ECLI:NL:RBLIM:2025:2721

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
C/03/330773 / FA RK 24-1791
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming van de pleegouder tot voogd over minderjarig kind

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 26 maart 2025 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind, dat al dertien jaar bij de pleegmoeder woont. De moeder heeft feitelijk nooit de verantwoordelijkheid voor de opvoeding en verzorging van het kind gedragen en heeft ingestemd met het verzoek van de pleegmoeder om het gezag te beëindigen en haar tot voogd te benoemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het kind ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd door het ontbreken van uitvoering van het gezag door de moeder. De rechtbank heeft de pleegmoeder ontvankelijk verklaard in haar verzoek, omdat de raad niet zelf een verzoek tot gezagsbeëindiging heeft ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat de juridische situatie in overeenstemming moet worden gebracht met de feitelijke situatie, waarbij de pleegmoeder al dertien jaar zorg draagt voor het kind. De rechtbank heeft het verzoek van de pleegmoeder toegewezen en het ouderlijk gezag van de moeder beëindigd, en de pleegmoeder benoemd tot voogd over het kind. Tevens is bepaald dat de griffier een afschrift van de beschikking zal doen toekomen aan het centrale gezagsregister.

Uitspraak

Rechtbank Limburg

Familie en jeugd
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/03/330773 / FA RK 24-1791
Beschikking van 26 maart 2025 betreffende ouderlijke verantwoordelijkheden
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: de pleegmoeder,
advocaat: mr. P.H.J. Nass, kantoorhoudend te Gulpen,
tegen:
[verweerster],
wonende te [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: de moeder,
betreffende de minderjarige:
[het kind], geboren te [plaatsnaam] op [geboortedatum] 2011.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is bij deze zaak betrokken:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Limburg, verder te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het volgende:
- het verzoekschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 13 mei 2024;
- de brief van de moeder, binnengekomen op 17 mei 2024;
- de brief van de moeder, binnengekomen op 21 juni 2024;
- de brief van de moeder, binnengekomen op 22 januari 2025;
- het F9-formulier van de pleegmoeder van 18 februari 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 februari 2025. Daarbij zijn verschenen:
- de pleegmoeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad.
1.3.
De moeder is niet ter zitting verschenen.
1.4.
De rechtbank heeft [het kind] naar haar mening gevraagd. Op 18 februari 2025 heeft zij hierover een gesprek gehad met de behandelend rechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [het kind] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.
2. De vaststaande feiten
2.1.
[het kind] is uit de inmiddels beëindigde relatie tussen de moeder en haar biologische vader geboren. De biologische vader heeft [het kind] niet erkend. De moeder oefent van rechtswege het eenhoofdig gezag over [het kind] uit.
2.2.
[het kind] verblijft sinds 30 september 2011 bij de pleegmoeder, de zus van de moeder.

3.Het verzoek en de onderbouwing

3.1.
De pleegmoeder verzoekt de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
  • het gezag van de moeder over [het kind] wordt beëindigd;
  • de pleegmoeder tot voogd over [het kind] wordt benoemd;
  • de griffier een afschrift van de te wijzen beschikking zal doen toekomen aan het centrale gezagsregister, om daarin aantekening te doen van de gewijzigde gezagssituatie.
3.2.
Ter onderbouwing van de verzoeken stelt de pleegmoeder het volgende.
Het is belangrijk dat de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie. [het kind] maakt al dertien jaar deel uit van het gezin van de pleegmoeder. De pleegmoeder heeft [het kind] gedurende deze periode onafgebroken verzorgd en opgevoed. De moeder heeft aan de pleegmoeder meegedeeld dat ze het ermee eens is dat de pleegmoeder de voogdij over [het kind] krijgt. De pleegmoeder maakt zich zorgen over de ontwikkeling van [het kind] als zij geen belangrijke beslissingen over haar kan nemen, juist nu [het kind] aan het begin van haar puberteit staat. De moeder wil en kan de verantwoordelijkheid hiervoor niet meer dragen.

4.Het standpunt van de moeder

4.1.
De moeder vermeldt in haar brieven van 17 mei 2024, 21 juni 2024 en 22 januari 2025 dat zij instemt met de beëindiging van het gezag over [het kind] en met de benoeming van de pleegmoeder tot voogd over [het kind] . [het kind] verblijft al dertien jaar bij de pleegmoeder. Dit is voor [het kind] een vertrouwde plek en het is belangrijk dat ze daar kan blijven. De moeder en de pleegmoeder zitten op één lijn over de dingen die [het kind] aangaan. De band tussen de moeder en [het kind] is goed en zij zien elkaar regelmatig. In haar brieven schetst de moeder een beeld van de gebeurtenissen uit het verleden. De moeder stelt niet in staat te zijn om voor [het kind] te zorgen. Zij zal vanwege persoonlijke problematiek ook niet op de mondelinge behandeling verschijnen.

5.De mening van [het kind]

5.1.
Tijdens het gesprek met de kinderrechter heeft [het kind] verteld dat ze niet meer naar school gaat. Zij wil wel naar school, maar ze mist de motivatie daarvoor. Ze vindt het ook moeilijk om hierover te praten. Over een maand start [het kind] met dagbesteding. Het gaat goed met [het kind] bij de pleegmoeder. De moeder heeft een week geleden het contact met [het kind] verbroken vanwege een ruzie. Daarvoor was [het kind] elk weekend bij de moeder. [het kind] wil de moeder nog wel zien, omdat ze de moeder soms mist, maar ze heeft er veel moeite mee dat het zo vaak mis gaat tussen haar moeder en haar.

6.Het advies van de raad

6.1.
De raad adviseert de kinderrechter het verzoek van de pleegmoeder toe te wijzen. Het is voor de raad duidelijk dat [het kind] bij haar pleegmoeder helemaal op haar plek is en daarom ook belangrijk dat de juridische werkelijkheid hiermee in overeenstemming wordt gebracht.

7.De beoordeling

De ontvankelijkheid
7.1.
De rechtbank beoordeelt eerst de vraag of de pleegmoeder ontvankelijk is in haar verzoek en overweegt als volgt. Volgens de wet [1] kan beëindiging van het gezag worden uitgesproken op verzoek van de raad of het openbaar ministerie. Tevens is degene die niet de ouder is en de minderjarige gedurende ten minste een jaar als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt bevoegd tot het doen van het verzoek, maar alleen indien de raad niet zelf een verzoekschrift indient. [het kind] verblijft op het moment van indiening van het verzoekschrift ongeveer dertien jaar bij de pleegmoeder. De raad heeft, uitdrukkelijk desgevraagd door de pleegmoeder, geen verzoekschrift tot gezagsbeëindiging ingediend. De pleegmoeder is daarmee ontvankelijk in haar verzoek, zodat de rechtbank daarmee toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
De inhoudelijke beoordeling
7.2.
Volgens de wet [2] kan de rechtbank het gezag van een ouder beëindigen indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn. [3]
7.3.
De rechtbank overweegt als volgt.
[het kind] woont nu dertien jaar bij de pleegmoeder en de moeder heeft feitelijk nooit de verantwoordelijkheid voor de opvoeding en verzorging van [het kind] gedragen. De moeder neemt ook geen beslissingen over [het kind] en laat dit aan de pleegmoeder over.
Daarnaast is bij [het kind] sprake van kindeigen problematiek, waaronder hechtingsproblematiek. Als gevolg daarvan gaat [het kind] niet of nauwelijks naar school en heeft zij er moeite mee om hobby’s vol te houden. Zij heeft professionele hulp nodig bij het krijgen van dagstructuur en zinvolle dagbesteding. Gelukkig is deze hulp inmiddels ingezet. Mocht in de toekomst meer of andere hulp nodig zijn, dan is het belangrijk dat die hulp voortvarend ingezet kan worden. Nu is dat nog wel eens lastig omdat de moeder niet altijd tijdig haar toestemming geeft.
7.4.
De rechtbank is tenslotte van oordeel dat het ontbreken van uitvoering van het gezag van de moeder over [het kind] dermate belastend is voor [het kind] en in strijd met hetgeen van een verantwoord opvoeder mag worden verwacht, dat [het kind] daardoor ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [het kind] heeft in haar gesprek met de kinderrechter gezegd dat ze de moeder wel graag wil zien en haar mist, maar er ook veel last en verdriet van heeft dat het tussen haar moeder en haar zo vaak misgaat.
Uit het vorenstaande en de uitlatingen van de moeder zelf volgt dat de moeder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [het kind] te dragen binnen een voor [het kind] aanvaardbaar te achten termijn.
7.5.
De rechtbank is op grond van bovenstaande van oordeel dat hiermee aan de wettelijke voorwaarden voor gezagsbeëindiging is voldaan. De rechtbank zal het verzoek van de pleegmoeder tot beëindiging van het gezag van de moeder daarom toewijzen.
7.6.
De gezagsbeëindiging leidt ertoe dat niet langer in het gezag over [het kind] is voorzien, zodat de rechtbank een voogd over [het kind] moet benoemen. [4] Volgens de wet [5] benoemt de rechtbank in geval van beëindiging van het gezag op verzoek van (in dit geval) de pleegouder bij voorkeur tot voogd degene, die op het tijdstip van het verzoek de minderjarige ten minste een jaar als behorende tot hun gezin heeft verzorgd en opgevoed, mits deze bevoegd is tot de voogdij. De pleegmoeder voldoet aan deze wettelijke eis. Naar het oordeel van de rechtbank is de benoeming van de pleegmoeder tot voogd over [het kind] ook in het belang van [het kind] wenselijk. [het kind] wil zelf ook graag dat haar pleegmoeder tot haar voogd wordt benoemd. Daarom zal de rechtbank het verzoek toewijzen en de pleegmoeder belasten met de voogdij over [het kind] .
7.7.
De rechtbank zal tevens bepalen dat de griffier een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het centrale gezagsregister om daarin aantekening te doen van de gewijzigde gezagssituatie. [6]

8.De beslissing

De rechtbank:
8.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van [verweerster] , geboren op [geboortedatum] 1969 in [plaatsnaam] over [het kind] , geboren op [geboortedatum] 2011 in [plaatsnaam] ;
8.2.
benoemt tot voogd over [het kind] : [verzoekster] , geboren op [geboortedatum] 1970 in [plaatsnaam] ;
8.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
8.4.
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.F.M. van Swaaij, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. R.A.P.M. Jacobs, griffier, op 26 maart 2025.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 1:267 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2.Artikel 1:266 lid 1 onder a BW.
3.Zie artikel 1:247 lid 2 BW.
4.Artikel 1:275 lid 1 BW.
5.Artikel 1:275 lid 4 BW.
6.Artikel 2 aanhef en onder a van het Besluit gezagsregisters.