ECLI:NL:RBLIM:2025:2552

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
C/03/339552 / HA RK 25-32
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in strafzaak wegens vermeende vooringenomenheid

Op 11 maart 2025 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van mr. G.H. Hermanides, strafrechter in dezelfde rechtbank. Het verzoek tot wraking werd ingediend door een verzoeker die zich niet kon vinden in de proceshouding van de rechter tijdens de behandeling van een bezwaarschrift tegen een dagvaarding. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 februari 2025 heeft de verzoeker zijn gronden voor de wraking uiteengezet, waarbij hij stelde dat de rechter hem niet de gelegenheid gaf om zijn stukken ter overtuiging te overleggen. De rechter heeft echter herhaaldelijk uitgelegd dat eerst het bezwaarschrift behandeld moest worden voordat er over de strafzaak gesproken kon worden.

De wrakingskamer heeft de argumenten van de verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat de vrees voor vooringenomenheid niet objectief gerechtvaardigd was. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. In dit geval was er geen sprake van dergelijke omstandigheden, en de wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om geen stukken te accepteren geen grond voor wraking opleverde. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond, omdat er geen andere gronden waren aangevoerd die de vrees voor vooringenomenheid konden onderbouwen.

De beslissing werd openbaar uitgesproken door de meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en is een bevestiging van de noodzaak voor objectieve gronden bij het indienen van een wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Wrakingskamer
Zaaknummer: C/03/339552 / HA RK 25-32
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
dat strekt tot wraking van mr. G.H. Hermanides, strafrechter in de rechtbank Limburg, hierna de rechter.

1.De procedure

Op 26 februari 2025 vond de mondelinge behandeling plaats van het bezwaarschrift van verzoeker tegen de dagvaarding. Tijdens deze zitting is door verzoeker een verzoek tot wraking tegen de rechter ingediend. Daarop is proces-verbaal opgemaakt waarin de gronden voor de wraking zijn opgenomen.
De rechter heeft de wrakingskamer op 28 februari 2025 bericht dat hij niet berust in de wraking.

2.De beoordeling

Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij vooringenomen is. Het subjectieve standpunt van verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor vooringenomenheid moet objectief gerechtvaardigd zijn.
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van het verzoek. De wrakingskamer begrijpt dat grond voor de wraking is gelegen in de bejegening van verzoeker door de rechter. Verzoeker stelt dat de vooringenomenheid blijkt uit de proceshouding van de rechter omdat verzoeker zijn stukken ter overtuiging niet mag overleggen.
Bij de aanvang van de behandeling van het bezwaarschrift is door de rechter uitgelegd dat vooruitlopend op de inhoudelijke behandeling van de strafzaak eerst het bezwaarschrift tegen de dagvaarding wordt behandeld. Uit het proces-verbaal blijkt dat verzoeker ter zitting gelegenheid heeft gekregen om uit te leggen waarom hij een bezwaarschrift heeft ingediend tegen de dagvaarding en dat verzoeker zich in zijn reactie op de strafzaak richtte en niet op het bezwaarschrift.
De rechter heeft verzoeker meermaals uitgelegd dat eerst het bezwaarschrift beoordeeld dient te worden voordat gesproken kan worden over de strafzaak. Op het moment dat verzoeker zijn ‘stukken ter overtuiging’ wil overleggen, herhaalt de rechter dat eerst het bezwaarschrift beoordeeld dient te worden.
De rechter is gewraakt toen hij de beslissing nam dat verzoeker geen stukken mocht overleggen omdat eerst het bezwaarschrift beoordeeld moest worden. Dit is een procesbeslissing van de rechter en een dergelijke procesbeslissing kan geen grond voor wraking opleveren. Dat is alleen anders als er geen andere verklaring voor deze beslissing te geven is dan dat die beslissing door vooringenomenheid is ingegeven en een dergelijke beslissing een aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Daarvan is naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake.
Voor zover is aangevoerd dat de vooringenomenheid van de rechter blijkt uit de bejegening van verzoeker geldt dat verzoeker hiervoor geen enkele onderbouwing heeft gegeven.
Omdat er geen andere gronden zijn aangevoerd, is de wrakingskamer van oordeel dat de wraking ongegrond is.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart het verzoek tot wraking ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. M. Beije, voorzitter, mr. C.G.A. Wouters en
mr. W.F.J. Aalderink, rechters, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2025.