ECLI:NL:RBLIM:2025:3126

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
C/03/337488 / FT RK 24/593 en C/03/337498 / FT RK 24/594
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een insolventiezaak met betrekking tot Vivare

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure waarbij verzoeker, woonachtig aan een onbekend adres, een dwangakkoord heeft aangevraagd met zijn schuldeisers, waaronder Vivare. Verzoeker heeft te maken met achttien concurrente schuldeisers met een totale schuldenlast van € 64.350,07, waarvan Vivare een vordering heeft van € 18.095,07. Verzoeker heeft in het minnelijk traject een aanbod gedaan van 7,77% van de totale schuldenlast, wat neerkomt op € 3.250,00. Vivare heeft echter geweigerd in te stemmen met dit akkoord, ondanks het hogere percentage dat werd aangeboden. De rechtbank heeft de situatie van verzoeker, die kampt met verslavingsproblematiek en onder bewind staat, in overweging genomen. De rechtbank oordeelt dat de weigering van Vivare om in te stemmen met het dwangakkoord niet redelijk is, gezien de omstandigheden en het feit dat verzoeker zijn best doet om te sparen voor zijn schuldeisers. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot vaststelling van het dwangakkoord toegewezen en Vivare bevolen in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. De proceskosten zijn op nihil begroot, aangezien verzoeker niet bijgestaan werd door een advocaat en er geen griffierecht verschuldigd was.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
toewijzing dwangakkoord
Toezicht / insolventies
rekestnummers: C/03/337488 / FT RK 24/593 en C/03/337498 / FT RK 24/594
datum vonnis: 25 maart 2025
in de zaak van
[verzoeker],
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
verzoeker
tegen
Vivare,
Postbus 5265, 6802 EG Arnhem,
verweerder.

1.De procedure

1.1.
Deze blijkt uit de navolgende processtukken:
  • het op 19 december 2024 ter griffie ingekomen verzoekschrift met bijlagen;
  • de op 21 februari 2025 ontvangen aanvullende stukken van Certus Bewindvoering;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van het verzoekschrift op 12 maart 2025.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • verzoeker,
  • [naam schuldhulpverlener] , schuldhulpverlener Kredietbank Limburg,
  • [naam beschermingsbewindvoerder] , beschermingsbewindvoerder namens Certus Bewindvoering;
1.3.
Verweerder heeft zijn standpunt ten aanzien van het verzoek per mail van 7 maart 2025 (nogmaals) kenbaar gemaakt. In diezelfde mail heeft verweerder zich voor de zitting afgemeld.
1.4.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker verzoekt primair Vivare op de voet van het bepaalde in art. 287 a Faillissementswet (Fw) te bevelen in te stemmen met de aangeboden schuldregeling en subsidiair de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit te spreken.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de beoordeling van het onderhavige verzoek gaat de rechtbank uit van de volgende feiten.
Verzoeker heeft achttien concurrente schuldeisers, die in totaal een bedrag van € 64.350,07 van hem te vorderen hebben. Tot deze schuldeisers behoort verweerder met een vordering van, zoals in het verzoekschrift vermeld, € 18.095,07. Er zijn geen preferente vorderingen.
Het voorstel
3.2.
Verzoeker heeft in het minnelijk traject in eerste instantie een aanbod gedaan van 2,54 %. Bij een herhaald verzoek in te stemmen met een dwangakkoord werd een hoger percentage aangeboden, namelijk 7,77 % van het door de schuldeisers aangemelde bedrag. Verweerder is de enige schuldeiser die heeft geweigerd in te stemmen met het akkoord, ook na het aanbod van het hogere percentage.
Standpunt verweerder
3.3.
Verweerder heeft in zijn mail van 7 maart 2025 vermeld dat hij zijn eerder ingenomen standpunt handhaaft en niet akkoord gaat met een MSNP-traject. Het standpunt wordt als volgt gemotiveerd;
De heer [verzoeker] huurde van Vivare een eengezinswoning tot einde 2020, daar is door de politie een hennepkwekerij aangetroffen met bijna 300 planten, gevaarzetting door illegaal aftappen stroom. [verzoeker] is ontruimd en heeft de woning met veel schade achtergelaten, kosten à € 18.095,07. Er is fraude gepleegd met een verhuurdersverklaring, er zijn vaker afspraken niet nagekomen. Als schuldeiser blijven wij daarom van mening dat afspraken op vrijwillige basis niet voldoende zijn en zien een verplicht traject (WSNP) als meer passend.
Standpunt verzoeker
3.4.
Zowel uit de informatie in het dossier als hetgeen ter zitting is verklaard, kampte verzoeker (sinds zijn 14e levensjaar) met jarenlange verslavingsproblematiek. De bij Vivare ontstane situatie wordt door verzoeker niet ontkend. In die periode was hij nog zwaar verslaafd en beleefde hij een en ander in een roes. Hiermee wil verzoeker zijn verantwoordelijkheid niet ontlopen, hij had graag, was verweerder ter zitting verschenen, zijn oprechte excuses willen aanbieden. Inmiddels is verzoeker, na diverse trajecten, sinds 2021 volledig abstinent ten aanzien van het gebruik van middelen. Hoewel hij niet meer gebruikt werkt hij nog steeds aan verder herstel. Hij gaat vier dagen per week naar zelfhulpgroepen. Vanwege een langdurige psychische stoornis, mede samenhangend met de voormelde verslavingsproblematiek, valt verzoeker onder de Wet Langdurige Zorg. Er is begeleiding richting herstel, maar verzoeker heeft nog een lange weg te gaan. Betaald werk behoort voorlopig niet tot de mogelijkheden. Sinds januari 2019 staat hij onder bewind. De bewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat de contacten in eerste instantie problematisch tot zelfs zeer problematisch verliepen, echter dat het contact inmiddels op een bijzonder positieve manier is gewijzigd. Verzoeker heeft daarbij in de afgelopen periode alles op alles gezet om zoveel mogelijk voor zijn schuldeisers te sparen. Daarom kon het eerdere aanbod ook verhoogd worden naar 7,7 %. Het bedrag dat conform dit percentage aan de gezamenlijke schuldeisers kon worden aangeboden bedroeg € 3.250,00. Ter zitting heeft de beschermingsbewindvoerder verklaard en aangetoond dat op 10 maart 2025 een bedrag van € 6.367,22 is gespaard en dus ten goede komt aan de gezamenlijke schuldeisers.
Oordeel van de rechtbank
3.5.
Ingevolge artikel 287a Fw kan een verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord worden toegewezen, indien de schuldeiser in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat hij heeft bij de uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van de schuldenaar of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad. De wetgever heeft met de invoering van deze bepaling beoogd het minnelijk traject te versterken met een belangrijk rechtsmiddel.
3.6.
Vooropgesteld wordt dat een schuldeiser het recht heeft om te verlangen dat al het mogelijke wordt gedaan om zijn vordering volledig voldaan te krijgen.
3.7.
De vordering van verweerder bedraagt 28,12 % van de totale schuldenlast. Uit de mail van verweerder blijkt dat zijn weigering om in te stemmen met een dwangakkoord mede is ingegeven door het, volgens verweerder, vrijblijvende karakter van de MSNP. Volgens verweerder zou een WSNP, een verplicht traject, meer passend zijn.
3.8.
De vordering van verweerder bedraagt € 18.095,07 op een totale schuldenlast van
€ 64.350,07 verdeeld over achttien schuldeisers. Het aangeboden percentage is een prognose. Dat wil zeggen dat, bij een toewijzing van het akkoord, alles boven het vrij te laten bedrag gespaard zal worden. Verzoeker heeft inmiddels aangetoond het sparen voor de schuldeisers serieus te nemen, gezien voormelde onder 3.4. Het minnelijk traject zal voorts, conform verzoek, 18 maanden duren, derhalve zal na ommekomst van deze maanden een nog hoger bedrag dan wel percentage van de vordering aangeboden kunnen worden. Hoewel een MSNP-traject wellicht iets minder verplichtingen met zich meebrengt, geldt dat niet voor de afdracht conform het vrij te laten bedrag. Hieraan heeft verzoeker zich jegens de Kredietbank geconformeerd. Houd verzoeker zich dienaangaande niet aan de afspraken dan bestaat nog immer de mogelijkheid dat schuldeisers hun vordering volledig op hem zullen kunnen verhalen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat weigering tot medewerking aan de minnelijke schuldregeling alle crediteuren zou schaden. Het inkomen van verzoeker zal de komende jaren niet substantieel wijzigen waardoor een hoger aanbod niet haalbaar is. Het nu voorgestelde percentage is dan ook het hoogst haalbare. Bovendien brengt een wettelijk (schuldsanerings-)traject dermate hoge kosten met zich mee, dat het huidige aanbod daarin niet haalbaar zal zijn. De schuldeisers, en dus ook verweerder, zullen in dat geval minder ontvangen dan nu door verzoeker wordt aangeboden. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder niet in redelijkheid tot een weigering kan komen.
3.9.
Nu het dwangakkoord door de rechtbank is toegewezen komt zij niet meer toe aan de beoordeling van het subsidiaire verzoek, om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
3.10.
Nu voor onderhavig verzoekschrift geen griffierecht is verschuldigd en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de proceskosten op nihil begroot. Om deze reden spreekt de rechtbank geen proceskostenveroordeling uit.

4.De beslissing

De rechtbank:
beveelt Vivare in te stemmen met de door verzoeker aan de gezamenlijke crediteuren aangeboden schuldregeling;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth, rechter, en uitgesproken ter openbare
terechtzitting van 25 maart 2024 in tegenwoordigheid de griffier. (MJ)
Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.