In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure waarbij verzoeker, woonachtig aan een onbekend adres, een dwangakkoord heeft aangevraagd met zijn schuldeisers, waaronder Vivare. Verzoeker heeft te maken met achttien concurrente schuldeisers met een totale schuldenlast van € 64.350,07, waarvan Vivare een vordering heeft van € 18.095,07. Verzoeker heeft in het minnelijk traject een aanbod gedaan van 7,77% van de totale schuldenlast, wat neerkomt op € 3.250,00. Vivare heeft echter geweigerd in te stemmen met dit akkoord, ondanks het hogere percentage dat werd aangeboden. De rechtbank heeft de situatie van verzoeker, die kampt met verslavingsproblematiek en onder bewind staat, in overweging genomen. De rechtbank oordeelt dat de weigering van Vivare om in te stemmen met het dwangakkoord niet redelijk is, gezien de omstandigheden en het feit dat verzoeker zijn best doet om te sparen voor zijn schuldeisers. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot vaststelling van het dwangakkoord toegewezen en Vivare bevolen in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. De proceskosten zijn op nihil begroot, aangezien verzoeker niet bijgestaan werd door een advocaat en er geen griffierecht verschuldigd was.