoeid was en/of
- te zeggen dat voornoemde [naam slachtoffer 1] moest inloggen op haar internetbankieren en/of
- tegen voornoemde [naam slachtoffer 1] te zeggen dat er een collega naar haar adres zou komen om de woning te controleren op
inbraakveiligheid en/of de bankpas(sen) veilig te stellen en/of
- zich naar de woning van voornoemde [naam slachtoffer 1] te begeven en/of bij de woning van voornoemde [naam slachtoffer 1] aan te bellen en/of zich de toegang tot de woning van voornoemde [naam slachtoffer 1] te verschaffen en/of
- de voornoemde pasjes en/of pincode(s) mee te nemen;
3
zij, op of omstreeks 12 november 2024 te Maastricht, althans in Nederland, een geldbedrag, in elk geval enig geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een pinpas op naam van voornoemde [naam slachtoffer 2] ;
4
zij, op één of meer tijdstippen, op of omstreeks 12 november 2024 te Maastricht, althans in Nederland, een geldbedrag, in elk geval enig geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een pinpas op naam van voornoemde [naam slachtoffer 1] .
.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op
2.pag. 13 tot en met 16.
3.pag. 5 tot en met 9.