In deze zaak vordert eiser, wonende te [woonplaats 1], dat de overeenkomst met gedaagden gedeeltelijk wordt ontbonden wegens toerekenbare tekortkoming. Eiser heeft in maart 2023 een overeenkomst gesloten met gedaagden, die (voormalige) vennoten zijn van de vennootschap onder firma [naam VOF]. De VOF is op 2 april 2024 in staat van faillissement verklaard. Eiser heeft een totale koopsom van € 10.974,70 voor kozijnen en deuren betaald, waarvan € 6.584,82 als aanbetaling is gedaan. Gedaagden hebben hun verplichtingen niet nagekomen, ondanks meerdere ingebrekestellingen van eiser. Eiser heeft daarom de overeenkomst gedeeltelijk ontbonden en vordert terugbetaling van de aanbetaling minus de waarde van geleverde goederen, alsook buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagden de feiten in de dagvaarding niet hebben weersproken, waardoor deze vaststaan. De kantonrechter verklaart de overeenkomst gedeeltelijk ontbonden en wijst de vordering van eiser tot terugbetaling van de hoofdsom van € 5.834,82 en de buitengerechtelijke incassokosten van € 666,74 toe. De proceskosten worden ook aan gedaagden opgelegd, omdat zij in het ongelijk zijn gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat gedaagden onmiddellijk moeten voldoen aan de veroordelingen, ook al is er mogelijk hoger beroep.