In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 26 maart 2025 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind, dat al dertien jaar bij de pleegmoeder woont. De moeder heeft feitelijk nooit de verantwoordelijkheid voor de opvoeding en verzorging van het kind gedragen en heeft ingestemd met het verzoek van de pleegmoeder om het gezag te beëindigen en haar tot voogd te benoemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het kind ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd door het ontbreken van uitvoering van het gezag door de moeder. De rechtbank heeft de pleegmoeder ontvankelijk verklaard in haar verzoek, omdat de raad niet zelf een verzoek tot gezagsbeëindiging heeft ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat de juridische situatie in overeenstemming moet worden gebracht met de feitelijke situatie, waarbij de pleegmoeder al dertien jaar zorg draagt voor het kind. De rechtbank heeft het verzoek van de pleegmoeder toegewezen en het ouderlijk gezag van de moeder beëindigd, en de pleegmoeder benoemd tot voogd over het kind. Tevens is bepaald dat de griffier een afschrift van de beschikking zal doen toekomen aan het centrale gezagsregister.