ECLI:NL:RBLIM:2025:3243

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
11497744 AZ VERZ 25-4
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot toekenning van een gefixeerde vergoeding en afgifte van een Bordercollie na beëindiging van een arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft De Smockelaer B.V. een verzoek ingediend tot toekenning van een gefixeerde vergoeding van € 3.686,57 en de afgifte van een Bordercollie, die aan de werknemer [verweerder] was toevertrouwd. De werknemer heeft zijn arbeidsovereenkomst met De Smockelaer per 1 november 2024 willen beëindigen, maar De Smockelaer stelt dat de arbeidsovereenkomst pas op 19 november 2024 is geëindigd, na een e-mail van de gemachtigde van de werknemer. De kantonrechter heeft de procedure op 13 maart 2025 behandeld, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De Smockelaer heeft betoogd dat de werknemer onregelmatig heeft opgezegd, terwijl de werknemer stelt dat er overeenstemming was over de beëindiging van het dienstverband. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst op 19 november 2024 is geëindigd en dat de werknemer een gefixeerde vergoeding verschuldigd is. Tevens is de werknemer veroordeeld tot afgifte van de hond aan De Smockelaer, met een dwangsom bij niet-naleving. De kantonrechter heeft de vorderingen van de werknemer tot betaling van vakantiegeld en overuren afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren. De proceskosten zijn voor rekening van de werknemer, die overwegend ongelijk heeft gekregen.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer / rekestnummer: 11497744 \ AZ VERZ 25-4
Beschikking van 27 maart 2025
in de zaak van
DE SMOCKELAER B.V.,
te Heijenrath,
verzoekende partij,
hierna te noemen: De Smockelaer,
gemachtigde: A.D.E. Bevers (Achmea),
tegen
[verweerder],
te [woonplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerder] ,
gemachtigde: mr. R.M.W.H. Bedaux.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met 15 bijlagen
- het verweerschrift, met een tegenverzoek met zes bijlagen
- de mondelinge behandeling van 13 maart 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt, en de pleitnota van De Smockelaer.
- de e-mails van 14 maart en 18 maart 2024 van beide gemachtigden
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
De Smockelaer is een groepsaccommodatie in Zuid-Limburg. [naam eigenaar] (hierna: [naam eigenaar] ) is eigenaar van De Smockelaer.
2.2.
[verweerder] is van 1 maart 2023 tot eind 2024 werkzaam bij De Smockelaer geweest in de functie van ‘Allround medewerker’ voor een bruto maandloon van € 2.389,44 exclusief vakantietoeslag en emolumenten. [verweerder] verrichtte hovenierswerk. [verweerder] gaf zijn werkuren via een app iedere maand door aan De Smockelaer.
2.3.
De Smockelaer heeft [verweerder] gevraagd om, naast zijn hovenierswerk, op termijn een workshop ‘schapen drijven’ te verzorgen. Daartoe heeft De Smockelaer een bordercolliepup genaamd [naam] (hierna: de hond) aangeschaft voor € 1.250,-, die [verweerder] in Pernis heeft opgehaald. Het plan was dat [verweerder] een cursus zou volgen waarin hij leerde hoe hij met de hond om moest gaan. De Smockelaer heeft daartoe een coach benaderd. Deze coach is op enig moment ernstig ziek geworden, waardoor de training niet is doorgegaan. [verweerder] heeft de hond onder zich gehouden en verzorgd en daarvoor de kosten betaald.
2.4.
Op 6 augustus 2024 heeft [verweerder] zich ziek gemeld na een val van een ladder. De bedrijfsarts heeft [verweerder] volledig arbeidsongeschikt bevonden.
2.5.
Op 30 september 2024 heeft de gemachtigde van [verweerder] De Smockelaer gemaild dat hij [verweerder] ‘zou kunnen adviseren per 1 november aanstaande zijn dienstverband met wederzijds goedvinden (neutrale gronden) te beëindigen’, onder betaling van (onder meer) een vergoeding. De Smockelaer heeft op 7 oktober 2024 gereageerd dat het geen probleem was daarin mee te denken, maar gevraagd naar de reden waarom [verweerder] de arbeidsovereenkomst wilde beëindigen. De gemachtigde van [verweerder] heeft diezelfde dag nog aan De Smockelaer gemaild dat het, gelet op de gespannen sfeer tussen partijen, wellicht beter was om de arbeidsovereenkomst voortijdig te beëindigen en gevraagd naar de regelingsinzichten van De Smockelaer, omdat het er anders naar uitzag dat [verweerder] een lange tijd ziek zou blijven.
Op 9 oktober 2024 heeft de gemachtigde van [verweerder] de volgende e-mail aan De Smockelaer gezonden:
Geachte Heer [naam eigenaar] ,
Cliënt vertelde mij dat U hem benaderd heeft met een tegenvoorstel naar aanleiding van mijn e-mails d.d. 30 september en 7 oktober jI. Ik verzoek en voor zover nodig sommeer ik
U geen rechtstreeks contact met cliënt op te nemen over het einde van zijn dienstverband en dit via mij te laten verlopen. Cliënt is ziek en dit alles bevordert zijn herstel niet.
Na overleg met cliënt kan ik U als volgt berichten. Ik kan cliënt adviseren middels een
vaststellingsovereenkomst met inachtname van alle formele vereisten een voortijdig einde aan het dienstverband te maken met inachtname van de eerder vermelde voorwaarden, met daarbij de vermelding dat hij akkoord zou kunnen gaan met betaling van één bruto maandsalaris (in plaats van twee).
Ik verneem gaarne Uw inzichten op deze punten, zo mogelijk op korte termijn. Tot nader overleg ben ik gaarne bereid. (…)
2.6.
Bij brief van 21 oktober 2024 aan de gemachtigde van [verweerder] heeft de gemachtigde van De Smockelaer laten weten dat De Smockelaer het jammer vond dat [verweerder] zijn dienstverband wenste te beëindigen, dat [verweerder] zijn arbeidsovereenkomst in dat geval diende op te zeggen, maar dat De Smockelaer bereid was een vaststellingsovereenkomst te sluiten, echter zonder vergoeding.
2.7.
Op 18 november 2024 is [naam eigenaar] [verweerder] tegen gekomen op het Landgoed van hotel [naam hotel] . [naam eigenaar] heeft vervolgens opheldering gevraagd bij hotel [naam hotel] en is er op die manier achtergekomen dat [verweerder] vanuit ECLECT bij verschillende hotels, waaronder [naam hotel] , tewerk werd gesteld.
2.8.
Op 19 november 2024 heeft de gemachtigde van [verweerder] De Smockelaer het volgende laten weten:
“Geachte heer [naam eigenaar] ,
Hierbij verwijs ik naar ons telefonisch onderhoud van gisteren. Ik bevestig U dat cliënt de arbeidsovereenkomst heeft beëindigd met ingang van 1 november 2024. Meerdere malen heb ik daar met U over gecorrespondeerd en maakte is aanspraak op een transitievergoeding, maar ik kreeg van U geen antwoord. Dhr. [verweerder] heeft zoals U heeft begrepen elders een baan aanvaard. In dit verband is nog het volgende van belang:
  • Cliënt heeft geprobeerd met de arbodienst contact op te nemen met een hersteldmelding. Dat is eerder niet gelukt, gisteren wel.
  • Cliënt is dus niet meer arbeidsongeschikt. U hoeft geen ziekengeld meer te betalen.
  • Cliënt deelt mij mede dat U hem redelijk agressief heeft bejegend. Hetgeen cliënt als bedreigend heeft ervaren en ook redenen vormen voor een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst aan de zijde van cliënt.
  • Als bijkomende reden geldt dat cliënt vanwege de hersenschudding psychische problemen ondervindt. Cliënt kon daardoor niet alleen thuis blijven zitten, moet bewegen en werken enerzijds. Anderzijds wil en kan hij gezien Uw reacties niet meer bij U werken.
Ik hoop U hiermee voldoende te hebben geinformeerd. Gaarne verneem ik Uw bevestiging dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd per 1 november 2024.
Als er nog vragen zijn dan belt U maar even.
Hoogachtend en met vriendelijke groet,
Mr R.M.W.H. Bedeaux”
2.9.
De gemachtigde van De Smockelaer heeft bij brief van 17 december 2024 aan (de gemachtigde van) [verweerder] medegedeeld dat zij de e-mail van 19 november 2024 beschouwt als een onregelmatige opzegging en aanspraak gemaakt op de gefixeerde vergoeding als bedoeld in art. 7:672 lid 11 BW. De Smockelaer heeft aangekondigd deze vergoeding te verrekenen op de eindafrekening. Daarnaast heeft De Smockelaer onder meer medegedeeld dat partijen hebben afgesproken dat [verweerder] de hond zou overnemen voor € 1.250,-.
2.10.
In een e-mail van 23 december 2024 van de gemachtigde van [verweerder] aan de gemachtigde van De Smockelaer is (onder meer) meegedeeld dat [verweerder] door de uiterst onprettige en verdrukkende situatie in oktober ontslag heeft genomen.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Samengevat verzoekt De Smockelaer, na vermindering van verzoek, [verweerder] te veroordelen:
tot betaling van de gefixeerde vergoeding van € 3.686,57 met de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid van de vordering, zijnde 19 november 2024, tot aan de dag van volledige betaling;
tot de afgifte van de hond, op straffe van een dwangsom;
tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, de proces- en nakosten.
3.2.
Aan het verzoek heeft De Smockelaer ten grondslag gelegd dat [verweerder] de arbeidsovereenkomst onregelmatig heeft opgezegd, waardoor hij schadeplichtig is. Volgens De Smockelaer is zij altijd eigenaar van de hond gebleven. Daarom is [verweerder] gehouden om de hond aan De Smockelaer af te geven.
3.3.
[verweerder] verzoekt de kantonrechter De Smockelaer in zijn vordering niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel de verzoeken af te wijzen. Volgens [verweerder] is de bevoegdheid tot het indienen van een verzoekschrift bij de kantonrechter tot toekenning van een gefixeerde schadevergoeding vervallen nu twee maanden zijn verstreken na de datum waarop de arbeidsovereenkomst geëindigd is. [verweerder] meent dat er overeenstemming bereikt is over de beëindiging van het dienstverband per 1 november 2024. [verweerder] stelt dat hij op 30 september 2024 heeft gebeld met [naam eigenaar] en hij heeft gezegd dat hij per 1 november 2024 wilde stoppen met werken voor De Smockelaer.
3.4.
[verweerder] verzoekt de kantonrechter voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd per 1 november 2024, dat [verweerder] zich mag beroepen op het rententierecht en de hond pas zal afgeven tegen betaling van € 812,50, de Smockelaer te veroordelen in het betalen van een brutobedrag van € 6.025,73 aan achterstallig vakantiegeld, vakantiedagen en overuren en een ‘gemodereerd’ bedrag van € 1.500,00 wegens een bijdrage in de kosten buiten rechte.
3.4.
De stellingen van [verweerder] zal de kantonrechter weergeven en bespreken onder ‘beoordeling’.

4.De beoordeling

Verzoek van [verweerder] van 14 maart 2025
4.1.
De kantonrechter heeft het onderzoek tijdens de mondelinge behandeling geschorst om partijen in de gelegenheid te stellen te overleggen over een regeling. Omdat er een volgende zaak stond gepland heeft de kantonrechter deze in de tussentijd behandeld. Partijen zijn na afloop van die zaak niet meer teruggekeerd naar de zittingszaal, maar bleken, met mededeling aan de bode, te zijn vertrokken. Bij e-mail van 14 maart 2025 aan de kantonrechter heeft de gemachtigde van [verweerder] gevraagd om toezending van het proces-verbaal en om bij akte op dit proces-verbaal te reageren en om nog in te gaan op de stel- en bewijslast. De kantonrechter gaat aan dit verzoek voorbij. De kantonrechter heeft het onderzoek na afloop van de mondelinge behandeling gesloten, omdat partijen in afdoende mate de gelegenheid hebben gekregen te reageren op elkaars stellingen en standpunten. Voor nog een ronde van hoor- en wederhoor ziet de kantonrechter geen aanleiding. De kantonrechter verwijst in dat verband naar de overwegingen 4.6 t/m 4.8 en hetgeen zij daar heeft overwogen over de stelplicht en het bewijs.
Vervaltermijn ex art. 7:686a lid 4 BW
4.2.
Op grond van art. 7:686a lid 4 onder a BW vervalt de bevoegdheid een verzoekschrift in te dienen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. De eerste vraag die beantwoord moet worden is de vraag op welke datum de arbeidsovereenkomst is geëindigd. De kantonrechter is van oordeel dat de arbeidsovereenkomst op 19 november 2024 is geëindigd. De motivering van dit oordeel is te lezen in de overwegingen hierna. Het verzoekschrift is ontvangen op 17 januari 2025 en is daarmee binnen de vervaltermijn ontvangen en dus ontvankelijk.
Geen opzegging op 30 september 2024
4.3.
Volgens De Smockelaer is de arbeidsovereenkomst op 19 november 2024 geëindigd door middel van de e-mail van de gemachtigde van [verweerder] van diezelfde datum.
De Smockelaer kwalificeert deze e-mail als een opzegging door [verweerder] met onmiddellijke ingang.
4.4.
[verweerder] stelt dat hij in de veronderstelling verkeerde dat er overeenstemming was bereikt over de beëindiging per 1 november 2024. Ter zitting heeft [verweerder] gesteld dat hij op
30 september 2024 in een telefoongesprek met [naam eigenaar] heeft gezegd per 1 november 2024 te willen stoppen met zijn werk voor De Smockelaer. [verweerder] stelt dat er geen discussie was over de einddatum. Dit blijkt volgens [verweerder] ook uit de e-mail van 19 november 2024.
4.5.
[naam eigenaar] heeft namens De Smockelaer daarover verklaard dat hij weliswaar met [verweerder] had gebeld, maar dat tijdens dat gesprek eind september 2024 de arbeidsovereenkomst niet is opgezegd.
4.6.
De kantonrechter overweegt als volgt. Dat [verweerder] in de veronderstelling verkeerde dat sprake was van overeenstemming over een beëindiging van de arbeidsovereenkomst per
1 november 2024 is niet van belang. Dat hij in die veronderstelling verkeerde komt in elk geval niet door De Smockelaer of haar gemachtigde. Uit de correspondentie zoals deze onder de ‘feiten’ is weergegeven volgt dat partijen in overleg waren over een vaststellingsovereenkomst, maar het niet eens zijn geworden over de voorwaarden. Uit niets blijkt dat er op enig moment overeenstemming is bereikt, ook niet over de datum van de beëindiging.
4.7.
De mededeling in de e-mail van 19 november 2024 van de gemachtigde van [verweerder] waarin deze bevestigt dat [verweerder] de arbeidsovereenkomst per 1 november 2024 heeft beëindigd, vindt geen steun in de voorafgaande correspondentie. Deze mededeling komt uit de lucht vallen, evenals de stelling dat [verweerder] de arbeidsovereenkomst op 30 september 2024 telefonisch zou hebben opgezegd. Deze stelling staat haaks op het debat wat partijen in september en oktober 2024 hebben gevoerd om te pogen in onderling overleg de arbeidsovereenkomst te beëindigen. [verweerder] heeft ook geen verklaring gegeven voor het feit dat er in die correspondentie door geen der partijen is gewezen op een opzegging tegen 1 november 2024 of hoe het overleg over een beëindiging met wederzijds goedvinden zich verhoudt tot de gestelde voorafgaande opzegging. In een e-mail van 23 december 2024 van de gemachtigde van [verweerder] is bovendien melding gemaakt van een ‘ontslag’ door [verweerder] in oktober, niet in september of november.
Pas tijdens de zitting heeft [verweerder] de stelling ingenomen dat hij op 30 september 2024 de arbeidsovereenkomst zou hebben opgezegd tegen 1 november 2024.
4.8.
Gelet op deze wisselende stellingen van [verweerder] over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, acht de kantonrechter de door [verweerder] gestelde opzegging in september 2024 ongeloofwaardig. [verweerder] heeft dan ook niet aan zijn stelplicht voldaan. Bovendien heeft De Smockelaer het door [verweerder] gestelde telefoongesprek op 30 september 2024 betwist en [verweerder] heeft geen bewijs aangeboden van zijn stelling dat sprake is van een opzegging op 30 september 2024.
Gefixeerde vergoeding
4.9.
De kantonrechter kwalificeert de e-mail van 19 november 2024 als een opzegging met onmiddellijke ingang. De opzegverklaring heeft De Smockelaer eerst op 19 november 2024 bereikt en een opzegging met terugwerkende kracht is niet mogelijk.
4.10.
[verweerder] had ingevolge artikel 11 van de arbeidsovereenkomst een opzegtermijn van één maand in acht moeten nemen. Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging tot 1 januari 2025 had voortgeduurd. Ingevolge artikel 7:672 lid 11 BW is [verweerder] een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon van 19 november 2024 tot 1 december 2025, zijnde € 3.686,57.
De hond [naam]
4.11.
Gelet op het feit dat niet in geschil is dat de hond eigendom is van De Smockelaer zal [verweerder] worden veroordeeld tot afgifte van de hond binnen 24 uur na betekening van deze beschikking op straffe van een dwangsom van € 200,- per dag met een maximum van
€ 5.000,-.
Buitengerechtelijke kosten
4.12.
De kantonrechter zal een bedrag van € 493,66 aan buitengerechtelijke kosten toewijzen. De Smockelaer heeft in voldoende mate gesteld en onderbouwd dat zij kosten heeft gemaakt om voldoening van de vordering te verkrijgen buiten rechte. Het toegewezen bedrag is overeenkomstig het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, maar zonder btw, nu niet is gebleken dat De Smockelaer aan [verweerder] de btw over de buitengerechtelijke incassokosten heeft aangezegd.
Tegenverzoeken
4.13.
[verweerder] verzoekt om afgifte van een verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 november 2024 is geëindigd. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de kantonrechter dit verzoek afwijzen.
4.14.
[verweerder] verzoekt de kantonrechter dat hij zich mag beroepen op het retentierecht en de hond pas zal afgeven tegen betaling van € 812,50. De kantonrechter vat dit verzoek op als een verzoek om afgifte van een verklaring voor recht. De kantonrechter leidt uit de bewoordingen van dit verzoek af dat [verweerder] niet verzoekt om betaling van € 812,50. Ook buiten rechte heeft [verweerder] niet aan De Smockelaer verzocht om kosten van de € 812,50 te voldoen. Anderzijds heeft [naam eigenaar] ter zitting namens De Smockelaer verklaard dat de kosten die [verweerder] heeft gemaakt voor de verzorging van de hond voor rekening van De Smockelaer komen en dat [verweerder] maar een ‘tikkie’ hoeft te sturen en dat deze kosten dan worden voldaan. Omdat [verweerder] niet heeft verzocht de kosten van verzorging te voldoen, terwijl De Smockelaer zich wel ondubbelzinnig bereid heeft verklaard om deze kosten te betalen, heeft de afgifte van de door [verweerder] gewenste verklaring voor recht geen meerwaarde, nog los van de vraag of is voldaan aan de vereisten om zich op het retentierecht te kunnen beroepen. Daarover heeft [verweerder] niets gesteld. Het verzoek om een verklaring voor recht zal dan ook worden afgewezen.
4.15.
[verweerder] verzoekt de kantonrechter De Smockelaer te veroordelen tot betaling van het vakantiegeld over de maanden juni tot en met oktober 2024. Tussen partijen is niet in geschil dat het vakantiegeld over die periode € 955,78 bruto bedraagt. Dit bedrag mag De Smockelaer verrekenen met de gefixeerde vergoeding.
4.16.
[verweerder] verzoekt de kantonrechter De Smockelaer te veroordelen tot betaling van 60 niet betaalde vakantie-uren. [verweerder] heeft deze vordering onderbouwd met urenlijsten over de periode 1 juni 2023 tot en met 31 augustus 2024.De Smockelaer stelt dat zij slechts 15,1 vakantie-uren aan [verweerder] verschuldigd is. De Smockelaer onderbouwt haar standpunt aan de hand van de urenlijsten van [verweerder] en een eigen overzicht dat betrekking heeft op de periode 1 maart 2024 tot 19 november 2024 (bijlage 11) alsmede een tabel “vakantiedagen” die betrekking heeft op de periode januari 2023 tot en met februari 2024 (productie 15). Volgens De Smockelaer bedraagt het totale aantal opgebouwde vakantie-uren over deze periode 342,6 uur. De kantonrechter is van oordeel dat een werkgever dient te beschikken over een navolgbare en inzichtelijke administratie van de opgebouwde en opgenomen vakantie-uren. De door De Smockelaer overgelegde administratie onder bijlage 11 en productie 15 kan niet als zodanig worden beschouwd, omdat aan de zijde van De Smockelaer is verklaard dat de door [verweerder] ingeleverde urenlijsten de basis zijn voor de door De Smockelaer te voeren administratie en uit de door De Smockelaer overgelegde administratie van opgenomen vakantiedagen maar deels blijkt op welke data deze zijn opgenomen. Om die reden zal de kantonrechter het aantal verschuldigde vakantie-uren vaststellen aan de hand van de urenlijsten van [verweerder] . Op basis van deze urenlijsten komt de kantonrechter tot een totaal van 249,5 opgenomen vakantie-uren. Dit betekent dat De Smockelaer aan [verweerder] nog 93,1 vakantie uren verschuldigd is, zijnde een bedrag van
€ 1.386,56 bruto (inclusief vakantiegeld), welk bedrag eveneens mag worden verrekend met de gefixeerde vergoeding.
4.17.
[verweerder] verzoekt de kantonrechter De Smockelaer te veroordelen om € 2.233,98 bruto aan overuren aan hem te betalen. De Smockelaer betwist dat zij opdracht heeft gegeven aan [verweerder] tot het verrichten van overwerk en wijst daartoe op het bepaalde in de arbeidsovereenkomst en de cao.
4.18.
De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van overuren af. Ten eerste heeft [verweerder] niet inzichtelijk gemaakt met een berekening hoe hij aan de hand van de urenoverzichten komt tot 162 overuren. Ten tweede heeft De Smockelaer betwist opdracht te hebben gegeven tot het verrichten van overuren. [verweerder] heeft op dit aspect geen bewijsaanbod gedaan.
4.19.
De kosten die [verweerder] stelt te hebben gemaakt voor voldoening van zijn vordering buiten rechte wijst de kantonrechter af omdat de vordering van De Smockelaer op [verweerder] hoger is dan de vordering die [verweerder] op De Smockelaer heeft.
Verrekening
4.20.
De Smockelaer heeft een beroep gedaan op verrekening. Na verrekening resteert een door [verweerder] aan De Smockelaer te betalen bedrag van € 1.344,23 aan gefixeerde schadevergoeding. Dit is een brutobedrag, waarover [verweerder] rente verschuldigd is vanaf
19 november 2024.
Proceskosten
4.21.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerder] , omdat [verweerder] overwegend ongelijk krijgt. De proceskosten aan de zijde van De Smockelaer worden begroot op € 1.328,00 (€ 514,00 aan griffierecht en € 814,00 aan salaris gemachtigde) en € 135,- aan nakosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [verweerder] aan De Smockelaer € 1.344,23 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 19 november 2024;
5.2.
veroordeelt [verweerder] binnen 24 uur na betekening van deze beschikking tot de afgifte van de hond genaamd [naam] , geboren op 12 januari 2024 met ISDS Reg nummer [registratienummer] en Chip No [chipnummer] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 200,- per dag of deel van een dag dat [verweerder] daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,-;
5.3.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van € 493,66 aan De Smockelaer;
5.4.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van € 1.463,- te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verweerder] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend;
5.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2025.
BM