ECLI:NL:RBLIM:2025:2924

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
11459727 CV EXPL 25-43
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake betalingsverplichtingen en proceskosten in faillissement

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, heeft de kantonrechter op 26 maart 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en [gedaagde]. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J.P.M. Bergmans, vorderde betaling van een restantbedrag van € 7.099,81, plus rente en kosten, op basis van een vaststellingsovereenkomst. De gedaagde, die in persoon procedeerde, heeft verzuimd te antwoorden op de dagvaarding en is op 18 februari 2025 in staat van faillissement verklaard. De kantonrechter heeft vastgesteld dat, ondanks het faillissement, de procedure kon doorgaan omdat deze voor vonnis stond. De vordering van de eiser werd niet weersproken door de gedaagde, waardoor de kantonrechter de vordering toewijsde. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 729,99 en de proceskosten, die in totaal € 868,38 bedroegen. De gedaagde moet deze bedragen binnen veertien dagen na aanschrijving betalen, met wettelijke rente indien niet tijdig voldaan wordt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11459727 CV EXPL 25-43
Vonnis van 26 maart 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. J.P.M. Bergmans,
tegen
[gedaagde]handelend onder de naam
[handelsnaam],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het aan [gedaagde] verleende uitstel, waarna [gedaagde] niet meer heeft geantwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1.
Ter rolzitting van 5 februari 2025 heeft [gedaagde] verzuimd om te antwoorden. Ter rolzitting van 12 februari 2025 heeft de kantonrechter bepaald dat uitspraak wordt gewezen.
De kantonrechter is ermee bekend dat [gedaagde] daarna, op 18 februari 2025, door de rechtbank Limburg in staat van faillissement is verklaard. Ingevolge artikel 30 FW is artikel 29 FW (een ambtshalve schorsing van de procedure ingeval van faillissement) niet van toepassing op procedures die voor vonnis staan. Daarmee kan vonnis worden gewezen.
2.2.
[eiser] vordert de veroordeling van [gedaagde] tot nakoming van de gemaakte betalingsafspraken in de vaststellingsovereenkomst door voldoening van het restantbedrag van € 7.099,81, met rente en kosten.
2.3.
De stellingen van [eiser] kunnen het gevorderde dragen en zijn door [gedaagde] niet weersproken. Het gevorderde aan hoofdsom en wettelijke rente daarover moet daarom worden toegewezen.
2.4.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is van toepassing en het gevorderde bedrag is ermee in overeenstemming. Daarom zal € 729,99 worden toegewezen.
2.5.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen, vermeerderd met de wettelijke rente zoals gevorderd. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,38
- griffierecht
257,00
- salaris gemachtigde
339,00
(1 punt × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
868,38

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 7.099,81, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 6 november 2024, tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 729,99 aan buitengerechtelijke kosten,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 868,38, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2025.
NIv