ECLI:NL:RBLIM:2025:3195

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
03.066898.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in strafzaak tegen verdachte voor productie en handel in verdovende middelen

Op 2 april 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1957 en gedetineerd in P.I. Veenhuizen. De zaak is behandeld op verschillende zittingen, waaronder op 13 en 15 september en 3 oktober 2022, en opnieuw op 19 maart 2025. De verdachte werd bijgestaan door mr. A.A.T.X. Vonken. De tenlastelegging omvatte vier feiten, waaronder de voorbereiding van de productie van amfetamine en metamfetamine, het opzettelijk aanwezig hebben van 100 kilo cocaïne, en de poging tot import van hennep en hasjiesj. Het Openbaar Ministerie en de verdachte kwamen tot een afdoeningsvoorstel, waarbij de verdachte instemde met een gevangenisstraf van 36 maanden en een geldboete van € 100.000,-. De rechtbank oordeelde dat de verdachte vrijwillig en met voldoende informatie had ingestemd met dit voorstel. De rechtbank achtte de feiten bewezen en legde de opgelegde straf op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezondheid en die van zijn partner. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.066898.21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 2 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1957,
wonende te [adresgegevens verdachte] ,
gedetineerd in P.I. Veenhuizen, locatie Esserheem te Norg.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.A.T.X. Vonken, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Verloop en onderzoek van de zaak

De zaak is op 13 en 15 september en 3 oktober 2022 inhoudelijk behandeld. Na een heropening van het onderzoek ter terechtzitting en een gegrond verklaard wrakingsverzoek is de behandeling van de zaak opnieuw aangevangen en heeft er op 20 december 2023 een regiezitting plaatsgevonden. De zaak is wederom inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 maart 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1: al dan niet samen met anderen de productie van amfetamine en/of metamfetamine heeft voorbereid;
feit 2: al dan niet samen met anderen 100 blokken/kilo cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 3: al dan niet samen met anderen de handel in cocaïne heeft voorbereid;
feit 4: al dan niet samen met anderen heeft geprobeerd om 146,3 kilogram hennep en/of 142,5 kilogram hasjiesj te importeren.

3.Het afdoeningsvoorstel

Het openbaar ministerie en de verdachte zijn, kort weergegeven, overeengekomen dat:
de verdachte:
geen onderzoekswensen indient;
geen bewijsverweren, strafmaatverweren en draagkrachtverweren voert en al ingediende onderzoekswensen op zitting dan wel voorafgaande aan de zitting schriftelijk intrekt;
geen (nadere) verklaring hoeft af te leggen;
zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf zal onttrekken;
bereid en in staat is te voldoen aan de overeengekomen geldboete te voldoen uiterlijk één dag voorafgaand aan het onherroepelijk worden van het door de rechtbank uit te spreken vonnis;
ermee instemt dat een afschrift van deze overeenkomst (en eventuele bijlage(n)) aan het Centraal justitieel Incassobureau zal worden verstrekt;
het Openbaar Ministerie:
a. ter terechtzitting zal rekwireren tot een bewezenverklaring en een kwalificatie van de feiten zoals hiervoor onder 2 weergegeven en een strafeis van 36 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf met aftrek van het voorarrest en daarnaast een geldboete van
€ 100.000,- zal vorderen;
afziet van een procedure met betrekking tot het verkrijgen van wederrechtelijk verkregen voordeel in de onderhavige zaak.
Uit de procesafspraken blijkt voorts dat de verdachte en het Openbaar Ministerie geen hoger beroep zullen instellen indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en een strafoplegging conform de tussen de verdachte en het Openbaar Ministerie gemaakte afspraken.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven dat – hoewel niet uitdrukkelijk opgenomen in de procesafspraken – het de bedoeling is dat op de gevangenisstraf het voorarrest in mindering dient te worden gebracht.
De rechtbank constateert dat de verdachte in de overeenkomst afstand doet van bepaalde aan hem toekomende verdedigingsrechten. Op grond van de verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd over de totstandkoming en de inhoud van de overeenkomst, stelt de rechtbank vast dat verdachte -die in deze procedure is bijgestaan door mr. Vonken- vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing om mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daaraan gekoppelde afstand van verdedigingsrechten. De rechtbank concludeert dan ook dat is voldaan aan de eisen die artikel 6 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) stelt, en zal het afdoeningsvoorstel bij de beoordeling van de vragen van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in overweging nemen.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, overeenkomstig het afdoeningsvoorstel, gerekwireerd tot bewezenverklaring van de hierboven weergegeven feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, overeenkomstig het afdoeningsvoorstel, geen bewijsverweren gevoerd en zich verder ook niet over het bewijs uitgelaten
.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft op grond van de bewijsmiddelen de overtuiging gekregen dat de verdachte de feiten zoals tenlastegelegd onder 1 tot en met 4 heeft begaan zoals hierna onder 4.4 weergegeven.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring, opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het vonnis gehecht.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
ten aanzien van feit 1:
in de periode van 1 maart 2021 tot en met 9 maart 2021, in Nederland, en/of in de gemeente Selfkant, in elk geval in Duitsland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, en/of vervaardigen, van amfetamine en metamfetamine, zijnde amfetamine en metamfetamine, middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden, een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen en mede te plegen, en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten, immers heeft hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s):
- een grote hoeveelheid grondstoffen MAPA (methyl-alfa-fenylacetoacetaat) (in totaal ongeveer 600 kilogram) vervoerd in een voertuig (bedrijfsauto met kenteken [kenteken] );
- in het kader van voornoemde activiteiten met elkaar contact gelegd en afspraken gemaakt via onder andere versleutelde berichten;
ten aanzien van feit 2:
in de periode van 1 december 2020 tot en met 31 januari 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, 100 blokken/kilo cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
ten aanzien van feit 3:
in de periode van 1 december 2020 tot en met 31 januari 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden,
een of meer anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen, te doen plegen en mede te plegen, en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en zijn mededaders wisten, dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten, immers heeft hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s):
- contact gelegd met potentiële afnemers in relatie tot het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, bewerken en verwerken van cocaïne en
- vraag en aanbod geïnventariseerd om zo tot een fatsoenlijke prijs per kilo cocaïne te komen en
- in het kader van voornoemde activiteiten met elkaar contact gelegd en prijsafspraken gemaakt via onder andere versleutelde berichten;
ten aanzien van feit 4:
op één of meer tijdstippen in de periode van 15 december 2020 tot en met 17 december 2020 in Schinveld, in Rotterdam en in Malaga, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter uitvoering van het door hem en zijn medeverdachte(n) voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen en te vervoeren een hoeveelheid van ongeveer 146,3 kilogram hennep en 142,5 kilogram hasjiesj, zijnde hennep en hasjiesj middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, contact heeft onderhouden, informatie heeft uitgewisseld, afspraken heeft gemaakt en met zijn mededader(s) met betrekking tot het invoeren en vervoeren van die hennep en hasjiesj onder andere via versleutelde berichten terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden, door een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen en mede te plegen en door stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
in eendaadse samenloop met
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voorbereiden, door een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen en mede te plegen en door stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
ten aanzien van feit 4:
medeplegen van poging tot opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van het voorarrest en een geldboete van € 100.000,-.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan ernstige Opiumwet gerelateerde feiten. Het is een feit van algemene bekendheid dat de productie van en de handel in verdovende middelen doorgaans wordt uitgevoerd door criminele organisaties of samenwerkingsverbanden. Naast de bekende gezondheidsrisico’s en de schade die met dit productieproces aan het milieu wordt toegebracht, hebben deze samenwerkingsverbanden een ontwrichtend effect op de maatschappij. De verdachte heeft hieraan een bijdrage geleverd, ogenschijnlijk om er zelf beter van te worden.
Uit de ontsleutelde chatberichten komt duidelijk naar voren dat de verdachte bij het begaan van de strafbare feiten een sturende rol heeft gehad.
Omdat het plegen van deze strafbare feiten wordt gedreven door financieel gewin, acht de rechtbank het passend om naast een gevangenisstraf een forse geldboete op te leggen.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de slechte fysieke gezondheid van de verdachte, alsmede de slechte gezondheidstoestand van de echtgenote/partner van de verdachte.
Gelet op hetgeen hiervoor is opgemerkt acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van het voorarrest en een geldboete van
€ 100.000,- passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24, 24c, 45, 47, 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal volgt, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 365 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, voorzitter, mr. R.C.A.M. Philippart en mr. G.H. Hermanides, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.A.M. Spijkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 2 april 2025.
Buiten staat
Mr. Hermanides is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2021 tot en met 9 maart 2021, in Schinveld, in de gemeente Beekdaelen en/of in Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, en/of in Hillensberg, in de gemeente Selfkant, in elk geval in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
,om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, en/of vervaardigen, van amfetamine en/of metamfetamine, in elk geval een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine en/of metamfetamine, zijnde amfetamine en/of metamfetamine, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
-een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
-zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
-(een) voorwerp(en), vervoermiddel(en), stof(fen) en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s):
-(een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën en/of grondstoffen MAPA (methyl-alfa-fenylacetoacetaat) (in totaal ongeveer (netto) 600 kilogram) vervoerd in/met een voertuig (bedrijfsauto met kenteken [kenteken] ), in elk geval een hoeveelheid chemicaliën en/of grondstoffen MAPA (methyl-alfa-fenylacetoacetaat) (in totaal ongeveer 600 kilogram) en/of een vervoermiddel (bedrijfsauto met kenteken [kenteken] ) bestemd voor het vervoer van voormelde MAPA (methyl-alfa-fenylacetoacetaat), voorhanden gehad en/of
-in het kader van voornoemde activiteit(en) met elkaar contact gelegd/onderhouden en/of (een) afspra(a)k(en) gemaakt via onder andere versleutelde berichten;
feit 2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 31 januari 2021 in Schinveld, in de gemeente Beekdaelen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, 100 blokken/kilo cocaïne, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 3
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 december 2020 tot en met 31 januari 2021 in Schinveld, in de gemeente Beekdaelen, en/of in Eindhoven, in de gemeente Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en buiten het grondgebied van Nederland brengen van hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/ofte bevorderen,
-een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
-zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
-(een) voorwerp(en), vervoermiddel(en), stof(fen) en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s):
-contact gelegd met potentiële afnemers in relatie tot het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, bewerken en verwerken van cocaïne en/of
-vraag en aanbod geïnventariseerd om zo tot een fatsoenlijke prijs per kilo cocaïne te komen en/of
-in het kader van voornoemde activiteit(en) met elkaar contact gelegd/onderhouden en/of (een) (prijs)afspra(a)k(en) gemaakt via onder andere versleutelde berichten;
feit 4
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 15 december 2020 tot en met 17 december 2020 in Schinveld, in de gemeente Beekdaelen, en/of in Rotterdam, in de gemeente Rotterdam, in elk geval in Nederland, en/of in Malaga, in elk geval in Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem en/of zijn medeverdachten voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen en/of te vervoeren een hoeveelheid van ongeveer 146,3 kilogram hennep, in elk geval een hoeveelheid hennep en/of 142,5 kilogram hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hennep en/of hasjiesj (gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd) (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, contact heeft onderhouden en/of informatie heeft uitgewisseld en/of afspraken heeft gemaakt en met zijn/hun mededader(s) met betrekking tot het invoeren en/of vervoeren van die hennep en/of hasjiesj onder andere via versleutelde berichten terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid.