ECLI:NL:RBLIM:2025:2826

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
11565181 CV EXPL 25-1126
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van gehuurde woning wegens huurachterstand en afwijzing van borgsom

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 27 maart 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder, [eiser], heeft de huurder, [gedaagde], aangeklaagd wegens een huurachterstand van meer dan drie maanden en heeft ontruiming van de woning gevorderd. De huurder heeft erkend dat hij in gebreke is gebleven met de huurbetalingen, maar heeft verzocht om een betalingsregeling. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is voor de verhuurder, aangezien de huurachterstand is erkend en de huurder beperkte inkomsten heeft. De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen, met een redelijke termijn van twee weken voor de huurder om de woning te verlaten.

Daarnaast heeft de verhuurder ook een vordering ingediend voor de betaling van de waarborgsom, maar deze is afgewezen omdat er onvoldoende spoedeisend belang is aangetoond. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de waarborgsom alleen betrekking heeft op eventuele schade en dat deze schade nog niet is geleden. De vordering tot betaling van de achterstallige huur is toegewezen, evenals de proceskosten, die de huurder moet vergoeden. De kantonrechter heeft de huurder hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, toekomstige huurtermijnen en proceskosten, met wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11565181 \ CV EXPL 25-1126
Vonnis in kort geding van 27 maart 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. R.M.J. Schoonbrood,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

te [woonplaats 2] ,
2.
[gedaagde sub 2],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partijen,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] (gedaagden gezamenlijk, in mannelijk enkelvoud).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding van 11 maart 2025;
- de mondelinge behandeling van 20 maart 2025, waarvan de griffier zittingsaantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] verhuurt sinds 1 november 2024 de woning aan de [adres] in [woonplaats 2] (hierna: het gehuurde) aan [gedaagde] , tegen een huurprijs van € 2.000,00 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.2.
[gedaagde] heeft de huur met betrekking tot de maanden december 2024 tot en met maart 2025 niet voldaan. Ook de overeengekomen waarborgsom van € 4.000,00 is niet door [gedaagde] voldaan.
2.3.
[eiser] heeft [gedaagde] per brieven van 22 januari en 6 februari 2025 gesommeerd om tot betaling van de openstaande bedragen over te gaan maar ook deze brieven hebben niet tot betaling geleid.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] hoofdelijk te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis.
3.2.
Daarnaast stelt [eiser] in het lichaam van zijn dagvaarding, en dat blijkt ook uit de huurovereenkomst, dat de huurprijs € 2.000,00 per maand bedraagt. Bij een achterstand van vier maanden zou het openstaande bedrag dus € 8.000,00 moeten bedragen. [eiser] vordert in het petitum van zijn dagvaarding echter veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 4.800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2025 tot de dag van volledige betaling, en vanaf 1 april 2025 tot betaling van € 1.200,00 per maand, zolang de woning niet is ontruimd. [eiser] heeft verder geen toelichting gegeven op het verschil in deze bedragen en ook ter zitting heeft hij geen verklaring gegeven noch zijn eis vermeerderd. Voor de verdere beoordeling van deze zaak zal dan ook alleen worden uitgegaan van de bedragen die in het petitum van de dagvaarding zijn vermeld.
3.3.
[eiser] vordert tevens een hoofdelijke veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 4.000,00 wegens het niet betalen van de overeengekomen waarborgsom. Omdat [gedaagde] ook na diverse sommaties niet tot betaling van de achterstallige bedragen is overgegaan, vordert [eiser] ook veroordeling tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten.
3.4.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de tussen partijen bestaande huurovereenkomst door de overeengekomen waarborgsom niet te betalen en door – vrijwel meteen na het aangaan van de huurovereenkomst – een huurachterstand te laten ontstaan, die inmiddels is opgelopen tot een achterstand van vier maanden. Omdat [gedaagde] ook na diverse sommaties niet tot betaling van de achterstallige bedragen is overgegaan, vordert [eiser] ook een veroordeling tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, evenals een veroordeling in de proceskosten.
3.5.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] de hoogte van de huurachterstand erkend en verzocht om een betalingsregeling te treffen met [eiser] .
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Nu [eiser] zijn hoofdverblijf in Polen heeft en [gedaagde] in Nederland woont, heeft deze zaak een internationaal karakter. De regels van het internationaal bevoegdheidsrecht zijn van openbare orde. Dit betekent dat de kantonrechter, ook als partijen dit niet ter discussie stellen, moet beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van deze zaak. De kantonrechter heeft aan de hand van de toepasselijke verordeningen en wetsartikelen vastgesteld dat hij bevoegd is en dat het Nederlandse recht van toepassing is.
4.2.
Een vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiser] daarbij een spoedeisend belang heeft. Er is een behoorlijke huurachterstand ontstaan die door [gedaagde] is erkend. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] verklaard dat hij de achterstand niet in een keer kan betalen en als zzp’er bovendien beperkte inkomsten heeft, zodat [eiser] terecht vreest voor een verder oplopende huurachterstand. [eiser] heeft daarom voldoende spoedeisend belang bij een executoriale titel voor betaling van de huurachterstand en bij zekerheid dat [eiser] het gehuurde daadwerkelijk ontruimt, zodat het gehuurde opnieuw verhuurd kan worden.
4.2.
Voor wat betreft de vordering ten aanzien van de overeengekomen maar onbetaalde waarborgsom geldt het volgende. [eiser] vordert dat de waarborgsom alsnog wordt betaald. Hij vordert dat naast de betaling van de achterstallige en toekomstige huurtermijnen. In beginsel ziet de borg echter alleen op eventuele schade die [eiser] lijdt als [gedaagde] het gehuurde niet op de juiste wijze oplevert. Die schade is nog niet geleden (als die al ooit geleden zal worden), wat maakt dat een voldoende spoedeisend belang ontbreekt. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
4.3.
De kantonrechter stelt voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet - volgens vaste jurisprudentie - grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een - diepgaand - onderzoek naar bestreden feiten en gezien de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is.
4.4.
Gelet op de door [gedaagde] erkende huurachterstand van vier maanden acht de kantonrechter het voldoende aannemelijk geworden dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal worden ontbonden zodat het gerechtvaardigd is om – vooruitlopend daarop – de in deze procedure gevorderde ontruiming toe te wijzen. De stellingen van [gedaagde] omtrent mogelijke gebreken aan het gehuurde maken dit niet anders nu het bestaan van deze gebreken op geen enkele manier is onderbouwd en evenmin gesteld of gebleken is dat [gedaagde] deze gebreken heeft gemeld aan [eiser] of hem ter zake van die gebreken in gebreke heeft gesteld. Van andere omstandigheden op grond waarvan de ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen niet gerechtvaardigd zou zijn, is de kantonrechter evenmin gebleken. Er zal een redelijke ontruimingstermijn van twee weken gehanteerd moeten worden.
4.5.
Ook de gevorderde betaling van de achterstallige huur en de toekomstige huurtermijnen zal worden toegewezen.
4.6.
[eiser] vordert tevens vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] een consument is (een natuurlijk persoon die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf). Daarom moet de kantonrechter controleren of is voldaan aan de dan geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten (artikel 6:96 leden 5 en 6 BW). [eiser] heeft aan [gedaagde] een aanmaning verstuurd die niet voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW, omdat in de aanmaning geen betalingstermijn van veertien dagen is gegeven die ingaat op de dag na ontvangst van de aanmaning en ook het toepasselijke wettelijke tarief niet in de aanmaning is vermeld. De gevorderde vergoeding zal daarom worden afgewezen.
4.7.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten (inclusief nakosten). De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
146,43
- griffierecht
257,00
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.352,43
4.8.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.9.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] hoofdelijk om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het pand aan de [adres] te [woonplaats 2] met alle daarin aanwezige personen en zaken te ontruimen en ontruimd te houden en de sleutels af te geven aan [eiser] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] , hoofdelijk, tot betaling aan [eiser] van:
a) € 4.800,00 aan achterstallige huur tot en met 31 maart 2025, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2025 tot de dag van volledige betaling,
b) € 1.200,00 voor elke maand of gedeeltelijke maand vanaf 1 april 2025 zolang de woning door [gedaagde] niet is ontruimd en ter vrije beschikking van [eiser] is gesteld,
c) € 1.352,43 aan proceskosten, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald, tevens te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2025.
LC